Tekst Petra Merkx
Foto Mischa Keijser

John Bijl automatiseerde zijn varenkwekerij zodanig dat er minder mankracht en vierkante meters nodig zijn. Vitro Plus uit Burgh-Haamstede – met 50 man in dienst  - werd daarmee een wereldspeler. Hij bedacht ook een soort minikasjes waarmee de plantjes snel, schoon en met weinig water groeien. Hij noemt ze ook wel ‘toverdoosjes’. Ook te gebruiken voor andere gewassen, zoals sla. Daarmee boort de ondernemer nu een nieuwe markt aan.

John Bijl: "Google Food is geïnteresseerd in onze technieken."

1. Wat is de belangrijkste innovatie van uw bedrijf?
“De eerste stap was de volledige automatisering van de productie, waarmee ik de eerste was in deze branche. Belangrijk daarbij is de invoering  van verticale teelt, in lagen boven elkaar, met lampen. Dat bespaart ruimte. Een enorme boost is op dit moment de introductie van zuinige led-lampen. De plantjes zelf zitten als het ware in minikasjes (pluggen), met daarop speciale folie. Deze techniek is ruimtebesparend én schoon. We hebben nauwelijks last van ziektes en schimmels. Er is ook veel minder water nodig dan in traditionele teelt. Ik noem ze ook wel toverdoosjes.

2. U hebt 6 tot 7 jaar gewerkt aan deze toverdoosjes. Hoe hield u dat vol?
“Ik had een stip aan de horizon en ik heb altijd geloofd dat het zou lukken. Dat is nodig om een succesvolle ondernemer te zijn. Ik ben opgegroeid in een varenkwekerij, maar heb ook medische microbiologie gestudeerd. Het uitvinden vind ik minstens zo leuk als het ondernemerschap. Ik had in het begin ook het geluk dat ik een kapitaalkrachtige zakenpartner had. Daarnaast maakt ons bedrijf gebruik van de overheidsregeling WBSO, die belastingvoordeel geeft op research & developmentkosten. Daarmee kan ik een paar extra researchers aan het werk zetten. Dat helpt enorm."

 

Varenkwekerij VitroPlus was de eerste in zijn branche die zijn proces volledig automatiseerde.

3. U exporteert veel naar Florida en Californië. Hoe kwam u daar terecht?
“Onze innovatieve manier van kweken werd daar eigenlijk direct opgepikt. In tegenstelling tot Nederland zijn varens daar een gewild product. Je ziet ze overal, vaak naast de voordeur. Toch wordt er in de kwekerswereld in de VS nauwelijks geïnnoveerd. Wij leveren hen de plantjes, die zij zelf verder opkweken. Als een voorgebakken brood. Door de bakjes en folie die wij gebruiken, is er heel weinig water nodig. En dat is belangrijk voor droge staten als Californië en Florida.”

4. Hoe is de markt in Nederland?
“In het begin was de Nederlandse markt voor onze kwekerij het grootst, maar de interesse voor varens nam hier af. Nu er een maatschappelijke  trend is naar terug naar de basis en natuurlijk leven, is ook de belangstelling voor varens terug. Er is veel vraag naar nieuwe soorten, waarvan veel mensen vaak niet eens weten dat het een varensoort is. Wij spelen daarop in door aantrekkelijke nieuwe varianten te introduceren.”

5. De techniek van pluggen en folie blijkt ook geschikt voor eetbare gewassen. Wat zijn de ontwikkelingen?
“Daarvoor heb ik samen met mijn partner Ard Stoutjesdijk en het bedrijf Visser een joint venture  opgericht: ViVi. Dat gaat zich richten op voedsel. Er zijn verschillende mogelijkheden. Ik was onlangs met een handelsmissie van het ministerie van Economische Zaken naar Californië en sprak daar onder meer met Google Food. Wist je dat Google wereldwijd zijn 150.000 medewerkers zelf voorziet van voeding? Zij zijn enorm geïnteresseerd in onze technieken. Met onze pluggen groeit een sla met slechts 0,5 in plaats van 30 liter water. Dat biedt ook enorme kansen voor het wereldvoedselprobleem. We onderzoeken nu wat de beste strategie voor ViVi is: de techniek verkopen, die steeds verbeteren en een strategische partner de productie en verkoop laten doen óf zelf in de markt stappen. Lastig, mijn innovatiehart neigt naar de eerste optie.”

De 'toverdoosjes' werken ook goed bij andere gewassen, zoals sla. De sla heeft zo geen 30 liter, maar slechts een halve liter water nodig om te groeien.