Tekst Charlotte van den Berg
Foto Bart van Vliet

Uitvoeringsorganisaties en bestuursdepartement van JenV moeten zich voortdurend inspannen om aan te sluiten op de samenleving. Alles om de veiligheid van iedereen in Nederland iedere dag zo goed mogelijk te kunnen waarborgen. Die actieve en verbindende houding ziet politietopvrouw Jannine van den Berg meer en meer terug. Op kantoor en op straat. “We houden elkaar beter op de hoogte. Je staat daarom meer open voor elkaar.”

Jannine van den Berg (staande foto)
Jannine van den Berg stapte in 1982 als achttienjarige de Nederlandse Politie Academie binnen. Eind 2018 trad ze toe tot het bestuur van Interpol, de organisatie waarbinnen 194 landen samenwerken om misdaad tegen te gaan. In de tussentijd werkte Van den Berg in talloze functies binnen de politie. Tussen 2011 en 2016 maakte ze deel uit van de korpsleiding Nationale Politie. Op dit moment is ze politiechef van de Landelijke Eenheid.

“Als er buiten iets aan de hand is, verbindt dat binnen de organisatie. Eventueel gedoe valt weg; je gaat er samen voor staan”, zegt Van den Berg, enkele dagen na de aanslag op een tram in Utrecht. “Als ik dat vergelijk met andere landen zit het hier wel goed. Dat maakt me trots. Hoe we elkaar weten te vinden als het nodig is, dat er overal verbinding is. Hoe we samen gaan voor wat iedereen in Nederland van ons mag verwachten. Mede door mijn werk bij Interpol zie ik alles in een bredere context. Ik zie beter hoe zaken in andere landen werken. Ik zie dus ook dat het voor de politie hier echt een pre is dat we één organisatie zijn. Dat soort inzichten zijn goed.”

“Na afloop van zo’n afschuwelijke daad als in Utrecht is het belangrijk dat we er als politie zijn. Dat we zichtbaar zijn. Door de wijk in te gaan om te proeven wat er speelt. Om rust te brengen, om signaaltjes op te pikken waar nodig. Onze fijnmazigheid met de duizenden wijkagenten is heel bijzonder. Dat is de kracht van de Nederlandse politie. We zijn daar niet uniek in, maar staan daar wel internationaal om bekend.”

Contact en verbinding zoeken gebeurt voortdurend, benadrukt Van den Berg. “De hele wereld zit in onze wijken. Als er iets gebeurt in een ander land, dan merk je dat hier. Nieuw-Zeeland is ver weg, maar het feit dat daar een aanslag gepleegd is, geeft hier toch ongerustheid. Als gemeente ga je dan aftasten hoe gemeenschappen in je eigen wijken erbij zitten - de politie helpt daarbij. Dat betekent niet dat wij alleen voor de deuren van moskeeën gaan posten. Het gaat er om dat je in contact staat, dat je weet hoe het met mensen gaat. Op die manier bouw je met elkaar aan een netwerk.”

"Als de samenleving verandert, is de politie een van de uitvoeringsorganisaties die dat onmiddellijk merkt.”

Rust

Achter de schermen is de afgelopen jaren een hoop veranderd. Binnen de politie is de Nationale Politie opgezet, binnen het departement is een verandertraject in gang gezet. “In vlot tempo hebben we een grote reorganisatie doorgevoerd. We hebben aan alle kanten, dus ook vanuit het departement, moeten wennen aan een andere structuur. De nieuwe organisatie is van binnen en van buiten vanaf het begin geëvalueerd: waar heeft het z’n plussen, waar heeft het z’n minnen? Ik denk dan: we zijn nog maar kort bezig, geef het een kans om het te laten groeien, laat het gedijen. Maar natuurlijk moet je blijven nagaan of je voldoende doorontwikkelt. Want als de samenleving verandert, is de politie een van de uitvoeringsorganisaties die dat onmiddellijk merkt.”

Van den Berg ervaart nu meer rust. “Je merkt - ook in de media - dat het inmiddels minder gaat over de strubbelingen die deze veranderingen met zich meebrachten. Het gaat weer over de onderwerpen van de veiligheidsagenda, over grote issues zoals bestrijding van cybercriminaliteit en het tegengaan van ondermijnende criminaliteit. Het gaat over onze samenwerking met de veiligheidsdiensten en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. We focussen op de problematiek die er speelt.”

Samen

De verbinding die in de wijken en steden gezocht wordt, ziet Van den Berg ook terug in de onderlinge samenwerking tussen politie en andere onderdelen van JenV. “Binnen de Landelijke Eenheid is bijvoorbeeld een groepje politiemensen dat goed contact heeft met mensen van de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Openbaar Ministerie en het departement over wat er binnen justitiële inrichtingen gebeurt. Gezamenlijk zit je vervolgens met de minister om tafel. Dat loopt goed. Zo zijn er allerlei connecties. Ik heb de indruk dat dat steeds meer gebeurt.”

“Ik vind het een mooie ontwikkeling dat ambtenaren van het departement veel nadrukkelijker naar gemeentes toegaan en daar informatie ophalen: wat gebeurt er hier? Hoe kunnen we dat ondersteunen? In plaats van: hoe kunnen wij dat voor jullie bedenken – als ik het zwart-wit zou stellen. Er is meer contact op verschillende dossiers en verschillende niveaus. Dat is een andere, mooie beweging. We doen dit als beleid en uitvoering samen.”

"Er is altijd zo’n momentje waarop vanuit beleid naar mij wordt gekeken: hoe gaan jullie dat dan daadwerkelijk doen?"

“Natuurlijk blijft er een spanningsveld tussen ons – er is altijd zo’n momentje waarop naar mij wordt gekeken: hoe gaan jullie dat dan daadwerkelijk doen? Want juridisch kan beleid kloppen, maar het moet wel uitvoerbaar zijn. Daar zit per definitie wat spanning op. Te grote spanning is vervelend, dat is in het verleden wel eens gebeurd; dan ga je op elkaar lopen mopperen en je aan elkaar ergeren. Wij willen als politie soms iets meer dan mogelijk is. Maar wij moeten er als uitvoeringsorganisatie rekening mee houden dat er een politieke context is, en het departement moet bekijken wat er nodig is om ons werk goed te kunnen doen. Het gaat er om dat je openstaat voor elkaar en bekijkt: hoe kan je het een stapje beter krijgen?”

Balans

“Ik vind bijvoorbeeld dat we sneller zouden moeten kunnen reageren op ontwikkelingen in het cyberdomein, maar begrijp ook dat je goed moet kijken naar de bevoegdheden die je de politie daarvoor zou moeten geven. Dat moet in balans zijn; als je een uitbreiding van bevoegdheden geeft, moet je er ook een beschermingsmaatregel voor de privacy van de burger voor ontwikkelen.”

“Hoe zorg je voor een goede balans? Dat vraagt veel met elkaar praten, veel zoeken. We houden elkaar beter op de hoogte. Je staat daarom meer open voor elkaar. Ik ben positief over de verbindende beweging. En ben je er dan? Nee, natuurlijk niet. Maar het is wel wat rustiger geworden in de manier waarop we over elkaar praten. In plaats van gedoe zie ik dat we vaker samen kijken naar hoe we kunnen ontwikkelen. Wat hebben we nodig voor ons werk? Hoe kunnen we elkaar helpen?”