Het programma Industriële arbeid richt zich op Industriële arbeid machineveiligheid, het veilig werken met arbeidsmiddelen (inclusief ageing), veiligheid op de arbeidsplaats (zoals inrichting en opstelling van procesinstallaties), dynamische en fysische overbelasting (zoals trillingen en geluid), PSA (onder andere werkdruk), sociale verantwoordelijkheid (een cultuur van gezond en veilig werken), oneerlijk werk, robotisering, en de blootstelling aan sectorspecifieke gevaarlijke stoffen (zowel blootstelling als explosieveiligheid). Ook richt het programma zich op risico’s op gebied van oneerlijk werk, met name gericht op de onderkant van de sector (kwetsbare groepen in de productie). Daarnaast is er aandacht voor Arbozorg en zal het programma relevante meldingen en klachten op het terrein van gezond, veilig en eerlijk werk oppakken.

Uit Jaarplan 2019

In de sectoren die vallen onder het programma Industriële arbeid zijn ongeveer 68.725 bedrijven, 22.000 werkgevers, actief met in totaal ruim 700.000 werknemers.

In 2019 wordt het programma Industriële arbeid (i.o.) ontwikkeld, voortbouwend op het aflopende programma Metaal, dat hier onderdeel van uit gaat maken. Het programma Industriële arbeid (i.o.) richt zich in 2019 op het opstellen van een effectieve aanpak en interventies in de metaalsector. Dit wordt ook gedaan ten behoeve van andere risicosubsectoren in de industrie, waaronder de afvalbranche. De focus ligt hierbij in 2019 op eerlijk werk.

Beoogd maatschappelijk effect

Het programma streeft naar een verbeterde arbeidsveiligheids- en gezondheidscultuur in de sector. Gestreefd wordt naar minder blootstelling aan risico’s die leiden tot ongevallen en beroepsziektes, en naar meer eerlijk werk in de sector. Daarbij gaat het met name om de bescherming van kwetsbare groepen.

Beoogd resultaat 2019

  • Hogere naleving van de WML, WAV, ATW, Waadi en de WagwEU, bij de geïnspecteerde bedrijven én bij de andere (naburige) bedrijven in eenzelfde geografisch gebied (uitstraling van de inspecties).
  • Ontmoediging van stelselmatige overtreders, o.a. door doorpakken, samenwerking met andere ketenpartners en inzet van nalevingscommunicatie.
  • Aantoonbaar effectievere inspecties door combineren van Arbo-inspecties met gedragsbeïnvloeding op de werkvloer (toepassen gedragswetenschappelijke inzichten in Metaalbedrijven).
  • Vernieuwing van de verbetercheck lasrook en verbeterchecks machineveiligheid conform stand der techniek; dit wordt gedaan door stimulering van de betreffende brancheorganisaties (5xbeter).

Aanpak 2019

De aanpak bestaat uit een mix van inspecties, verkenningen, onderzoek, stakeholderbeïnvloeding, samenwerking en nalevingscommunicatie.

Samenwerking 2019

Het programma Industriële arbeid (i.o.) werkt samen met verschillende branchepartijen, werknemersorganisaties, kennisinstellingen en andere externe organisaties. Ondermeer:

  • Binnen de metaalsector, met de werkgeversorganisaties FME, Metaalunie en met de werknemers FNV-Metaal, CNV Vakmensen en de Unie, samen verenigd in 5xbeter.
  • In subsectoren waar sprake is van een hoog risicoprofiel met specifieke brancheorganisaties, zoals de Vereniging ION van de oppervlaktebehandelingsbedrijven, de VNMI/AVNEG/MGN, vertegenwoordigers van gieterijen en metallurgische industrie in Nederland en vertegenwoordigers van de afvalbranche.
  • Binnen het beroepsonderwijs, met partijen in het veld zoals de MBO-raad, de SBB, VOION en SOM.
  • Met diverse netwerkorganisaties en kennisinstellingen, zoals CVV, TNO, RIVM, Vision Zero Netwerk.
  • Diverse ketenpartners van andere inspectiediensten.

De samenwerking bestaat uit synergie zoeken op gemeenschappelijke thema’s, zoals gevaarlijke stoffen, machineveiligheid, preventiestrategieën, het verkrijgen van meer inzicht in en kennis van nalevingsgedrag, stand der techniek, het delen van goede praktijken en het bevorderen van de veiligheidscultuur. De Inspectie stimuleert in metaalbedrijven het gebruik van de producten en diensten van 5xbeter, zoals de verbeterchecks en de inzet van verbetercoaches, waardoor bedrijven daadwerkelijk concrete verbeteringen doorvoeren en het niveau van arbeidsomstandigheden omhoog gaat.
 
Samenwerking met ketenpartners richt zich op: intercollegiale ondersteuning en uitwisseling van expertise, inspectiedruk verminderen, meer rendement verkrijgen uit gezamenlijke inspecties, informatie versterken en delen en, ten slotte, het hebben van extra ogen en oren in de samenleving.

Brian van Otterdijk (links) en Max de Bruijn (rechts)

Interview Max de Bruijn en Brian van Otterdijk

Max de Bruijn, nieuwe inspecteur

“Zin om veel te leren”

Max de Bruijn was inspecteur bij de Voedsel- en Warenautoriteit en heeft in mei de overstap gemaakt naar de Inspectie SZW. “Ik was hier écht aan toe. Het past beter bij mijn bedrijfskundige opleiding en ik heb gewoon zin om veel te leren.”


De impact van ongevallen
De grote groep inspecteurs die nu instroomt, gaat zich met name richten op het onderzoeken van ongevallen. “Door het tekort aan inspecteurs die ongevallen kunnen onderzoeken, loopt de werkdruk op”, zegt Max. De materie kan behoorlijk heftig zijn. Max: “Het klinkt misschien een beetje cliché, maar ik hoop echt dat we het werk voor iedereen een beetje veiliger kunnen maken. Het eerste wat me opviel is dat ongevallen ook bij ervaren inspecteurs nog steeds indruk kunnen maken. Je merkt de impact, overigens zonder dat de focus op het onderzoek verloren gaat. Ze blijven het ‘technisch’ bekijken.”


Objectief blijven
“Het inspectiewerk is wel een stuk complexer dan in mijn vorige functie”, vindt hij. “Ik was betrokken bij de handhaving van de Tabakswet. Dat is natuurlijk tamelijk rechttoe-rechtaan: als je bijvoorbeeld een horecabedrijf binnengaat, dan wordt er wél of niet gerookt, daar zit niets tussenin. Als je als inspecteur van de Inspectie SZW ergens naar binnen loopt, kom je vaak juist met méér vragen weer naar buiten. Het is niet zo zwart-wit.” Er komt dan ook veel kijken bij het vak van inspecteur: je hebt te maken met slachtoffers, met bedrijven en hun vertegenwoordigers, met getuigen en met tal van factoren die van invloed kunnen zijn. Max: “Daarom is het heel boeiend om met ervaren inspecteurs op pad te gaan. De uitdaging is om zo objectief mogelijk te blijven, want de gevolgen van het oordeel van de Inspectie SZW zijn vaak niet gering.”

Brian van Otterdijk, ervaren inspecteur

Mensenkennis belangrijk wapen
De versterking van de Inspectie SZW met nieuwe krachten als Max komt niets te vroeg, vindt Brian van Otterdijk. “Ik beschouw het begeleiden van nieuwe inspecteurs dan ook bepaald niet als een last.” Niet alleen zijn er nog altijd (te) veel arbeidsongevallen, de onderzoeken vergen ook steeds meer tijd. “Dat komt door de juridisering van ongevalsonderzoeken”, zegt hij. “Daardoor moet je steeds heel goed nadenken of je niets gemist hebt en of je rapportage gaat standhouden.”

Naast inzicht in de juridische kant blijft mensenkennis een belangrijk wapen voor de inspecteur, vindt Brian. “Max is met me meegegaan naar de directie van een bedrijf waar ik het werk had stilgelegd, omdat ik gevaar zag. Dat is een stevige maatregel. De directie had er een advocaat bijgehaald, die daartegen ageerde. Het kan dan best even spannend zijn en je moet goed weten welke houding je aanneemt. En even later sta je op een bouwplaats met een metselaar te praten. Dat gaat er veel informeler aan toe.”

Indringende vragen stellen
Brian onderschrijft de observatie van Max dat de gevolgen van ongevallen ook ervaren inspecteurs niet onberoerd laten. “Er is een groot verschil of je in een directiekamer een boete aanzegt of in een revalidatiecentrum de verklaring opneemt van een slachtoffer van een ernstig ongeval. Het maakt nogal wat uit of de degene met wie je praat zit of ligt. En tóch moet je ’in alle gevallen de juiste, indringende vragen stellen. Die vaardigheid moet je als inspecteur in je hebben, denk ik.”