Tekst Wibe van der Linden
Aankomend Chair of the Military Committee bij de NAVO
Luitenant-admiraal Rob Bauer start op 25 juni in Brussel als 33e Chair of the Military Committee (C-MC) bij de NAVO. Tot 15 april is hij (sinds 2017) als Commandant der Strijdkrachten (CDS) de hoogste commandant van de Nederlandse krijgsmacht. Luitenant-admiraal Bauer treedt toe tot een illuster rijtje: sinds de oprichting van de NAVO in 1949 is hij na de generaals Hasselman (1957-1961) en de Jager (1983-1986) pas de derde Nederlander die als voorzitter van het NAVO Militair Comité mag fungeren.
Leestijd: 5 minuten
Van 1983 tot 1986 stond er voor het laatst een Nederlander aan het roer van het NAVO Militair Comité, toen zat u nog op het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder. Wat ging er door u heen toen u de uitslag van de verkiezing hoorde?
Op 9 oktober zat ik in de video teleconference waarin de uitslag van de verkiezing bekend zou worden. Om 14:00 zou de uitslag bekend worden gemaakt en een paar minuten voor tijd verbrak de verbinding. Ongeveer vijftien minuten later werd ik gebeld door het Hoofd Permanente Militaire Vertegenwoordiging (LTGEN Van der Laan) die mij feliciteerde. Doordat we op dat moment nog druk waren met het herstellen van de verbinding, drongen zijn woorden niet helemaal door en was mijn eerste reactie: “we zijn druk bezig hier, maar ik denk dat de verbinding zo hersteld is!” Toen pas kwam het besef dat ik de verkiezing had gewonnen.
Doordat we in de laatste maand steeds vaker waren bevestigd in het beeld dat er een reële kans bestond dat ik verkozen zou worden, was er geen sprake van ongeloof. We hebben van te voren heel bewust geanalyseerd op welke landen we onze pijlen moesten richten om genoeg stemmen binnen te halen. En achteraf is gelukkig gebleken dat die analyse bleek te kloppen.
De veiligheidscontext is nu compleet anders dan 72 jaar geleden, toen de NAVO werd opgericht. In wat voor staat treft u het bondgenootschap aan?
Je ziet dat momenteel binnen de NAVO fors wordt geïnvesteerd om de toenemende dreiging een adequaat antwoord te kunnen bieden. Daar zijn veel investeringen voor nodig, m.n. in vervangende capaciteiten of nieuwe capaciteiten. Ook is de laatste jaren geïnvesteerd in het aantal eenheden dat snel kan worden ingezet.
Tegelijkertijd bestaat onder bondgenoten een hernieuwd bewustzijn van toenemende dreigingen. Als het gaat om de Russische dreiging is in elk geval bij de Oostelijke landen de urgentie enorm toegenomen. Zuidelijke leden ervaren vooral een toename van migratie- en terrorismedreiging. Nederland is in de bijzondere positie dat we vanwege onze geografische ligging deze dreigingen wellicht het minst voelen. Dat ontslaat ons niet van de verplichtingen die we zijn aangegaan in NAVO-verband om die dreigingen te weerstaan. Zeker wanneer we ons beseffen dat we hebben afgesproken elkaar bij te staan als het mis gaat (‘een aanval op één, is een aanval op allen’).
Wat ziet u op dit moment als de grootste uitdaging voor de NAVO?
Het bewaren van de eenheid binnen het Bondgenootschap is een ongelofelijk belangrijke en tegelijkertijd ingewikkelde opdracht. Eenheid is de kracht van NAVO en daarmee ook onze kwetsbaarheid. Binnen het Bondgenootschap bestaan verschillende ideeën ten aanzien van de meest urgente dreigingen. Een afbrokkeling van de eenheid geeft tegenstanders kansen om de onderlinge verschillen verder uit te vergroten.
Zo vinden de Amerikanen nog steeds dat Europa meer moet doen om voor zijn eigen veiligheid in te kunnen staan. Met de komst van President Biden is de vorm waarin de boodschap wordt verpakt weliswaar veranderd, maar de inhoud van de boodschap blijft voor het overgrote deel hetzelfde. De VS vinden nog steeds dat zij als een van de dertig bondgenoten teveel geld uitgeven aan de NAVO, wat ook een terechte constatering is.
Overigens tegen een achtergrond waarin de Verenigde Staten militaire eenheden willen kunnen verplaatsen vanuit Europa naar het Aziatische theater. In dat kader is de ambitie van de EU om zelfstandig beperkte operaties, van laten we zeggen brigade omvang, te kunnen uitvoeren een verstandige, maar de verdediging van het Bondgenootschappelijk territorium blijft primair een NAVO-aangelegenheid.
En welke rol ziet u daarin voor de C-MC weggelegd?
De C-MC speelt een belangrijke rol in het stimuleren van verstandige vormen van samenwerking tussen de NAVO-lidstaten, waarbij hij daarover primair met de CDS’en spreekt. NAVO is een consensusorganisatie. De kracht van unanimiteit is het creëren van draagvlak. Tegelijkertijd bestaat daarmee het risico dat besluiten verworden tot een grijze soep die eigenlijk niets meer betekenen. De grootste uitdaging ligt in het behouden van scherpte in besluiten enerzijds en anderzijds ervoor zorgen dat iedereen hiermee instemt.
Overigens is de voorzitter zelf geen commandant. Interessant genoeg is de voorzitter de hoogste militair van de NAVO, maar de baas van niemand. Een positie waar je niet op basis van macht acteert, maar vooral op basis van overtuigingskracht en invloed. Een groot deel van het werk zal om die reden buiten de vergaderingen om gebeuren, omdat je wilt voorkomen dat bepaalde zaken in de vergadering zelf vastlopen. De C-MC heeft daarmee ook een beetje de rol van ‘oliemannetje’, zou je kunnen zeggen.
Momenteel wordt binnen NAVO nagedacht over de een toekomst van het bondgenootschap. Wat moet volgens u op militair gebied gebeuren om de NAVO toe te rusten om dreigingen in 2030 adequaat het hoofd te kunnen bieden
In de eerste plaats gaat dat over de hoeveelheid capaciteiten die de NAVO tegenover de toenemende dreiging kan zetten. Zo zijn we nu bezig met het uitwerken van de NAVO militaire strategie. Het is belangrijk om met elkaar vast te stellen wat nodig is om effectief te zijn als het om afschrikking (deterrence) gaat.
Een tweede belangrijk element zijn nieuwe vormen van oorlogvoering. Het ingewikkelde hieraan is dat potentiële tegenstanders – waaronder Rusland – zich terdege realiseren dat NAVO op langere termijn militair gezien lastig te verslaan is. Rusland is daarom niet uit op een direct gewapend conflict. Waar Rusland echter ontzettend sterk in is, is het uitoefenen van invloed door middel van activiteiten ‘just below the treshhold of Article 5’. Hier vallen hybride aanvallen onder, waaronder die in het cyber domein. Op die manier weet Rusland wel degelijk invloed uit te oefenen, bewijzen de gebeurtenissen in de Krim en Oost-Oekraïne.
Ten slotte zien we in toenemende mate een digitalisering van het slagveld. Dit heeft o.a. te maken met het feit dat de hedendaagse wapensystemen (zoals de F-35, de Reaper en de nieuwe radar van luchtverdedigings- en commandofregatten) een enorme hoeveelheid data verzamelen. Krijgsmachten moeten in voldoende mate toegerust zijn om deze data op te slaan, te analyseren, slim te doorzoeken, zodat we de daaruit voortkomende relevante informatie ook kunnen gebruiken.
Deze nieuwe functie heeft ook tot gevolg dat u het Ministerie van Defensie, waar u ruim 40 jaar heeft gewerkt, achter u gaat laten. Wat gaat u het meeste missen?
Formeel blijf ik in dienst van Defensie, anders kon ik ook niet in mijn uniform blijven lopen, dus dat afscheid laat gelukkig nog even op zich wachten!
Het is natuurlijk wel zo dat ik geen CDS meer ben en niet meer aan het hoofd sta van de Nederlandse krijgsmacht. Dat is na 3,5 intensieve jaren wel een gek idee. Als CDS ben je namelijk verantwoordelijk voor de krijgsmacht. De dynamiek die hoort bij deze functie, zoals het oplossen van problemen en het afleggen van verantwoording aan de minister, de staatssecretaris en SG zal zeker anders zijn in mijn rol als C-MC.
Afsluitend, welke uitsmijter zou u de lezers van de Veiligheidsdiplomaat nog willen meegeven?
Ik denk dat het heel belangrijk is dat we met elkaar – met de mensen van Buitenlandse Zaken, Defensie maar ook Justitie en Veiligheid – actief blijven zorgen dat de veiligheid, van Nederland in het bijzonder, maar natuurlijk in breder NAVO-verband blijven garanderen. Waarbij het van belang is dat we blijven streven naar synergie, oftewel het geheel is meer dan de optelsom van de dertig NAVO-bondgenoten. Dat is waar we volgens mij met elkaar naar moeten blijven streven.