Het weer in 2022 - gemiddelden en trends
2022: op twee na warmste jaar
2022 was een zeer warm jaar. Met een gemiddelde temperatuur van 11,6 °C was 2022 het op twee na warmste jaar sinds het begin van de metingen in 1901, na 2014 en 2020 (beide 11,7 °C). Dat is 1,1 °C hoger dan normaal (het 1991-2020 gemiddelde) en 0,6 °C hoger dan het gemiddelde over de afgelopen tien jaar. Het aantal zachte (dagelijks maximum ≥ 15 °C), warme (≥ 20 °C), zomerse (≥ 25 °C) en tropische dagen (≥ 30 °C) was groter dan normaal. Het aantal zachte dagen was 206 en was daarmee het hoogste aantal sinds het begin van de metingen in 1901.
Met name de zomer en herfst waren warm. De zomer van 2022 was, samen met die van 2003, de een na warmste van de meetreeks; de herfst was de twee na warmste. Alle maanden van 2022 waren warmer dan normaal, behalve april, september en december. Augustus was de twee na warmste van de meetreeks.
In 2022 waren, opmerkelijk genoeg, zowel nieuwjaar als oudjaar de warmste nieuwjaar en oudjaar van de meetreeks. Op nieuwjaar was de daggemiddelde temperatuur van 12,3 graden 8,7 graden hoger dan normaal in januari. Op oudjaar was de daggemiddelde temperatuur van 14,0 graden 9,8 graden hoger dan normaal in december. Op geen enkele dag in 2022 verschilde de temperatuur zoveel van de normale waarde voor de maand als op nieuwjaar en oudjaar.
Graaddagen - een maat voor de vraag naar aardgas
Graaddagen zijn een maat voor de vraag naar aardgas. De vraag op een willekeurige dag wordt berekend met behulp van de effectieve temperatuur (Teff: de temperatuur gecorrigeerd voor de windsnelheid, uitgedrukt in meters per seconde, beide daggemiddeld in De Bilt, volgens de formule: Teff = temperatuur minus (windsnelheid/1,5). Het aantal graaddagen per dag is 14 minus Teff op die dag. Als de Teff hoger is dan 14 dan wordt er niet gestookt en is het aantal graaddagen nul. Hoe verder de effectieve temperatuur onder de 14 graden zakt, hoe sterker die dag meetelt.
Meeste zonnestraling sinds begin metingen
2022 was het jaar met de meeste zonnestraling sinds het begin van de metingen in 1965. Gemiddeld over het land was de zonnestraling 436 kJ/cm2, oftewel 138 W/m2, 15% meer dan de normale (1991-2020) waarde van 120 W/m2. Ook de zomer was recordzonnig, met een zonnestraling van 240 W/m2, 17% meer dan normaal. Ook in de lente was de zonnestraling 17% meer dan normaal. De lente was de een na zonnigste van de meetreeks, na de lente van 2020.
De jaarlijkse zonnestraling neemt toe sinds de jaren 90, met ruim 3% per tien jaar. De toename is het grootst in de lente, bijna 5% per tien jaar. De toename in zonnestraling is vooral het gevolg van een afname in de bewolking, die samenhangt met het vaker voorkomen van hogedrukgebieden in de lente en de zomer. De KNMI’14 klimaatscenario’s voorzien voor de komende decennia een toename in de zonnestraling. Deze toename is echter beduidend minder dan de waargenomen toename. Meer zon draagt, naast de wereldwijde temperatuurstijging, bij aan de opwarming van Nederland in de lente en de zomer. Deze bijdrage is het grootst in het binnenland overdag. Ook leidt meer zon tot meer verdamping en zo tot een grotere kans op droogte. Of de opwaartse trend in de zonnestraling zich voortzet is allerminst zeker, het is goed mogelijk dat de trend in de toekomst door vaker bewolkt weer in de lente en de zomer gaat afvlakken of tijdelijk naar beneden gaat.