Tekst Angele Samura, regionale veiligheidscoördinator, Nederlandse ambassade Jakarta

Nu Islamitische Staat (IS) in Syrië zo goed als verslagen is, leeft bij veel bondgenoten de vraag waar de IS-strijders naar toe zullen gaan. Blijven ze in het Midden-Oosten, keren ze terug naar huis of zoeken ze andere strijdtonelen op? En waar zijn deze potentieel nieuwe IS-kalifaten dan? Angele Samura probeert met en voor de collega’s die zich bezig houden met onze veiligheid - de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Defensie, de Nationale Politie, de Koninklijke Marechaussee, de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid en de inlichtingen en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD - dit soort vragen zo goed mogelijk te duiden voor haar regio: Zuidoost Azië. Als één van zes regionale veiligheidscoördinatoren wereldwijd is zij sinds begin 2016 werkzaam in Azië. Haar missie: een bijdrage leveren aan een preventieve aanpak aan de bron in het buitenland. Zodat ingegrepen kan worden voor het te laat is. Voor de Veiligheidsdiplomaat vertelt Angele over haar werk.

ARSA leider Ata Ullah, ook bekend onder de namen Hafiz Tohar en Abu Omar Junooni, wordt in de foto geflankeerd door twee ARSA strijders.

Van Raqqa naar Marawi

"Hoewel Azië misschien ver van ons bed lijkt, is het dat niet. Tijdens terroristische aanslagen de afgelopen jaren in Indonesië, Bangladesh en Thailand vielen helaas ook Nederlandse slachtoffers. Daarnaast wordt al enkele jaren een Nederlander vastgehouden door een terroristische organisatie op Sulu, in het zuiden van de Filipijnen. Zuidoost Azië wordt vaak genoemd als een mogelijk nieuw strijdtoneel. De gebeurtenissen verleden jaar in de Filipijnse stad Marawi onderstreepten dat dit zeker niet ondenkbaar is.  Er is een lange moeizame strijd uitgevochten tussen het leger en ISIS-affiliates die hier een ISIS-provincie wilden stichten. Deze strijd werd pas na ruim 5 maanden beslecht door het leger en eiste meer dan 1000 slachtoffers.

Een nieuw front dreigt in het grensgebied tussen Bangladesh en Myanmar waar naast ISIS vooral Al Qaeda (AQ) probeert te profiteren van de Rohingya crisis. Beide organisaties zijn – via hun aanhangers in Bangladesh, maar ook in bijvoorbeeld het Midden Oosten, India, Pakistan, Maleisië en Indonesië en zelfs Nederland - al maandenlang actief om via sociale media volgelingen op te roepen tot jihad tegen Myanmar en gepercipieerde bondgenoten. Er is nog een derde speler actief – ARSA – een extremistische Rohingya organisatie die via geweld zegt op te willen komen voor de rechten van Rohingya’s. De aanslagen van ARSA leidden er tot nu toe vooral toe dat het leger van Myanmar buitenproportioneel ingreep met een ongekende stroom vluchtelingen als gevolg."

Chatgroep op Telegram

Person 1: What are your opinions about the brothers  in Arakan? Why don’t they combine their efforts?

Person 2: ARSA says they don’t want foreign fighters.

Person 1: Mmmm, maybe for now.

Middenin de crisis

"Afgelopen december was ik samen met een collega van onze ambassade in Dhaka in Cox’s Bazar om meer zicht te krijgen op de invloed van extremisten in de vluchtelingenkampen. We spraken met veel personen – van VN hulpverleners tot vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, journalisten, politie en legercommandanten en religieuze leiders. Uit die gesprekken werd snel duidelijk dat de situatie in de kampen nijpend is.  Er hangt een gespannen sfeer.

Ook uit de gesprekken met Rohingya vertegenwoordigers blijkt de ernst van de situatie en het persoonlijke leed dat de crisis teweeg heeft gebracht. Tijdens het werkbezoek had ik een afspraak met een groep moellahs - lokale religieuze leiders. De moellahs hebben een sleutelrol in de Rohingya gemeenschap en hadden wellicht zelf connecties met ARSA – of kenden mensen die dat hadden. Van te voren hadden we met de ambassade de veiligheidsrisico’s goed doorgenomen, maar toch was ik licht gespannen voor dit gesprek. Ik zat aan tafel met een zestal zwaar bebaarde religieuze leiders en bereidde me voor op een pittig gesprek. Dat werd het ook wel, maar in plaats van een discussie over een wel of niet gerechtvaardigde jihad, zat ik aan tafel met een zestal hevig getraumatiseerde huilende mannen, die de verschikkingen waarmee familie en vrienden geconfronteerd waren nog niet konden bevatten.  Ze spraken verbitterd over de intenties van de overheid van Myanmar en waren cynisch over de afspraken over mogelijke terugkeer van vluchtelingen naar huis.

Later in het gesprek kwamen enkele zaken naar boven die ik nu aan het checken ben via andere bronnen. Uiteraard ben ik me er altijd van bewust dat een eerste gesprek een aftasting is van beide kanten. Ik hoop dezelfde moellahs dan ook deze maand – wanneer ik terug ga naar de kampen – weer te spreken. Ondertussen houden we contact via WhatsApp. En daarmee raak ik aan de kern van een deel van mijn werk – heel veel praten – heel veel fact-checking – en vertrouwen winnen van diverse bronnen zodat ik informatie krijg en deze ook weer kan controleren. Die informatie is nodig om goed te kunnen inschatten of er een dreiging is tegen Nederlanders of Nederlandse belangen in mijn regio en wat Nederland zou kunnen doen om de lokale bevolking weerbaarder te maken tegen het extremistische gedachtengoed."

Angele in Cox's Bazar, in gesprek met de Moellahs

Nederlandse bijdrage

"De Rohingya crisis is in de eerste plaats een enorme humanitaire crisis die schreeuwt om een duurzame politieke oplossing. Diverse landen - waaronder Nederland - werken hieraan op verschillende manieren. Via onze ambassades in Dhaka en Yangon, via de directie Veiligheidsbeleid op het ministerie in Den Haag en uiteraard dit jaar ook via de VN-Veiligheidsraad in New York. Een eerste prioriteit blijft het leveren van humanitaire hulp, onderwijs  en medische zorg aan de vluchtelingen.  

Maar hoe langer een politieke oplossing uitblijft, hoe groter het risico dat de kampen permanent worden en hoe kwetsbaarder vervolgens de ruim 900.000 vluchtelingen zullen zijn voor de slimme rekruteringstactieken van Al Qaeda en Islamitische Staat. Nederland financiert daarom een organisatie die in Bangladesh de extremistische propaganda via sociale media in kaart brengt: wat zeggen extremistische groepen, wie is hun doelgroep en welke sociale media gebruiken ze? Daarnaast financiert Nederland een project dat gemeenschappen die kwetsbaar zijn voor extremistische propaganda helpt om dit soort boodschappen te herkennen en hoe ze hierop kunnen reageren."