Tekst Lei Nota
Sinds november 2020 bekleedt BZ-collega Tsjeard Hoekstra op detacheringsbasis de functie van Senior Civilian bij de NAVO-missie Irak (NMI). Na meer dan een half jaar in de missie actief te zijn, spreken wij ambassadeur Hoekstra op het Plein in Den Haag over zijn functie en zijn ervaringen in de missie.
Voor wie een kleine opfriscursus kan gebruiken: wat behelst in grote lijnen de NMI?
“De NMI is een adviesmissie, met als doel om op strategisch niveau het ministerie van Defensie te adviseren in Irak. Op deze manier proberen we te voorkomen dat het veiligheidsapparaat in Irak implodeert, zoals dat in 2014 gebeurde toen IS opkwam.”
Wat is precies de rol van de Senior Civilian binnen de NMI?
“De Senior Civilian is de hoogste burger binnen de NMI en de rechterhand van de commandant. Ik ben daarnaast directeur van de divisie Strategic Representation and Outreach. Deze divisie is verantwoordelijk voor het onderhouden van de contacten met het NAVO-hoofdkwartier, de NAVO-ambassades in Bagdad en de ambassades van de partnerlanden die deelnemen aan NMI.
Ook voert mijn divisie de dialoog met de Iraakse regering over welke andere ministeries en instituten NMI moet gaan adviseren. We staan hierover voortdurend in contact met de Nationale Veiligheidsadviseur en het bureau van de Premier. Ten slotte ben je als Senior Civilian lid van het managementteam van de NMI, waardoor je dus mede de koers bepaalt van de missie.”
Wat zijn de ontwikkelingen binnen de NMI waar u het meest trots op bent?
“Toen ik net startte was NMI juist uit een diep dal aan het klauteren: 2020 was een erg lastig jaar door veiligheidsproblemen en COVID in Irak. Tot tweemaal toe werd bijna al het NMI-personeel geëvacueerd. In de tweede helft van dat jaar is de missie met veel pijn en moeite weer tot een acceptabel niveau opgebouwd. In november werd het commando overgedragen door de Canadezen aan de Denen. Dit was ook het moment waarop ik ben begonnen.
Het was onze taak om in de aanloop naar een beslissing van de North Atlantic Council over uitbreiding van NMI alles in werking te zetten om die te kunnen realiseren. Dit betekende onder meer het voeren van gesprekken met de Iraakse regering om scherp voor ogen te krijgen welke ministeries en diensten binnen het mandaat van NMI zouden vallen. Ook hebben wij ervoor gezorgd dat de juridische basis voor de aanwezigheid van NMI werd versterkt, waardoor zij nu als een diplomatieke missie wordt behandeld. Met alle voordelen van dien.”
Wat was uw beste dag, en wat was uw slechtste dag binnen de missie tot nu toe?
“Toen ik net startte binnen de NMI was het een jaar geleden dat de Amerikanen met een drone de Iraanse Generaal Soleimani uitschakelden net buiten het vliegveld van Bagdad. Vanwege de ‘verjaardag’ van deze gebeurtenis namen de spanningen flink toe. Dat leidde onder andere tot raketaanvallen vlakbij het legerkamp waar ik verblijf. Hierdoor werden de veiligheidsmaatregelen op het kamp nog verder aangescherpt.
Dit betekende dat de mede door COIVD-19 toch al beperkte vrijheid nog verder werd ingeperkt. Zo ontstond de cocktail van het opdoeken van alle sociale activiteiten en bijeenkomsten, en de instructie dat we steeds met helm en scherpvest moesten rondlopen. Zo werd onze vrijheid dubbel beperkt, wat redelijk taai was.
Mijn beste dag was 19 maart van dit jaar. Op dat moment kwam ik in aanmerking voor een shot van het Janssen-vaccin dat ter beschikking werd gesteld door de Amerikanen. Door de vaccinaties konden de werkzaamheden op het legerkamp weer voor een groot deel genormaliseerd worden. We hoeven nu bijvoorbeeld niet meer een mondkapje te dragen en kunnen we weer gezamenlijk in de kantine eten. Dat voelt als vrijheid.”
Wat ziet u als de grootste uitdaging voor NMI?
“We zitten nu in een ingewikkelde periode door de verkiezingen die in oktober gaan plaatsvinden in Irak. NMI heeft de ambitie om meer te doen, maar de regering wil niet dat de missie al te snel of te opzichtig groeit, omdat er op dit moment in Irak een heftige discussie wordt gevoerd over de aanwezigheid van buitenlandse troepen. Nu is het strikt genomen zo dat NMI niet uit buitenlandse troepen maar uit adviseurs bestaat, omdat het geen gevechtsmissie is, maar dat verschil wordt door de meeste Irakezen niet zo duidelijk gezien. Vandaar dat NMI de komende maanden van de Iraakse regering een laag profiel moet houden.
Stilletjes aan zal er wel wat uitgebreid worden dit jaar. We zijn op dit moment met 400 man, op het einde van het jaar zullen we op 700 zitten. Echter is dit nog ver weg van de 4000 man die Stoltenberg, de secretaris-generaal van de NAVO, eerder in een persconferentie noemde na het besluit voor uitbreiding van NMI.”
Hoe denkt u dat er het beste actie kan worden genomen op deze uitdagingen?
“Het beste is om heel nauw te blijven samenwerken met de Iraakse regering. We proberen deze contacten ook erg goed te houden. Dit veronderstelt een voortdurende dialoog waarin we de behoeftes van Iraakse zijde inventariseren en vervolgens onze expertise aanbieden.
Zo’n dialoog hebben we bijvoorbeeld met de kantoren van de premier, de nationale veiligheidsadviseur, de minister van Defensie en de chef van de defensiestaf. Doordat er met al deze sleutelfiguren binnen het veiligheidssysteem van Irak contacten worden onderhouden, kunnen we als NMI beïnvloeden en meebewegen. Op deze manier is het voor NMI mogelijk om een belangrijke speler te blijven op veiligheidsterrein.”
Met welke landen werken we als Nederlanders het makkelijkst samen?
"Met welk land ik het best samenwerk is eigenlijk niet te beantwoorden. Als ik echter toch moet kiezen, hebben mijn Spaanse collega’s met hun mediterrane temperament toch wel mijn hart gestolen.
Dat is één van de leukste aspecten van NMI: we werken hier samen met 23 NAVO-landen. Plus drie partnerlanden, namelijk: Finland, Zweden en Australië. Binnenkort komen hier nog Montenegro en Noord-Macedonië bij. De enigen die er straks niet bijzitten zijn IJsland, Albanië en Luxemburg; laten we hopen dat die binnenkort ook nog gaan meedraaien. Verder is het ook erg interessant om als diplomaat met militairen samen te werken. Ik denk dat wij veel van elkaar kunnen leren.
Het leerzame is ook dat deze verschillende nationaliteiten allemaal toch net weer een ander perspectief brengen tijdens vraagstukken en bij het oplossen van problemen."
Binnenkort wordt u de Nederlandse ambassadeur in Angola. Heeft u nog tips of advies voor uw opvolger?
“Gelukkig is er een hele goede opvolger gevonden die al veel relevante ervaring heeft met missies in Afghanistan, namelijk Laetitia van Asch (Red.: Momenteel ambassadeur voor Nederland in Oman). Verder moet je kunnen omgaan met primitievere omstandigheden. Strikt genomen zijn de kantoren niet Arbo-technisch verantwoord. Ook de onderkomens zijn nogal spartaans. Ten slotte moet je kunnen dealen met de onveiligheid die er toch zo nu en dan is. Laetitia heeft al bewezen dat ze prima uit de voeten kan met deze omstandigheden. Daarom weet ik zeker dat het met mijn opvolger wel goed zit!”