Tekst Afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid
Foto Cazstar

Balans in beeld

Non-profit organisaties zijn essentiële partners in de strijd tegen terrorisme en het voorkomen daarvan. Hoe kom je tot contraterrorisme (CT) beleid waarbij maatschappelijke organisaties niet onnodig belast worden met extra wet- en regelgeving? En hoe zorg je er tegelijkertijd voor dat mogelijk misbruik van deze organisaties, door terroristische en extremistische groeperingen, wordt voorkomen? Kortom, hoe zorg je voor doeltreffende CT-maatregelen met voldoende behoud van ruimte voor maatschappelijke organisaties, de juiste balans tussen veiligheids- en andere maatschappelijke belangen?
 

Leestijd: 5 minuten

Hart van de samenleving

CT en het maatschappelijk middenveld zijn meer met elkaar vervlochten dan op het eerste gezicht lijkt. Maatschappelijke organisaties hebben een netwerk in het hart van de samenleving. Daarmee zijn deze organisaties voor overheden en donoren een belangrijke partij om groepen te bereiken die kwetsbaar zijn voor aansluiting bij gewelddadig extremistische en terroristische groepen. Maatschappelijke organisaties zijn met hun verbindende rol daarom belangrijke partners om die aansluiting te voorkomen. Zo ondersteunt de afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid van de Directie Veiligheidsbeleid organisaties bij het uitvoeren van projecten op preventie en het tegengaan van gewelddadig extremisme, in een aantal focusregio’s als Noord-Afrika, de Sahel en het Midden-Oosten.

Geluid van beide kanten

Omdat donoren en banken niet willen dat geld in verkeerde handen valt, dienen organisaties te voldoen aan wetten en regels. Hieronder vallen ook maatregelen om terrorismefinanciering en witwassen te bestrijden. Vanuit maatschappelijke organisaties, waaronder ook humanitaire organisaties, komt de afgelopen jaren sterker het geluid naar voren dat hun werk beperkt wordt door CT-maatregelen. Ze melden extra administratieve lasten, schuring met humanitair oorlogsrecht en mensenrechten, maar ook vertraging op financiering door (corresponderende) banken.

Dit wordt bevestigd in een tal van onderzoeken naar landen die met wet- en regelgeving, met name rondom CT en veiligheid, het maatschappelijk middenveld zouden beperken. Deze onderzoeken melden onder andere beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en van het oprichten van organisaties. Twee elementen die cruciaal zijn voor de rol van maatschappelijke organisaties.  Zo noemen Duke Law en Women Peacemakers Program in hun onderzoek de nadelige impact op maatschappelijke organisaties gericht op vrouwenrechten en gendergelijkheid, waaronder beperkingen in het ontvangen van financiering uit het buitenland, maar ook druk op de capaciteit van organisaties.1 WO=MEN onderzocht deze problematiek in Nederland.

Daarnaast concludeert de Norwegian Refugee Council dat CT-maatregelen ervoor zorgen dat humanitaire financiering niet aankomt daar waar het nodig is en hulporganisaties beperken in het onderhandelen met groeperingen over humanitaire toegang tot bepaalde gebieden. Hierdoor komt de hulp aan hulpbehoevenden in het gedrang.2

Tegelijkertijd meldt het 2017 jaarrapport van de Nederlandse Financial Intelligence Unit (FIU) dat stichtingen soms worden gebruikt om criminele activiteiten te verhullen die gericht zijn op terrorismefinanciering.3

Ook het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (50) schrijft over de inzameling van donaties via sociale media, door stichtingen gelinkt aan online salafistische gemeenschappen. Hierbij bestaat onduidelijkheid over de herkomst, ontvangers en de manier waarop goederen het conflictgebied bereiken. “Het lijkt in ieder geval waarschijnlijk dat dit in samenwerking of met goedkeuring van de jihadistische strijdgroepen gebeurt.”4

De Financial Action Task Force (FATF), de internationale organisatie die staten aanbevelingen doet op het gebied van contra-terrorismefinanciering en anti-witwassen, heeft een aantal rapporten gepubliceerd over de kwetsbaarheid van de non-profitsector. Het benoemen van de gehele sector als kwetsbaar werd in 2016 aangepast. Een succesvolle lobby van een grote internationaal non-profit coalitie lag hieraan ten grondslag.5 Sindsdien dienen staten gebruik te maken van een ‘risk-based-approach.’ Met deze aanpak moeten staten onderzoeken welke organisaties kwetsbaar zijn, om zo overige organisaties niet onnodig te belasten met maatregelen tegen terrorismefinanciering.  

Het draait om implementatie

Daarom vraagt Nederland binnen de EU en de Verenigde Naties (VN) om erkenning van de ruimte voor maatschappelijke organisaties. Zo werd op 28 maart 2019 VN resolutie 2462 aangenomen. In deze resolutie worden staten bij de implementatie van hun maatregelen tegen terrorismefinanciering herinnerd aan hun verantwoordelijkheden binnen internationaal recht en individuele vrijheden, om maatschappelijke- en humanitaire organisaties niet onnodig te belemmeren. Aandacht en bewustwording voor dit onderwerp nemen dus toe. Niet alleen internationaal maar ook op nationaal niveau.

Om zorgen van beide kanten goed te begrijpen, zijn de zogenaamde rondetafelgesprekken op nationaal niveau een goed middel. Voor deze gesprekken, die onder andere in Nederland plaatsvinden, worden banken, maatschappelijk middenveld en overheid uitgenodigd om met elkaar in gesprek te gaan, zorgen te delen en oplossingen aan te dragen.6 Worden met bepaalde CT-maatregelen de juiste doelen behaald of werken we elkaar daarin tegen?

Kortom, de balans in de strijd tegen terrorisme met behoud van het maatschappelijk middenveld is van cruciaal belang.

[Fictieve casus] Vanuit de maatschappelijke organisatie

....Stel je voor: je runt een middelgrote non-profit organisatie gericht op vrouwenrechten in het Midden-Oosten. Voor projectfinanciering ben je afhankelijk van individuele giften en overheidsdonaties. Voor het faciliteren van de financiële transacties ben je afhankelijk van banken. Omdat je organisatie middelgroot is en het om bedragen onder de miljoen gaat, krijg je geen vast contactpersoon bij de bank (NB. dit verschilt per bank). Je ontvangt een pakket aan vragen, o.a. over waar het geld precies naartoe gaat. De bank wil niet het risico lopen dat het geld in verkeerde handen valt, bijvoorbeeld in handen van een terroristische organisatie. De corresponderende bank (een andere bank die de internationale transactie mogelijk maakt), stelt daar bovenop extra vragen en vraagt om de namen van de medewerkers van de partnerorganisatie. Dit kan lastig worden. In een aantal projectlanden werken je partners onder de radar, omdat de onderwerpen waarop ze werken (abortus, emancipatie en huiselijk geweld) gevoelig liggen. Je wil deze partners niet in gevaar brengen.

Uiteindelijk wordt jouw project goedgekeurd door het ministerie van Buitenlandse Zaken, de donor. Ook de bank in Nederland is na een uitvoerig administratief proces akkoord met het overmaken van geld vanuit Nederland naar de partner in het Midden-Oosten. Dan loopt het spaak. De corresponderende bank heeft na aanvullend onderzoek besloten de financiering niet door te zetten. Specifieke redenen worden niet gegeven, ook niet aan je bank, maar de zaak wordt afgedaan als ‘te hoog risico.’ Al het papierwerk en de mensuren om te voldoen aan alle wetten en regelgeving ten spijt, het project loopt enorme vertraging op, jullie geld ‘hangt’ ergens en de strijd voor vrouwenrechten wordt noodgedwongen beperkt.  

[1] Duke Law International Human Rights Clinic and Women Peacemakers Program, “Tightening the Purse Strings: What Countering Terrorism Financing Costs Gender Equality and Security,” 2017. p 9.

[2] Norwegian Refugee Council, “Principles under Pressure,” 2018. p 9.

[3] Jaaroverzicht FIU, 2017, p 32.

[4] Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland nr50, p 5.

[5] http://fatfplatform.org/about/

[6] Human security collective en European Center for Not-for-profit law, ‘At the Intersection of Security and Regulation. Understanding the Drivers of ‘De-risking’ and the impact on civil society organizations.” (2018) p.53.