Tekst Marjolijn Haasnoot, Bart van den Hurk, Deltares. Gebaseerd op het speciale IPCC-rapport over oceanen en de cryosfeer (SROCC), 2019 en de Zeespiegelmonitor (2018). Tekst over de Nederlandse aanpak is gebaseerd op diverse studies voor het Deltaprogramma en het Kennisprogramma Zeespiegelstijging.
Foto Theo Bos
Waargenomen zeespiegelstijging
Wereldwijd is de zeespiegel van 1902 tot 2010 gemiddeld tussen de 12 en 21 cm gestegen. Deze stijging gaat steeds sneller, de laatste jaren met 4 à 5 mm per jaar. Zie 'Zeespiegelstijging nu en in de toekomst'.
De zeespiegel is in Nederland met ongeveer 2 mm per jaar over de afgelopen 100 jaar gestegen. Dat is vergelijkbaar met het wereldgemiddelde.
De wereldwijde versnelling van de afgelopen jaren zien we aan de Nederlandse kust nog niet. Voor kleine gebieden, zoals de Noordzee, is een langere periode nodig om veranderingen in de trend vast te stellen, vanwege lokale effecten zoals fluctuaties in wind en in zeestromen.
Naast zeespiegelstijging hebben we in Nederland ook met bodemdaling te maken. Opgeteld bij de stijgende zeespiegel, zorgt bodemdaling ervoor dat het niveauverschil tussen zee en land nog groter wordt.
Een delta is een delta-vormige overgangszone van een stelsel van riviermondingen naar de aangrenzende kuststrook, waarin zout en zoet water mengen en zand en slib wordt afgezet. Nederland bestaat voor een groot deel uit het aaneengesloten deltagebied van de rivieren Rijn, Maas en Schelde.
Een estuarium is een trechtervormige riviermonding, waar het zoete rivierwater met het zoute zeewater gemengd wordt en waar het getij waarneembaar is. Nederland heeft sinds de Deltawerken nog twee natuurlijke estuaria: de Westerschelde (monding van de Schelde) en de Eems-Dollard (monding van de Eems).
Gevolgen van zeespiegelstijging wereldwijd
Wereldwijd zijn de gevolgen van zeespiegelstijging al merkbaar. Laaggelegen kustgebieden en kleine eilanden lopen regelmatig onder en stormschade in de kustgebieden neemt toe. Delta’s en estuaria hebben door menselijke ingrepen grote moeite met de sedimenthuishouding en verzilting. Kwetsbare gemeenschappen en ecosystemen, vooral in koraal- en poolgebieden, zullen al ver voor het einde van de eeuw - ook in een laag emissiescenario - grenzen ondervinden aan de mogelijkheden om zich aan te passen aan klimaatverandering. Een aantal laaggelegen gebieden kan deze grenzen al voor 2100 verwachten, afhankelijk van de uitstoot in de 21e eeuw en andere ontwikkelingen zoals bevolkingsgroei.
Het aanpassen aan klimaatverandering wordt klimaatadaptatie genoemd. Opties voor adaptatie aan zeespiegelstijging variëren van harde infrastructurele ingrepen zoals we die in Nederland kennen (bijvoorbeeld de Oosterscheldekering) tot maatregelen die gebruik maken van natuurlijke processen en van het beschermen van huidige locaties tot het verplaatsen van mensen en goederen. Klimaatadaptatie is niet alleen een technische uitdaging, maar ook een sociale.
Wat zien we in Nederland?
In Nederland zijn de gevolgen tot nu toe gering. Het ontwerp van onze waterveiligheid en zoetwatervoorziening kent een hoog beschermingsniveau. De Nederlandse Delta is sinds de Deltawerken beter beschermd dan in het verleden.
Tijdens de Sinterklaasstorm in 2013 bijvoorbeeld werden de hoogste waterstanden sinds 1953 zonder grote problemen gekeerd. Dat is ook belangrijk, want er bevinden zich steeds meer mensen achter de dijken. Sinds 2017 gelden nieuwe normen voor de bescherming tegen overstromingen.
De periode 2018-2019 was zeer droog. De rivieren voerden lange tijd zeer weinig water aan, daardoor kon zeewater ver landinwaarts doordringen. De neerslag in Nederland was gedurende een groot deel van het jaar ver onder het langjarige gemiddelde. Het daardoor ontstane watertekort leverde problemen op voor de zoetwatervoorziening en het transport over de rivieren. Hoewel er aanzienlijke economische schade is opgetreden bleven de problemen ten aanzien van de verzilting vanuit de zee beheersbaar.
Wel zien we voorzichtige signalen dat de druk op het watersysteem toeneemt. Een voorbeeld is dat de spui-capaciteit van de Afsluitdijk is afgenomen, doordat het verschil in waterpeil tussen de Waddenzee en het IJsselmeer is afgenomen. Er kan hierdoor minder water op de Waddenzee worden geloosd, terwijl er juist een hogere aanvoer uit de IJssel valt te verwachten door een toename van neerslag. Deze ontwikkelingen vallen nog wel ruim binnen de veiligheidsmarges van het huidige watersysteem, maar zijn wel de reden voor de huidige werkzaamheden aan de Afsluitdijk.
Kans rond 2100 op extreme waterstanden aan de Nederlandse kust (waarop de kans nu eens in de 100 jaar is):
- Delfzijl: Bij het lage scenario neemt de kans toe naar eens in de 50 jaar; Bij een hoog scenario naar eens in de 25 jaar.
- Den Helder: Bij het lage scenario neemt de kans toe naar eens in de 17 jaar; Bij een hoog scenario naar eens in de 4 jaar.
- Hoek van Holland: Bij het lage scenario neemt de kans toe naar eens in de 14 jaar; Bij een hoog scenario naar eens in de 2,5 jaar.
Bron: Berekend door KNMI op basis van SROCC, Chapter 4, Supplementary material. Zie download pagina SROCC
Toekomstscenario’s voor zeespiegelstijging
Het Deltaprogramma houdt tot nu toe rekening met een zeespiegelstijging tot maximaal 1 meter langs de Nederlandse kust, aan het eind van deze eeuw. Deze grens is gebaseerd op de KNMI-klimaatscenario’s uit 2014. Het SROCC-rapport 2019 van het IPCC laat zien dat de bovengrens van de waarschijnlijke zeespiegelstijging wat hoger is dan we in 2014 dachten. Zie 'Zeespiegelstijging nu en in de toekomst'.
Ook al gaat de zeespiegelstijging de afgelopen jaren in Nederland iets langzamer dan wereldwijd gemiddeld, de verwachting is dat Nederland niet uit de pas zal blijven met het wereldgemiddelde, omdat de Noordzee immers in directe verbinding met de oceanen staat. De zeespiegel zal ook in Nederland steeds sneller gaan stijgen. Als delen van de Antarctische IJskap instabiel worden, dan kan die versnelling na 2050 flink toenemen.
Naar verwachting worden in de nieuwe KNMI-klimaatscenario’s dan ook de schattingen voor zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust naar boven toe bijgesteld.
Toekomstige gevolgen voor Nederland
De belangrijkste toekomstige gevolgen van een steeds sneller stijgende zeespiegel voor Nederland op een rij (zie ook onderstaande figuur):
Er zal steeds meer zand nodig zijn om de kustlijn te handhaven en te laten meegroeien met de zeespiegel.
De zoetwatervoorziening zal steeds meer onder druk komen te staan doordat het zeewater ook de rivieren indringt. Als het rivierwater te zout wordt, moeten inlaatpunten zoals in Gouda, Bernisse en in de Lek steeds vaker en langer sluiten. Door zoutindringing via de ondergrond neemt bij het huidige landgebruik de watervraag aan het einde van deze eeuw sterk toe.
Op termijn moeten meer pompen bij het IJsselmeer geplaatst worden om het water op de Waddenzee te kunnen spuien, omdat het waterniveau van de Waddenzee steeds hoger staat.
Stormvloedkeringen zoals de Maeslantkering en Oosterscheldekering zullen vaker moeten sluiten en blijven bij een grote zeespiegelstijging uiteindelijk permanent dicht. Tenzij er aanpassingen gedaan worden in de bescherming van het achterliggende gebied. Dit heeft gevolgen voor de doorvaart en voor de natuur. Er zullen daarnaast aanpassingen aan de keringen gedaan moeten worden om de veiligheid te garanderen. Bij grote stormen zal er vaker en ook meer water overheen gaan. De levensduur van de waterkeringen neemt daardoor sterk af.
Ook de snelheid van zeespiegelstijging telt
Niet alleen het uiteindelijke zeeniveau bepaalt in welke mate we ons aan kunnen passen aan zeespiegelstijging, maar ook de snelheid waarmee de stijging plaatsvindt. Hoe sneller de zeespiegel stijgt, hoe meer zand er nodig is om de kustlijn te handhaven en mee te laten groeien met de zeespiegel. Zo is bijvoorbeeld bij een stijgsnelheid van zo’n 10 mm per jaar er ongeveer drie tot vier keer meer zand nodig.
Ook hangt de sedimenthuishouding van de Waddenzee af van de snelheid waarmee de zeespiegel stijgt. Als deze te snel stijgt (ongeveer vanaf 6 mm per jaar voor de westelijke Waddenzee en ongeveer 10 mm per jaar voor de oostelijke Waddenzee) komt er naar verwachting onvoldoende sediment de Waddenzee binnen om mee te groeien met de zeespiegel en kunnen wadplaten langzamerhand gaan verdwijnen. Zo snel stijgt de zeespiegel in Nederland nog niet, maar de gemeten wereldgemiddelde zeespiegelstijging benadert deze kritische grens voor de westelijke Waddenzee. Projecties laten zien dat bij het hoge emissiescenario de drempelwaarde voor de westelijke Waddenzee (6 mm per jaar) al voor 2050 overschreden wordt en de drempelwaarde voor de oostelijke Waddenzee (10 mm per jaar) eind deze eeuw.
Nederlandse aanpak
Goede monitoring van de veranderingen, tijdige inventarisatie van opties en een adaptieve aanpak zijn vereist. Voor sommige opties moet ruimte worden gereserveerd. Daarnaast is het verstandig om deze opties in onderlinge samenhang te beschouwen en rekening te houden met andere ontwikkelingen, zoals de energietransitie.
Nederland heeft op het gebied van adaptatie al een goede staat van dienst. Samen met Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en sommige staten in de Verenigde Staten wordt Nederland genoemd als een voorbeeldland. Om de actuele ontwikkelingen te volgen heeft het Deltaprogramma een Signaalgroep in het leven geroepen, die op basis van de laatste wetenschappelijke en maatschappelijke inzichten adviseert of er reden is om de gevolgde strategie bij te stellen.
Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar goede indicatoren voor een ‘early warning systematiek’ ten aanzien van een versnelling in de zeespiegelstijging. Deze indicatoren moeten ons tijdig kunnen waarschuwen voor versneld massa verlies van de ijskappen en daarmee voor versnelde zeespiegelstijging.
Klimaatscenario’s
Het KNMI maakt al lange tijd periodiek klimaatscenario’s voor Nederland, met daarin getallen voor de toekomstige zeespiegelstijging aan de Noordzeekust. De laatste keer was in 2014. In 2021 publiceert het KNMI het Klimaatsignaal’21, waarin indicatieve getallen voor zeespiegel worden gegeven op basis van het SROCC-rapport, aangevuld met de nieuwste inzichten. In 2023 worden de KNMI’23-klimaatscenario’s gepubliceerd met nieuwe getallen voor zeespiegelstijging waarin de meest recente analyses met mondiale klimaatmodellen worden meegenomen, naast SROCC (2019) en het zesde IPCC-assessmentrapport (2021).
Rekening houden met extreme zeespiegelstijging
Voor gebieden met een lage risico-tolerantie voor zeespiegelstijging - zoals Nederland - adviseert SROCC om de mogelijke gevolgen van nog extremere scenario’s te verkennen. Wat als de zeespiegel met meer dan 1,1 meter in 2100 stijgt? Of meer dan 5,4 meter in 2300? Ook al is de kans klein, de kans bestaat wel. Dat onderzoek wordt voor Nederland in het kennisprogramma Zeespiegelstijging uitgevoerd. Het Deltaprogramma heeft recent twee verkenningen (zie stippen in de zijlijn) laten uitvoeren door Deltares over de mogelijke gevolgen en oplossingsrichtingen. Deze verkenningen sluiten aan op de bevindingen van SROCC. Ook het Expertise Netwerk Waterveiligheid buigt zich over de vraag in hoeverre de huidige adaptatiestrategie houdbaar is bij een zeespiegelstijging die hoger is dan 1 meter in 2100.
Kennisprogramma Zeespiegelstijging
In 2019 is door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het Kennisprogramma Zeespiegelstijging gestart. Dit kennisprogamma draagt bij aan onderzoek om een betere schatting voor de toekomstige zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust te kunnen geven. Daarnaast wordt de houdbaarheid van huidige strategieën tegen het licht van de nieuwe inzichten in versnelde zeespiegelstijging gehouden en wordt gekeken of en hoe ze aangepast moeten worden. Ook wordt verkend wat de handelingsperspectieven zijn voor de verre toekomst, na 2100, en welke besluiten hiervoor al op korte termijn nodig zijn.