Tekst Bas Bauer

Sinds september 2020 is Defensie bezig geweest met de Evaluatie Militair Attaché Bestand (EMAB), waarbij ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) nauw betrokken is geweest. Deze maand zal het proces worden afgerond. In dit kader spraken we Eric de Landmeter, Defensieattaché in Moskou, over de werkzaamheden van een Defensieattaché en over de militaire diplomatie.

Leestijd: 4 minuten

Wat doet een Defensieattaché eigenlijk precies? Wat houden de werkzaamheden van een Defensieattaché in bijvoorbeeld Moskou in?

“Een Defensieattaché is van oudsher een vertegenwoordiger van de Commandant der Strijdkrachten, de hoogste militair van Nederland, naar een hoogste militair vertegenwoordiger in een ander land. In principe vertegenwoordigt een Defensieattaché Nederland in een gastland en is daarbij tegelijkertijd ook het aanspreekpunt van Nederland voor dat gastland. Daarbij kan het gaan over van alles op het gebied van militair diplomatieke relaties, zoals internationale militaire samenwerking. Concreet gaat het daarbij bijvoorbeeld over gezamenlijke trainingsprogramma’s, kennisuitwisseling of materieel dat je deelt of samen aankoopt. In landen zoals Frankrijk, Duitsland, het VK of de VS hebben we in dit kader enorme samenwerkingsprogramma’s lopen.

Je hebt echter ook landen waar veel minder samenwerking plaatsvindt, maar waar toch Defensieattachés actief zijn. In zulke landen ligt dan weer heel sterk de nadruk op het realiseren van een bepaalde informatiepositie. Rusland is daar een voorbeeld van. Sinds de Russische annexatie van de Krim in 2014 is er geen sprake meer van Nederlandse samenwerking met Rusland. Hier ligt de nadruk vooral op het in kaart brengen van wat er gebeurt op het gebied van veiligheids- en defensiebeleid en andere militaire ontwikkelingen, maar ook zeker over hoe er in Rusland gedacht wordt over bepaalde ontwikkelingen in de wereld. Neem bijvoorbeeld ontwapeningsvraagstukken, de rol van Rusland in het Midden-Oosten en Afrika, of de relaties met China en Japan. Ons werk is om deze onderwerpen zo goed mogelijk te duiden en daardoor een bijdrage te leveren aan de formulering van het veiligheidsbeleid in Nederland.”

Hoe ziet het werkleven van een Defensieattaché eruit op de post in Moskou?

“We zitten als Defensieafdeling gelukkig niet op een geïsoleerd eilandje op de ambassade. We werken nauw samen met bijvoorbeeld de politieke en economische afdelingen en maken wel degelijk een goed onderdeel uit van het team van de ambassade. Ik vind dat persoonlijk ook erg belangrijk en besteed daar altijd veel aandacht aan: je kan immers echt een meerwaarde leveren door je specifieke kennis ook met anderen op de post te delen. En omgekeerd kan de informatie van andere afdelingen net zo goed van grote waarde zijn om het veiligheids- en defensiebeleid zo goed mogelijk te kunnen duiden. De relatie die je met elkaar hebt is daarom erg belangrijk: het is echt van meerwaarde om elkaars sterke en minder sterke punten te kennen en elkaar aan te kunnen vullen daar waar nodig.

Daarnaast – en dat is typisch iets voor Defensieattachés, je ziet het eigenlijk op alle plekken waar ze actief zijn – bestaan er associaties waarin de Defensieattachés zich georganiseerd hebben als een soort beroepsgroep. Het is eigenlijk een soort kant-en-klaar netwerk waarin je terecht komt en waarin je je contacten verder kan uitbouwen. Ook de partners van de Defensieattachés maken hier een belangrijk deel van uit: ze hebben vaak ook hun eigen contactpersonen en kringen binnen deze netwerken, wat uiteindelijk weer een belangrijke bijdrage kan leveren aan de informatiepositie van de Defensieattaché.”

In vroegere tijden werd militaire diplomatie in het algemeen nog wel eens in verband gebracht met coercive diplomacy: diplomatie die gericht is op het gebruik van militaire capaciteiten om landen van gedrag te laten veranderen. Tot in hoeverre is deze term nog een relevante beschrijving van de hedendaagse militaire diplomatie?

“Ik denk dat de militaire diplomatie zich moet richten op samenwerking en dialoog en bij voorkeur niet op afschrikking en afdwinging. Maar het kan daarentegen natuurlijk weleens voorkomen dat een Defensieattaché een stevige boodschap moet afgeven. In die zin is hij natuurlijk een verlengstuk van zijn land en kan hij net als een ambassadeur bijdragen aan het uitdragen van bepaalde boodschappen. Als wij in een situatie met Rusland verkeren waarbij wij nadrukkelijk willen stellen dat we met het Russische handelen oneens zijn, dan ga ik met die boodschap onder mijn arm naar het Ministerie van Defensie. En omgekeerd kan ook de Russische Defensieattaché gesommeerd worden op het moment dat Den Haag een boodschap wil afgeven. Dat is nog vrij recent gebeurd na een incident in juni, waarbij de Zr.Ms. Evertsen belaagd werd door Russische straaljagers in de Zwarte Zee. Toen is er een diplomatieke nota en een duidelijke boodschap van afkeuring uitgegaan.”

Evertsen belaagd
Russische gevechtsvliegtuigen veroorzaken onveilige situaties bij Zr.Ms. Evertsen

Met het oog op de toekomst, hoe denk je dat de Nederlandse militaire diplomatie zich zal (moeten) ontwikkelen om het hoofd te kunnen blijven bieden aan nieuwe veiligheidsuitdagingen?

“Ik denk dat het vooral heel belangrijk is om het vakgebied van de militaire diplomatie verder te ontwikkelen en te professionaliseren. Ik zie gelukkig dat er daarin al hele goede stappen worden gezet. We sturen tegenwoordig onze Defensieattachés pas op pad als ze opleidingen en cursussen hebben gevolgd en er vinden selecties plaats voordat ze benoemd worden. Op dat pad moeten we doorgaan. We weten allemaal: de wereld wordt complexer en alles gaat steeds sneller. Daarin processen en ontwikkelingen accuraat kunnen duiden vergt mensen die daarvoor geschikt zijn. Op een post werken is wat dat betreft toch echt heel wat anders dan in de bosrand met tanks en soldaten werken. Daarmee bedoel ik overigens niet dat we simpelweg in de voetsporen moeten treden van de BZ-diplomaat, dan zou je het profijt van elkaars verschillende sterke punten in het team op de post verliezen. In dat kader heeft ‘het uniform’ in bepaalde landen nou eenmaal een status die deuren opent die anders gesloten blijven. Het is belangrijk om te bekijken hoe we juist die toegevoegde waarde van militaire diplomatie kunnen blijven uitdiepen en benutten.”