Tekst Saskya Nonner
Foto Jeronimus van Pelt

Veel mensen in de maatschappelijke opvang hebben schulden. Toch worden ze niet makkelijk geaccepteerd bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Professionals in de opvang doen wat ze kunnen, maar zijn geen volleerd schuldhulpverleners en worstelen daarom met hun rol. Als gemeente heb je hierin ook een taak: meer en betere samenwerking in de keten is nodig. Wanneer professionals hun cliënten beter kunnen begeleiden bij hun financiën en sneller naar schuldhulp leiden, sla je drie vliegen in één klap: je voorkomt oplopende schulden, bevordert de uitstroom en verkleint de kans op terugval.

Anne Vreeman, projectleider Schouders Eronder

"Cliënten in de maatschappelijke opvang hebben heel vaak schuldhulp nodig , maar juist voor hen is deze hulp niet goed toegankelijk."

Schulden zijn een van de belangrijkste oorzaken van dakloosheid. Ze veroorzaken zo veel stress, dat het leven van mensen stil komt te staan. Ruim 90% van de mensen in de maatschappelijke opvang kampt met problematische schulden. Uit een quickscan vorig jaar van branchevereniging Valente bleek dat hulpverleners behoefte hebben aan meer handvatten bij schulden en aan ‘eerste hulp bij administratie’. Wat kun je doen en wat kun je beter laten? Hoe leid je je cliënt sneller naar de gemeentelijke schuldhulpverlening en voorkom je dat schulden nog verder oplopen? 

Schuldhulp is complex

“De betrokkenheid van professionals in de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen is groot”, ziet Anne Vreeman, projectleider van Programma Schouders Eronder, in de leernetwerken die het programma organiseert. “Het liefst helpen ze hun cliënt direct met het ordenen van drie vuilniszakken post of met een betalingsregeling. Maar schuldhulp is complex. Het vraagt om een brede samenwerking en de juiste expertise. Cliënten in de maatschappelijke opvang hebben heel vaak schuldhulp nodig , maar juist voor hen is deze hulp niet goed toegankelijk. Geen hulp betekent meer problemen en minder kans op een succesvolle uitstroom. In de werkprocessen van de maatschappelijke opvang staat niet hoe professionals hiermee om kunnen gaan. Met als gevolg dat ze vaak hun eigen keuzes maken.”

Sterkere verbinding

Samen met gemeenten en hulpverleners heeft Schouders Eronder praktijkwerkplaatsen en leernetwerken ontwikkeld. In verschillende bijeenkomsten leren professionals uit de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen beter om te gaan met de schulden van hun cliënten. De bedoeling van dit leernetwerk is om de verbinding tussen hulpverlening en schuldhulp te versterken. Een ander doel is om de ‘handelingsverlegenheid’ van hulpverleners rond financiën op te heffen. “Hulpverleners zijn gewend om heel praktisch in oplossingen te denken”, vertelt Anne. “Wij leren ze om het probleem eerst onder een vergrootglas te leggen en dan pas naar mogelijke oplossingsrichtingen te kijken.”

De methode Schouders Eronder

De Schouders Eronder-methode bestaat uit een tienstappenplan dat helpt om complexe vraagstukken methodisch aan te pakken: stap voor stap en getoetst vanuit verschillende invalshoeken, zoals klantbeleving, bestuurlijk mandaat en randvoorwaarden. Met behulp van praktijkvoorbeelden, kennis en kunde van de deelnemers en inzichten uit de wetenschap wordt onderzocht welke oplossingen kunnen werken in de eigen lokale situatie. De methode staat voor lerend oefenen, reflecteren en werken aan de hand van een eigen vraagstuk, met veel ruimte voor dialoog.

Programma Schouders Eronder is opgezet om de uitvoering van schuldhulpverlening in Nederland te verbeteren. Het is een samenwerkingsverband tussen Divosa, Landelijke Cliëntenraad, NVVK, Sociaal Werk Nederland en VNG.

Van vraagstuk tot actieplan

Deelnemers brengen een vraagstuk uit hun eigen organisatie in dat ze systematisch verkennen en ontrafelen, waarna ze een actieplan opstellen. Ze leren methodisch te werken en kunnen dat straks ook toepassen op andere vraagstukken in de organisatie. “Hoe meer professionals op de werkvloer herkennen dat hun eigen zoektocht naar antwoorden en maatwerk ook in relatie staat tot ketensamenwerking, gebrek aan mandaat en duidelijkheid over ieders rol, hoe beter ze dit soort knelpunten in de keten zichtbaar kunnen maken”, licht Anne toe. “Het heeft immers meer zin als er een structureel antwoord komt op het niveau van ketensamenwerking, dan dat ieder voor zich het wiel steeds opnieuw probeert uit te vinden.”

Herkenning

De werkwijze van Schouders Eronder helpt niet alleen de professional en de cliënt, maar tilt de hele organisatie – en de keten – naar een hoger plan. Dat hebben ook Meryem Delioglu en Hakim El Bachiri ervaren, die elkaar leerden kennen in het leernetwerk over maatschappelijke opvang en schulden. Hoewel ze bij verschillende organisaties werken, Meryem in de maatschappelijke opvang en Hakim in het gevangeniswezen, lopen ze in de praktijk tegen vergelijkbare situaties aan. “De herkenning was groot”, zeggen ze. “Als de financiën niet op orde zijn, kun je iemand eigenlijk niet terug laten keren in de maatschappij. Het belemmert de uitstroom. Voordat ik aan het leernetwerk deelnam, vroeg ik me geregeld af: ben ik nou de enige die dit probleem heeft? Maar het blijkt dat alle hulpverleners hiermee zitten!”

Eigen rol afbakenen

Meryem en Hakim worstelen vooral met het afbakenen van hun eigen rol: waar begint die en waar houdt die op? En: wanneer draag je het financiële deel van de hulp over aan een schuldhulpverlener? Het is een terugkerend dilemma, want ze willen het vaak fragiele vertrouwen van hun cliënt niet schaden. “Veel van mijn cliënten hebben al heel wat hulpverleners langs zien komen en zijn het vertrouwen in de maatschappij kwijtgeraakt”, legt Meryem uit. “Als ze mij dan gaan vertrouwen, lukt het vaak wel om hen te motiveren met een schuldhulpverlener te gaan praten. Maar als de cliënt dan in het eerste gesprek al een afwijzing krijgt, ben ik terug bij af.”

Obstakels

En dat is niet het enige obstakel op de weg: het aanmeldingstraject is ingewikkeld en je hebt er een lange adem voor nodig, waardoor cliënten niet gemotiveerd blijven of zelfs afhaken. “Het is goed om dan even uit te zoomen”, leert Anne de deelnemers. “Zijn er collega’s die tegen hetzelfde probleem aanlopen, wat moet er binnen de organisatie veranderen, kunnen ketenpartners misschien iets betekenen?”

“Niet overnemen, maar adviseren en bijstaan”

Meryem Delioglu werkt als persoonlijk begeleider in de maatschappelijke opvang van Iriszorg in Doetinchem. Schulden zijn een hoofdonderwerp van bijna al haar cliënten. Bij Schouders Eronder leerde ze verder te kijken dan haar eigen rol.

Waar liep je tegenaan?
“Ik dacht van tevoren dat mijn eigen kunde en kennis niet toereikend waren. Door methodisch te werken ontdekte ik dat ik de oplossing in het netwerk en in de keten moest zoeken.”

Wat was je vraagstuk?
“Hoe vervlecht je schulden procesmatig in wisselende trajecten met inachtneming van de problematiek van een cliënt.”

Wat betekent dit in de praktijk?
“Vanuit je goede bedoelingen kun je fouten maken. Stel dat je alvast een betalingsregeling treft, dan geef je één schuldeiser voorrang, wat uit den boze is binnen een schuldhulpverleningstraject. Het gevolg kan zijn dat je cliënt niet meer voor schuldhulp in aanmerking komt. Of niet genoeg geld overhoudt voor levensonderhoud. In beide gevallen kun je iemand niet uit de opvang laten vertrekken.”

Welke inzichten heb je gekregen?
“Dat het belangrijk is om te netwerken met ketenpartners, zoals de gemeente en bewindvoerders, over de vraag: hoe kunnen we zorgen dat die cliënt toch een schuldhulptraject in kan en dus kan uitstromen? Voor de organisatie waar ik werk is het helpend als er intern een schuldenspecialist wordt aangesteld. Dat zou mij en mijn collega’s veel tijd opleveren.”

Wat betekende het voor de organisatie?
“Het management neemt de kwestie onder de loep en bespreekt ook met andere voorzieningen dat professionals niet zelf aan de slag mogen gaan met de schulden. Mijn collega’s weten dit nu ook.”

Wat betekent het voor jouw werk?
“Ik richt me nu op het motiveren van de cliënt en bied mogelijkheden aan om met de schulden aan de slag te gaan. Niet overnemen, maar adviseren en bijstaan. Ik oefen bijvoorbeeld met ze hoe ze het gesprek kunnen voeren. Is er een probleem, dan neem ik rechtstreeks contact op met de gemeente om te bespreken wat we in de toekomst anders kunnen doen om dit te tackelen.”

Hoe baken je je rol af?
“Ik vertel duidelijk wat we wel en niet kunnen gaan doen. Heeft mijn cliënt schulden en wil hij of zij daar iets aan doen, dan geef ik drie opties: budgetbeheer, bewindvoering of een externe partij die de financiën overneemt. Ik geef ze één week de tijd om hierover na te denken. Ze krijgen ook een lijstje met namen en websites mee, zodat ze zelf kunnen kiezen met wie ze in zee willen gaan. Na een week zetten we de boel in werking, waardoor het traject ook nog eens veel sneller verloopt dan voorheen. Ik ben nu weer echt begeleider.”

Welke resultaten zie je?
“Ik merk dat mijn cliënten de duidelijkheid prettig vinden. In plaats van zelf een oplossing te gaan zoeken, zet ik cliënten nu in hun kracht: wat kun jij goed en waar kun je hulp bij gebruiken? Omdat ik ze een spiegel voorhou, besluiten ze eerder om iets aan hun schulden te doen. Dat vind ik mooi om te zien. Een van mijn cliënten was zo positief over zijn bewindvoerder, dat nu ook vijf andere cliënten voor deze bewindvoerder hebben gekozen. Ze zagen hoeveel rust het hem gaf. Het veranderde de dynamiek in de hele groep.”

Anders kijken

“De deelnemers aan een leernetwerk leren anders te kijken naar de eigen organisatie en naar de keten”, zegt Anne. “Hoe ziet die eruit? Welke partijen zijn er allemaal actief? Als je de rest van de organisatie, en ook de keten, betrekt bij de signalen die de werkvloer krijgt, blijkt er veel meer mogelijk. Met goede procesafspraken wordt je organisatie als geheel ook effectiever.”

Hakim El Bachiri, persoonlijk begeleider en wooncoach bij Pameijer

“Ik ben meer tussenpersoon geworden. Dat houdt mijn rol zuiver en is ook veel beter voor het onderlinge vertrouwen.”

De ervaringen van Hakim

Hakim El Bachiri is persoonlijk begeleider en wooncoach bij stichting Pameijer. Zijn cliënten komen net uit de gevangenis of tbs-kliniek en hebben vaak een licht verstandelijke beperking. Hakim begeleidt ze in de fase tussen detentie en terugkeer in de maatschappij. De concrete aanleiding om deel te nemen aan een leernetwerk bij Schouders Eronder was zijn cliënt B. “Na zijn jeugddetentie kwam B. bij ons wonen. Hij bleek elf auto’s op zijn naam te hebben staan, wat we pas ontdekten toen de boetes binnenstroomden. B. was gebruikt als katvanger. In een jaar tijd had hij 25.000 euro schuld opgebouwd! Samen met zijn bewindvoerder probeerde ik de auto’s van zijn naam te krijgen. Maar dat lukte niet, omdat de kentekens niet bekend waren. Ik liep ook tegen een gebrek aan kennis binnen onze organisatie aan.”

Onderliggende probleem

Bij Schouders Eronder kwam het onderliggende probleem bovendrijven: “De cliënten die bij ons binnenkomen hebben niets; ze staan letterlijk met een plastic tasje voor de deur. Wij weten ook nog niets van ze: hoe zijn hun financiën, hebben ze schulden? Alles moet nog worden uitgezocht. Het zou helpen als de gevangenis al een begin maakt met het in kaart brengen van de financiën en bijvoorbeeld de uitkering alvast aanvraagt, want dat duurt acht weken. Cliënten zijn maar een halfjaar bij ons, dus dat is al grote tijdwinst. Ik ben nu in gesprek met een gevangenis om te kijken of dit anders kan.”

Zuivere rol

Het leertraject gaf Hakim richting, zegt hij. “Ik weet nu beter wat ik moet doen – en wat ik vooral moet laten. Voor het financiële stuk, dat altijd strijd opleverde, verwijs ik mijn cliënt nu door naar de bewindvoerder in plaats van zelf rond te gaan bellen op zoek naar een antwoord. Ik ben meer tussenpersoon geworden. Dat houdt mijn rol zuiver en is ook veel beter voor het onderlinge vertrouwen. Ik kan me weer richten op iemands terugkeer in de maatschappij.”

Gemeenschappelijk belang

Anne: “Het verhaal van Hakim maakt duidelijk dat ketenpartners elkaar lang niet altijd weten te vinden, hoewel ze een groot gemeenschappelijk belang hebben. Als iemand uit de gevangenis komt – of uit de opvang, of uit beschermd wonen – en nog geen uitkering of woonplek heeft, is het risico dat het weer misgaat veel groter; daar heeft niemand wat aan.”

Heb je wel een woonplek voor je cliënt gevonden en is het inkomen geregeld, maak dan niet de fout om je cliënt te laten vertrekken als er nog geen schuldhulp is”, onderstreept Anne. “Zodra iemand een adres krijgt, weten alle schuldeisers hem of haar te vinden. We moeten zorgen dat de schuld voor die tijd is opgepakt. Als je ‘aan de voorkant’ investeert in de onderlinge relatie in de keten en goede procesafspraken maakt, betaalt zich dat altijd uit.”

De brede aanpak dak- en thuisloosheid

Preventie is een van de drie thema’s van Een (t)huis, een toekomst, een brede aanpak dak- en thuisloosheid. Alle gemeenten moeten beleid hebben geformuleerd op het gebied van preventie en vroegsignalering van schulden om huisuitzettingen te voorkomen. Inzetten op preventie betekent ook de uitstroom uit de opvang bevorderen en terugval voorkomen wanneer mensen de opvang verlaten, zodat ze weer mee kunnen doen in de samenleving.

Een ander thema in de Brede aanpak is de uitstroom uit instellingen voor ggz en detentie. De uitstroom is een kwetsbaar moment met risico op dakloosheid. Dit risico wordt kleiner als er vóór de uitstroom al goed aan de financiën wordt gewerkt. Want als je mensen helpt om hun financiën weer op orde te krijgen, kunnen zij de regie gaan voeren over hun eigen leven. Het thema schulden verdient de volle aandacht van de hele keten.

Eerder een seintje

De kern van het preventiebeleid zou misschien wel moeten zijn dat mensen geen schulden krijgen en niet in de opvang belanden. Het is complex om hier een oplossing voor te vinden. Meryem: “Tot voor kort ging het belletje pas rinkelen wanneer het al mis was gegaan.” Sinds 1 januari van dit jaar is de nieuwe Wet schuldhulpverlening van kracht en krijgen gemeenten een seintje zodra er een huurachterstand ontstaat of als de verzekeringspremie niet wordt betaald. “Dat is het moment om bij iemand op de koffie te gaan en te vragen wat er aan de hand is. Dan is het probleem nog beheersbaar.”

Lokale verschillen

Een ander punt dat Meryem en Hakim herkennen zit in de hoek van lokaal beleid: het verschil in schuldhulp tussen gemeenten onderling is vaak groot, wat lastig is wanneer een cliënt naar een andere gemeente verhuist. “Die krijgt daar te maken met andere regels voor schuldhulp of het aanvragen van een uitkering, waardoor mensen afhaken”, licht Meryem toe. “Het zou helpen als het beleid in verschillende gemeenten meer op elkaar is afgestemd. En als er een plek is waar iemands documenten worden opgeslagen, zodat de volgende gemeente ze kan inzien, à la het elektronisch patiëntendossier dat in de zorg wordt gebruikt.”

Specifieke doelgroep

Alle ketenpartners zouden moeten beseffen dat mensen die in de opvang zitten en problematische schulden hebben een specifieke doelgroep vormen die je op een andere manier moet benaderen, daar zijn de geïnterviewden het over eens. “Vertel je netwerk welke benadering goed werkt en welke niet. Voer bijvoorbeeld drie keer een kort gesprek in plaats van een lang gesprek”, zegt Meryem. Ook voor haar collega-hulpverleners heeft ze een tip: “Deel je kennis met ketenpartners, schets hoe de verschillende doelgroepen eruitzien en geef ze een gezicht. Dit vermindert ook het stigma dat op mensen in de opvang rust.”

Anne knikt: “Benut elkaars expertise. De gemeente kent de schuldhulpverlening vanbuiten; de professionals weten precies wat je al dan niet van hun cliënten kunt verwachten en hoe je ze verder kunt helpen.” Voeg dat samen, en je kunt een stevige begeleiding bieden, is haar pleidooi. “Alle schakels in de keten hebben elkaar keihard nodig.”

Tips voor gemeenten

  • Veel gemeenten willen graag iets veranderen om dak- en thuisloze mensen beter te kunnen helpen. Zet die goede intenties om in beleid. Breng de verschillende doelgroepen, samenwerkingspartners en het type schulden in kaart. Bepaal vervolgens welke werkwijze daar het best op aansluit.
  • Heb je de keten goed in beeld? Welke partijen zijn er en weten ze elkaar te vinden?
  • Maak je beleid niet van een afstand, maar ga langs bij de opvangorganisaties en geef ook (voormalig) dak- en thuisloze mensen als ervaringsdeskundige een stem in beleidsontwikkeling. Vraag de professionals welke signalen zij krijgen en welke knelpunten ze zien en neem dat mee in je beleid.
  • Vereenvoudig de aanmeldingsprocedures voor schuldhulp: vragenlijsten zijn vaak erg ingewikkeld, bewijsstukken moeten meerdere keren worden aangeleverd en de procedure duurt lang.
  • Ga in gesprek met andere gemeenten en lokale partijen om het beleid op elkaar af te stemmen. Maak afspraken over onderlinge samenwerking en warme overdracht bij verhuizing.
  • Wijs één partij aan als verantwoordelijke voor het inkomen, bijvoorbeeld de uitkeringsinstantie, het UWV, de werkgever of de gemeente, en pas maatwerk toe.
  • Selecteer schuldhulpverleners die affiniteit met de doelgroep hebben en maak een match tussen schuldhulpverlener en cliënt, want het is een doelgroep die je moet liggen. Je moet bijvoorbeeld kunnen omgaan met onvoorspelbaar gedrag.
  • Acteer over je eigen belang heen om de hele keten te verbeteren. Hiervoor zijn grote stappen te nemen, waar tijd voor nodig is. Blijf hier aandacht voor houden.
  • Heb behalve voor vroegsignalering en preventie ook specifieke aandacht voor nazorg. Zeker bij de groep dak- en thuisloze mensen is dit belangrijk, zodat terugval wordt voorkomen.
  • Maak afspraken met instellingen voor ggz, jeugd en detentie, zodat mensen niet zonder financiële ondersteuning de stap naar buiten maken en daar direct nieuwe schulden maken.

Tips voor opvangorganisaties

  • Breng de keten goed in kaart: welke partijen zijn er, weten ze elkaar te vinden?
  • Vraag de ketenpartners wat zij te bieden hebben.
  • Maak een afdeling tot ‘kennisinstituut’ binnen de organisatie of wijs een schuldenspecialist of vraagbaak aan.
  • Laat één afdeling over de schulden gaan en zorg dat die korte lijntjes met de gemeente heeft om mensen door te verwijzen.
  • Maak de gemeente duidelijk dat schuldhulpverlening aan mensen in de maatschappelijke opvang complex is en een specifieke aanpak vraagt. Koppel je cliënt aan een bewindvoerder die bij hem of haar past.
  • Vraag een cliënt die een positieve invloed heeft op de groep om zijn ervaringen met schuldhulp te delen. Zo motiveren de cliënten elkaar.

Meer weten?

Wil je meer weten over de leernetwerken die Schouders Eronder organiseert? Kijk op de site of neem contact op met Anne Vreeman van Schouders Eronder, e-mail: a.vreeman@schouderseronder.nl

Schouders Eronder organiseert ook werkplaatsen voor lokale ketens die willen samenwerken op schuldhulpverlening. Kijk hier voor meer informatie. Vraag je je af of deelname aan een werkplaats ook bij jouw lokale keten past? Of wil je jouw keten aanmelden? Neem contact op met Marleen Smit van Schouders Eronder, e-mail: msmit@divosa.nl, telefoon: 06-82 37 50 66.