Eigenlijk zou Michel Rentenaar, de Nederlandse ambassadeur in Irak, de volgende dag met verlof naar Nederland gaan. Voor de zekerheid had hij twee tassen gepakt: een verloftas met de huissleutels van zijn Groningse appartement, en een crisistas met helm en scherfvest. Toen het telefoontje van plaatsvervangend secretaris-generaal Carola van Rijnsoever kwam, hoefde hij niet lang na te denken: het werd de crisistas. De volgende dag zat Rentenaar in een militair C-130-toestel op weg naar Kaboel.
Leestijd: 8 minuten
Rentenaar (59), een geboren Amsterdammer, is wat je noemt een diplomatieke duizendpoot. Als klimaatgezant onderhandelde hij mee over het klimaatakkoord van Parijs. Hij was plaatsvervangend ambassadeur bij de Nederlandse permanente vertegenwoordiging bij de NAVO, waar hij van dichtbij meemaakte hoe toenmalig president Trump de NAVO-top van 2019 op zijn kop zette.
Maar het meest kenmerkend is zijn werk als veiligheidsdiplomaat in crisisgebieden: Jemen, de Palestijnse Gebieden, Libanon, Uruzgan, Irak. Bij zijn plaatsing in Jemen brak de burgeroorlog uit. Het werd de eerste evacuatie van een Nederlandse ambassade die hij meemaakte.
Bagdad
‘Je moet niet denken dat ik gelijk mijn vinger opstak,’ zegt Rentenaar terug in Nederland. ‘Maar vanuit de ambassade in Bagdad zagen we de beelden van het vliegveld in Kaboel binnenkomen. Dat doet gewoon wat met je. Je voelt je betrokken.’
De ambassade in Bagdad is een van de Nederlandse posten met een team beveiligers van de BSB, de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten. Veel van de leden van deze elite-eenheid van de Koninklijke Marechaussee hadden ook in Kaboel gezeten. Ze kenden hun collega’s die nu letterlijk in de vuurlinie lagen. ‘Het is een klein wereldje. Er was veel communicatie over en weer. We maakten de crisis toen eigenlijk al real life mee.’
Al snel neemt Rentenaar contact op met zijn collega Caecilia Wijgers, de Nederlandse ambassadeur in Afghanistan. De Nederlandse ambassade was op dringend advies van de Amerikanen uitgeweken naar het vliegveld van Kaboel. ‘Als diplomaat heb ik meer dan gemiddeld in crisisgebieden gezeten en ik weet hoe eenzaam dat kan zijn. Ik wilde haar steunen in deze moeilijke situatie en heb mijn hulp aangeboden.’
Niet lang daarna volgde het telefoontje van de tweede vrouw van het ministerie van Buitenlandse Zaken, plaatsvervangend secretaris-generaal Carola van Rijnsoever. Kun je helpen? ‘Ik heb gevraagd of ik eerst mijn vrouw kon bellen. Die liet eerst wat tranen. ‘Jezus, moet je nu alweer’, zei ze. Ik heb al veel van het thuisfront gevraagd. Maar ze steunde me helemaal. Direct daarna heb ik Carola teruggebeld en vliegtickets geregeld.’
Vlucht
Het laatste deel van de reis zit Rentenaar als enige passagier in een C-130 Hercules transporttoestel van de Koninklijke Luchtmacht. De Hercules is een van de vliegtuigen die de Nederlandse luchtbrug vormt tussen Kaboel en de luchthavens van Islamabad en Tbilisi. Normaal gesproken bieden ze plaats aan zo’n 130 soldaten of zwaar materieel. Nu vliegen de luchtreuzen leeg heen, en komen terug met zo veel mogelijk evacués.
Als bij toeval kent Rentenaar de piloot nog uit zijn tijd in Uruzgan. Samen zitten ze in de cockpit als ze het luchtruim van Afghanistan binnenvliegen. ‘You are approaching uncontrolled airspace’, klinkt de laatste melding van de verkeerstoren in Islamabad.
De piloot wees op een zwart stipje in de verte. ‘Zie je dat daar?’, zegt hij tegen Rentenaar. ‘Dat is een vliegtuig. Daar moeten we omheen.’
Rentenaar: ‘Er was geen luchtverkeersleiding meer in Afghanistan. De piloten moesten zelf ongelukken in de lucht zien te voorkomen. Iets dat je gelukkig rustig aan die jongens kunt overlaten. Maar het gaf wel een beklemmend gevoel. Zo van: er is niets meer in Afghanistan.’
Aankomst
Bij aankomst op Hamid Karzai International Airport valt het Rentenaar op hoe georganiseerd de situatie binnen de muren van het ingesloten vliegveld oogt.
Als de deuren van de Hercules opengaan, staat een team BSB’ers de ambassadeur op te wachten. Van het tarmac brengen ze hem naar het Nederlandse hoofdkwartier: een aantal op elkaar gestapelde containers waar Nederlandse militairen en medewerkers van Buitenlandse Zaken aan het werk zijn – de meeste van hen onafgebroken. Diegenen die niet meer kunnen, doen een hazenslaapje op de grond. Op de containers zijn overal nog Duitse militaire opschriften te zien, een erfenis van de vorige bewoners.
‘Afghaanse mensen stonden rustig in rijtjes om hun papieren in orde te laten maken. Er werd niet geschreeuwd, er was geen lawaai. Ik heb kort Caecilia hallo gezegd en ben toen een ronde over het vliegveld gaan maken om te doorgronden hoe de situatie ervoor stond.’
Amerikaanse troepen controleerden de toegangspoorten tot het vliegveld om te voorkomen dat wanhopige Afghanen het vliegveld zouden overlopen. Op hun beurt probeerden de Taliban met checkpoints te beletten dat mensen het vliegveld op konden. Rentenaar wierp een korte blik op de patstelling buiten de muur.
‘Bij een van de poorten, waar een paar dagen eerder nog mensen waren doodgedrukt, kon ik heel even over de muur van het vliegveld kijken. In de hitte stonden duizenden mensen te wachten.’
De ambassadeur rijdt door naar de zogeheten holding area, een grote open ruimte omsloten door betonnen muren. Hier werden mensen verzameld voordat ze op passagierslijsten terecht kwamen. ‘Het leek op een verlaten festivalterrein. Overal lag vuilnis, plastic rommel en het stonk er naar urine.’
Slaapgebrek
Een van de eerste dingen die Rentenaar en Wijgers bespraken, was de onderlinge taakverdeling. Niemand zat immers te wachten op twee kapiteins op een schip. Samen spreken ze een rooster af. Wijgers de dagdienst, Rentenaar de nacht. Drie uur per etmaal gunden ze zichzelf even slaap. ‘Caecilia was op dat moment al vier dagen wakker en teerde op haar ijzeren conditie. Maar we moesten dit allemaal overleven.’
Het is al snel duidelijk waar de ervaring van Rentenaar het beste tot zijn recht komt: hij nam de medewerkers van het Snel inzetbare consulaire ondersteuningsteam (SCOT) onder zijn hoede. Deze ‘scotters’ hebben contact met de crisiscoördinator in Den Haag en controleren of de mensen die Nederlandse commando’s uit de wanhopige massa halen, inderdaad in aanmerking komen voor evacuatie.
De scotters, het waren er eerst twee, later zes, zijn speciaal getrainde medewerkers van Buitenlandse Zaken. Als deel van de Nederlandse crisisrespons kunnen ze overal ter wereld bijspringen als ambassades overweldigd dreigen te worden door de omstandigheden.
Maar ook de scotters lijden onder slaapgebrek. Anders dan alle andere landen op Hamid Karzai International Airport gaat de Nederlandse inzet 24 uur per dag door. En na een week bovenmenselijke inzet is het ook voor het scot-team erg zwaar. ‘De collega’s stonden soms 7-8 uur lang bij de poort. De keuzes die ze moesten maken, waren vaak erg moeilijk. Als je besluit of iemand mee mag of niet, dan beslis je misschien wel heel letterlijk over leven of dood.’
De eerste actie die Rentenaar in overleg met Wijgers ondernam, was het rooster van de scotters opdelen in behapbare blokken. Drie uur bij de poort, drie uur bij de holding area, drie uur op het Nederlandse hoofdkwartier en drie uur slaap. Het helpt. De structuur geeft houvast. De scotters verbijten zich en gaan door. Later die week zouden ze de hoogste aantallen geredde mensen halen.
Een tweede besluit dat Rentenaar neemt, is dat de scotters de moeilijke gevallen naar hem kunnen sturen. ‘Het was belangrijk om hen zoveel mogelijk te ontzien. Ik ben hier de oude lul zei ik. Kom je er niet uit, stuur je ze naar mij.’
Rentenaar geeft een voorbeeld. ‘We kregen gezin van een vader, moeder en vier kinderen. Die hadden ook nog eens vier weeskinderen bij zich waar ze voor zorgden. Wat doe je in zo’n geval, duw je de weeskinderen terug in de massa? Ik heb gezegd dat we ze meenemen. Je moet ook het vertrouwen hebben dat de collega’s van de IND in Nederland de zaak goed kunnen afhandelen.’
Tekening
In totaal kon Nederland die dagen ruim 1600 personen uit Afghanistan evacueren. Dat het lukte om nog zo veel mensen uit de Afghaanse hoofdstad weg te krijgen, was voor een groot deel te danken aan een ontdekking van de Nederlandse commando’s.
Er bleek een opening te zitten in de kilometerslange muur rond het vliegveld, op een afgelegen plek waar weinig mensen kwamen. Alleen opgerold prikkeldraad en een vrij diepe, betonnen drainagesloot langs de muur versperden de toegang. ‘De sloot was als een gracht in een voetbalstadion, zo’n betonnen kloof tussen de tribune en het veld’, zegt Rentenaar. ‘Onderin stond een laag drekkig water.’
Het gat werd al snel ‘Holland point’ of ‘Holland spot’ genoemd. Op een container verderop stonden de Taliban, daarachter opnieuw mensenmassa’s.
Het telefoonteam in Den Haag, versterkt met tientallen vrijwilligers van Buitenlandse Zaken en Defensie, was al dagen in contact met mensen op de Nederlandse evacuatielijsten om hen naar de poorten van het vliegveld te praten. Nu kregen ze de instructie om potentiële evacués via de drainagesloot naar Holland point te leiden. Om de route duidelijk te maken, tekende Rentenaar een kaartje van de situatie en appte dat door naar Den Haag. Daar werd het op groot scherm geprojecteerd om de telefonisten bij hun instructies te helpen.
‘Mensen stonden in de verdrukking. Ik heb het telefoonteam in Den Haag toen verteld dat ze mensen eerder de sloot in moesten loodsen. Dan hadden ze nog vier, vijfhonderd meter te waden voordat ze bij de Nederlandse commando’s kwamen. Maar zo konden ze wel veel dichterbij komen. Die mannen konden iemand er immers alleen uithalen als ze je konden aanraken.’
In de hectiek rond Holland point deed zich de paradoxale situatie voor dat mensen buiten de muur met hun mobieltjes vaak beter bereikbaar waren dan Wijgers, Rentenaar en hun team aan de andere kant. De reden was dat de Amerikanen met jammers alle telefoonsignalen en wifi stoorden, om zo potentiële zelfmoordterroristen dwars te zitten. Gevolg was dat de scotters, die achter de Nederlandse commando’s mensen opvingen, afhankelijk waren van usb-sticks om de laatst geüpdatete evacuatielijsten te krijgen.
Maar het systeem via de sloot, het gat in de muur en de usb-sticks werkte. ‘Je zag de cijfers omhoogschieten. Op het hoogtepunt konden we op één dag zo’n 500 mensen redden. Het ging als een trein. Op zo’n moment wil je maar één ding: zo lang mogelijk doorgaan.’
Maar tijd werd de Nederlanders niet meer gegund.
Vertrek
Het is 26 augustus. De dreiging van een aanslag door terreurgroep Islamitische Staat is acuut. Bij de poorten van het vliegveld hebben zich in de afgelopen dagen schietincidenten voorgedaan. De Verenigde Staten hebben hun bondgenoten duidelijk gemaakt dat ze die dag uiterlijk één voor twaalf ’s nachts het vliegveld moeten verlaten.
Ambassadeurs Wijgers en Rentenaar zijn in het Amerikaanse hoofdkwartier, het Joint Operations Center. Te midden van de militairen die geconcentreerd naar beeldschermen staren, wordt de Nederlanders duidelijk hoe dichtbij het gevaar is. ‘My snipers have him in sight’, zegt een hoge Amerikaanse officier tegen de twee ambassadeurs.
‘We hebben gesmeekt of we nog drie tolken en hun gezinnen konden halen’, zegt Rentenaar. ‘Dat is gelukt, maar het was duidelijk: hier stopt het.’
De Nederlandse missie kreeg van de Amerikanen slots toegewezen wanneer ze moesten vertrekken. Eerst zou Rentenaar gaan, samen met het scot-team en de BSB’ers. Daarna Wijgers met de Nederlandse commando’s op de laatste vlucht.
Dertig minuten nadat Rentenaar was opgestegen, klonk op het vliegveld een enorme explosie. Een zelfmoordterrorist van Islamitische Staat blies zich op bij Abby Gate, aan de zuidkant van het vliegveld. Het is niet ver van Holland point, waar de Nederlanders actief waren. Zo’n 170 mensen laten het leven, waaronder 13 Amerikaanse mariniers.
Nasleep
Op de luchthaven van Islamabad zitten de Nederlanders verweesd bij elkaar. Ze moeten wachten tot ze de volgende dag kunnen doorvliegen naar Eindhoven. Het nieuws van de zelfmoordaanslag had ze pas in Islamabad bereikt. Iedereen was onder de indruk, opgelucht dat ze het er heelhuids vanaf hebben gebracht. En tegelijkertijd aan het einde van hun krachten, nog niet in staat te verwerken wat ze in de afgelopen dagen hadden meegemaakt.
‘Afghanistan is een brandend huis en wij waren de brandweerlieden’, zegt Rentenaar tegen de scotters. ‘Je hebt alles gegeven in de tijd die je had. Voor de mensen die in het huis zijn achtergebleven kun je niets meer doen. Focus je op elk kind dat je hebt gered.’
Terug in Nederland verblijft Rentenaar eerst in de Amsterdamse studentenwoning van zijn dochter, om makkelijker in Den Haag de nodige debriefings en interviews af te werken. Hij start een appgroepje met zijn scotters om elke dag even te praten. Ervaringen te delen. Want Rentenaar weet: als je je verhaal niet kwijt kunt, kun je daar later last van krijgen. Ook het bedrijfsmaatschappelijk werk van Buitenlandse Zaken is actief betrokken.
‘Niet goed verwerkte stress is als een omgevallen boekenkast. Alle boeken liggen door elkaar. Bewegen, goed eten en slapen zijn essentieel om alles weer op zijn plek te krijgen. En praten, veel praten.’
Rentenaar zelf neemt zijn resterende verlof – officieel heeft hij nog steeds vakantie – deels op in Groningen. Daarna wil hij een paar dagen afreizen naar zijn favoriete bestemming: een klein en verlaten Deens eilandje, ‘de beste plek ter wereld’, waar hij al sinds mensenheugenis komt.
En dan is het terug naar Irak, waar de Irakese verkiezingen op hem wachten.