Tekst Mirte Goodijk en Thomas-Jan Koerhuis

Sinds februari 2021 stond Joost Flamand aan het hoofd van Directie Veiligheidsbeleid (DVB), met jaren aan internationale ervaring binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken op zak. Nu maakt hij de stap naar plaatsvervangend directeur-generaal Politieke Zaken. Tijd om samen met hem terug te kijken op zijn termijn, waarin de ene internationale crisis na de andere zich aandiende.

Je begon in 2021, een bewogen jaar. Een jaar waarin de wereldorde al langzaam aan het verschuiven was. Hoe reflecteer je op je tijd als directeur DVB?

“Ik begon in februari 2021 in de hoogtijdagen van de COVID-pandemie. Dat had een grote impact op het werk hier in Den Haag. Ik vond het bijzonder dat er zo ongelofelijk veel creativiteit was om de cohesie en betrokkenheid zo goed als mogelijk te handhaven, als ook de kwaliteit van de productie. Desondanks bleef het een gekke en frustrerende tijd. En na een half jaar ontvingen we de dramatische beelden van de val van Kabul en de verschrikkelijke nasleep daarvan. We waren hier nauwelijks van bijgekomen of we werden al geconfronteerd met de Russische inval van Oekraïne in februari 2022. Twee heel heftige gebeurtenissen.”

“Als je er middenin zit, denk je alleen maar: wat overkomt ons? Pas achteraf kun je het allemaal verklaren. Het is makkelijk om dan te zeggen: waarom zagen we dat niet aankomen? Maar de geschiedenis zie je nou eenmaal niet altijd aankomen. Ervaringen uit het verleden geven doorgaans geen garantie voor de toekomst. Er gebeuren altijd dingen die je onwaarschijnlijk had gehouden, zo ook de Russische inval van Oekraïne. Ondanks dat we de signalen zagen, dachten we dat Poetin het niet zou doen. Maar hij deed het wel.”

“Al tijdens de NAVO-top in Wales in 2014 spraken we uit dat we meer moesten investeren in onze defensie. Toch gebeurde het niet, of te langzaam. Daar zit een vorm van collectieve cognitieve dissonantie in – we wisten wat er aan de hand was, maar we wilden er geen grote consequenties aan verbinden in de hoop dat het zich niet verder zou manifesteren.”

“Toch hebben we uiteindelijk in 2022 als internationale partners overtuigend gereageerd. In korte tijd zijn er zeer verstrekkende sancties afgekondigd en hebben we onze energie-afhankelijkheid grotendeels afgebouwd. Ook hebben we onze Trans-Atlantische en Europese eenheid bewaard. In één klap is Europa gedwongen om onder ogen te zien dat het is ingehaald door de geschiedenis. We zullen ons moeten verhouden tot een wereld die meer multipolair wordt, met opkomende machtsblokken die een andere houding van ons gaan vragen dan we gewend zijn.”

“We staan weer midden in de geschiedenis – de geschiedenis is vandaag en morgen, en we moeten die helpen vormen."

Hoe zie jij de rol van Nederland in die veranderende wereldorde? En welke inzichten heb je hierover opgedaan bij de Directie Veiligheidsbeleid?

“Europa moet een groter veiligheidsbewustzijn ontwikkelen en daar de juiste gevolgen aan verbinden. Denk bijvoorbeeld aan het vergroten van ons militair vermogen – daarin speelt productiecapaciteit en de leveringszekerheid van de defensie-industrie een grote rol. Je kan wel gaan investeren, maar als de capaciteit er niet is schiet je weinig op. Onze defensie-industrieën zijn hiernaast te versnipperd, we moeten op dat gebied veel meer gaan samenwerken binnen Europa, zonder onze trans-Atlantische band te verwaarlozen. Ik ben ervan overtuigd dat Europa de middelen, kennis en capaciteiten heeft om ook op militair terrein zich zodanig te versterken dat we conventioneel gezien niet meer overklast kunnen worden. We kunnen dat – kijk naar het voorbeeld van Airbus. Ik denk dat we iets vergelijkbaars moeten doen op het gebied van defensie-industrie door onze wapentypes en cycli van defensie-investeringen en -bestellingen meer op elkaar af te stemmen. Dit hangt allemaal af van politieke wil. Het kan, als we het willen.”

“Naast het grotere veiligheidsbewustzijn is het ook noodzakelijk om meer handelingsbekwaam te worden. Daarvoor moet Nederland kwetsbaarheden verminderen. Economisch, militair, maar ook als het gaat om kritische grondstoffen. Dat is een proces van de lange adem. Als laatste zullen we ook onze economieën, infrastructuur en democratieën weerbaarder moeten maken. Dat is een gigantische klus en zullen we allemaal tegelijkertijd moeten gaan doen.”

Hoe gaan we dat politiek doen en hoe behoud je dan het draagvlak? “Alle investeringen in onze veiligheid gaan ten laste van bijvoorbeeld bijdragen aan het onderwijs of de zorg – tenzij je belastingen wil verhogen, of de staatsschuld laten oplopen. Dus moeten we een sterk verhaal hebben, met perspectief. Een verhaal over de eigen mogelijkheden, met vertrouwen in onze samenlevingen en de wens om die op de lange termijn duurzaam te maken. Daar zitten offers aan.”

“We staan weer midden in de geschiedenis – de geschiedenis is vandaag en morgen, en we moeten die helpen vormen. Ook buiten Europa. Dat is een grote opdracht, een kwestie van jaren. Ik heb er vertrouwen in dat we dat kunnen.”

“Mijn motto is: optimism is a moral duty."

Hoe kunnen de nieuwe generaties ambtenaren en anderen bijdragen aan die grote uitdagingen in het veiligheidsdomein?

“De jeugd is de toekomst. Ik zie in mijn kinderen wat de jeugd van tegenwoordig kan, en hoe ze in de wereld staan. Dat geeft mij veel vertrouwen. Jongeren hebben ongelofelijk veel creativiteit en beschikken over vaardigheden die ik niet heb, ook op het ministerie. Ik ben bijvoorbeeld opgegroeid in een wereld zonder internet, dat kun je je nauwelijks meer voorstellen. Er is een nieuwe generatie die de mogelijkheden van tegenwoordig veel beter kan benutten. Ik heb er al het vertrouwen in dat men dat zal doen vanuit een besef dat wij in Nederland een maatschappij hebben die het waard is om beschermd te worden.”

“Op het ministerie van Buitenlandse Zaken krijg je mogelijkheden die je nergens anders krijgt. Als je je wil inzetten voor Nederland, de publieke zaak, een essentiële taak, dan is dit een ongelofelijk gave plek. Je kan meeschrijven aan de geschiedenis. Hoe mooi is dat? Ik word daar elke keer weer enthousiast van.”

“Mijn motto is: optimism is a moral duty. Daarin zit een deel plicht, maar ook een deel wens. Die combinatie is nodig om jezelf en anderen te blijven motiveren dat het beter kan. Als dat je uitgangpunt is, kun je vertrouwen hebben in de toekomst. Uiteraard zijn er tegenslagen, maar zonder tegenslag zou het woord succes niet bestaan. Het is een kwestie van leren omgaan met, niet een kwestie van vermijden. Ook als maatschappij. We moeten ervaren dat er kwetsbaarheden en risico’s zijn – die moeten we wegen en benoemen, en vervolgens aanvaarden en manieren vinden om daarmee om te leren gaan.”