Boven de oceanen kan het flink spoken. En grote delen zijn bedekt met ijs. Daardoor zijn de oceanen niet altijd en overal toegankelijk voor onderzoeksschepen. Om toch voldoende gegevens te verzamelen, ontwikkelde het Argo-programma meetboeien. Volautomatisch meten die hoe warm en hoe zout het oceaanwater is. Horizontaal verplaatsen ze zich door met de stroming mee te drijven, verticaal met behulp van een buitenboordballon. Om de tien dagen sturen ze hun gegevens naar een satelliet. Die zijn daarna binnen 12 uur vrij beschikbaar – en niet alleen voor klimaatwetenschappers, maar voor iedereen die ze wil gebruiken.
Tien dagen kopje-onder, en dat 200 keer achter elkaar
Voordat ze in actie komen, worden meetboeien vanaf een schip overboord gezet. Ze beginnen met meten als ze met een soort jojo-beweging op de juiste plek en op de juiste diepte zijn aangekomen. Om daar te komen gebruiken ze geen motor, maar veranderen ze hun soortelijk gewicht. Dat is bij het begin van de beweging zo ingesteld dat ze zinken tot een diepte van ongeveer 1000 meter. Aangekomen op die diepte drijven de meetboeien eerst een tijdje met de stroming mee naar een volgende meetplek. Daarna gaat zo’n boei ook verticaal bewegen. Dat doet hij door olie in of uit een externe ballon te pompen, waardoor zijn soortelijk gewicht toeneemt (en hij zinkt) of afneemt (en hij opstijgt). Dan zinkt hij nog eens 1000 meter, tot een diepte van twee kilometer, om tot slot weer op te stijgen en onderweg metingen te verrichten. Gedurende één zo’n meetcyclus blijft de boei tien dagen onder water, waarna hij hooguit één uur boven komt om zijn positie en alle meetgegevens door te geven aan een satelliet. Die stuurt alles door naar een meetstation op het vasteland. Dit kunstje herhaalt een boei gemiddeld 200 keer, totdat de batterij leeg is en hij definitief naar de oceaanbodem zinkt. Dat is meestal na een jaar of vijf.
Milieubelasting
Vrijwel alle metingen in de leefomgeving hebben effect op het milieu. In het geval van Argo zijn dat de meetboeien die na gebruik op de bodem van de oceaan achterblijven. Dat zijn er relatief weinig (de afgelopen 20 jaar gemiddeld vier in elk gebied ter grootte van de Benelux) en samen vertegenwoordigen ze duizenden malen minder afval dan wat er jaarlijks in de oceanen terechtkomt door zoekgeraakte containers. Ophalen van meetboeien is geen realistische optie, omdat de inzet van schepen een grotere milieubelasting zou veroorzaken dan de achtergelaten meetboeien zélf.
Kostenbesparing
Gemiddeld kost een standaard meetboei zo’n € 17.000. Als hij vijf jaar lang iedere tien dagen een meetprofiel terugstuurt, zijn de kosten voor één zo’n meetprofiel nog geen € 100. Dat is 100 keer zo weinig als de kosten voor een vergelijkbare meting vanaf een onderzoeksschip: € 10.000. Meetboeien zijn niet alleen slim, zo blijkt uit deze rekensom, maar zorgen ook voor een flinke kostenbesparing.
De binnenkant van een meetboei
Ook al zijn er verschillen in hardware en software, toch zien de meeste meetboeien er ongeveer hetzelfde uit en werken ze op een vergelijkbare manier. Met een lengte van ca. twee meter, een diameter van 20 cm en een spriet op hun kop, hebben sommige felgele exemplaren wel iets weg van een reusachtige dobber. Met dit verschil dat ze niet aan een hengel vastzitten en de meeste tijd onder water doorbrengen. Meetboeien wegen ongeveer 25 kilo, evenveel als een kind van zeven, en ze worden bestuurd door een kleine computer. Meestal kan de software op afstand worden aangepast, bijvoorbeeld om te voorkomen dat de boei aan de grond loopt of aanspoelt, maar ook om te testen of te kalibreren.
Antenne
Boven op elke meetboei zit een antenne. Daarmee kan deze zijn positie bepalen, gegevens verzenden en nieuwe instructies ontvangen. Dankzij snelle communicatietechnologieën (GPS en Iridium) zijn meetboeien maar korte tijd boven water (15-60 minuten), is de kans op aanspoelen klein en kan er ook worden gemeten in kleinere zeeën, zoals de Middellandse Zee en de Golf van Mexico. Sommige oudere meetboeien gebruiken het minder snelle en minder nauwkeurige Systeme Argos in plaats van Iridium en GPS, waardoor ze 8-12 uur aan het wateroppervlak moeten doorbrengen en de plaatsbepaling niet nauwkeuriger is dan 100 meter.
CTD
Het meetgedeelte van elke meetboei heet een CTD (geleidingsvermogen-, temperatuur- en dieptesensor). Oceaanwater stroomt eerst door een met sensoren uitgeruste pvc-buis, waarbij de temperatuur en de waterdruk worden gemeten. Daarna wordt het water naar een andere sensor gepompt. Die meet het geleidingsvermogen – een maat voor het zoutgehalte.
Intern reservoir
Dit dient voor de opslag van olie die naar de externe ballon kan worden gepompt om het drijfvermogen van de meetboei te veranderen.
Hydraulische pomp
Hiermee kan olie worden verplaatst van het interne reservoir naar de externe ballon, en weer terug.
Batterijen
Lithiumbatterijen om pompen, sensoren, computer en communicatiesysteem van stroom te voorzien. De levensduur van de batterij bepaalt hoe lang de meetboei in gebruik is.
Externe ballon
Door hier olie uit het interne reservoir naar toe te pompen, neemt het volume van de meetboei toe. Omdat de massa gelijk blijft, neemt het soortelijk gewicht af en stijgt de boei op. Door olie weer terug te pompen in het reservoir, zinkt de boei juist.