Tekst Mirte Goodijk en Thomas-Jan Koerhuis
Wouter Jurgens keert – niet voor de eerste keer – terug bij de Directie Veiligheidsbeleid van het ministerie van Buitenlandse Zaken, en deze keer als directeur. Na een periode als directeur Azië en Oceanië zal Wouter aan het roer staan van een directie die opereert in het hart van de internationale veiligheidsontwikkelingen. In dit interview blikt hij vooruit, voordat hij het stokje officieel van Joost Flamand overneemt.
Abonneer je op de Veiligheidsdiplomaat
Welkom terug! Wat heeft je geïnspireerd om terug te keren naar de Directie Veiligheidsbeleid?
“Terugkeren bij DVB is voor mij een terugkerend thema. Ik vind vrede en veiligheid een ontzettend belangrijk onderwerp. Er komen zo veel facetten bij deze directie samen. Deze thema’s zijn steeds meer met elkaar verbonden. Veiligheid staat – helaas – meer dan ooit weer bovenaan de internationale agenda. Het is belangrijker dan ooit. Ik vind het daarom erg inspirerend om daar weer een bijdrage aan te kunnen leveren.”
Tijdens je eerdere tijd bij de Directie Veiligheidsbeleid maakte je van dichtbij grote veranderingen in de wereld mee. Welke prioriteiten zie je voor DVB in deze turbulente tijd?
“We zien dat geopolitieke rivaliteit en concurrentie meer dan ooit een van de belangrijkste drijfveren zijn van de internationale politiek. Veiligheid, zowel nationaal als internationaal, beïnvloedt welke beslissingen wereldleiders maken. Als Nederland moeten we ons gaan verhouden tot die toenemende concurrentie met bijvoorbeeld Rusland en China. Bovendien laat de oorlog in Oekraïne zien dat veiligheid niet gratis is. Je kunt veiligheid niet aan of uit zetten, je moet erin investeren. Om bijvoorbeeld een goed getrainde en uitgeruste krijgsmacht te hebben, maar ook om goed opgeleide diplomaten te hebben op ambassades wereldwijd. Goede relaties met landen zijn cruciaal. We moeten met onze bondgenoten voor elkaars veiligheid instaan, en dat is niet vanzelfsprekend.”
“Eerder zagen veel Nederlanders dreigingen vanuit het buitenland wel als belangrijk, maar als het erop aankwam wilden we er niet in investeren. Nu realiseren steeds meer mensen zich dat het echt niet anders kan. Dat maakt ons werk des te relevanter. We moeten goed aan de bevolking blijven uitleggen waarom het noodzakelijk is en blijft. Waarom er offers gebracht moeten worden om die veiligheid mogelijk te maken.”
Hoe moet Nederland zich positioneren in een wereld die wordt gekenmerkt door toenemende rivaliteit tussen grootmachten?
“Nederland zal nooit geheel zelf voor zijn eigen veiligheid kunnen zorgen door de open economie en geografische positie. De uitdagingen van tegenwoordig zijn dermate groot en grensoverschrijdend dat we die niet kunnen oplossen door onze dijken te verhogen en te hopen dat het goed komt. We kunnen dat alleen doen door actief samen te werken met onze bondgenoten. Door een internationale speler te zijn. Wat mij betreft moet Nederland daar zoveel mogelijk een voortrekkersrol in spelen en dingen aanjagen op terreinen die voor ons belangrijk zijn. We moeten initiatief nemen voor onze eigen belangen en grote landen overtuigen dat we echt stappen moeten zetten in het belang van collectieve veiligheid. Daarbij moeten we de lange termijn in het oog houden. Waar liggen de belangen niet alleen vandaag en morgen, maar ook overmorgen?”
Hoe zie je de rol van Nederland in de toekomst in het licht van de veranderende wereldorde?
“Ons internationale systeem staat onder druk. Dat vraagt om twee dingen. Allereerst moeten we ons realiseren dat we niet meer in 1945 leven. We zijn niet meer de baas in de wereld en we kunnen niet bepalen hoe het internationale systeem eruitziet. We moeten accepteren dat ook andere landen – bijvoorbeeld in het Mondiale Zuiden – daar invloed op uitoefenen en hun belangen vertegenwoordigd willen zien. Dat is essentieel voor een wereld met meerdere machtscentra (multipolaire wereldorde).”
“Tegelijkertijd vind ik dat we trots mogen zijn op onze eigen waarden. We hebben een aantrekkelijke pitch voor onze maatschappij, ons economische systeem en ons perspectief op de wereld. Deze pitch moeten we sterker maken door aan andere landen te laten zien dat we bereid zijn om offers te brengen om hen aan onze kant te krijgen. Daarvoor moeten we misschien minder met het vingertje wijzen. We mogen trots zijn op onze eigen waarden, maar dat betekent niet dat je deze aan andere landen op mag leggen als voorwaarde voor samenwerking (zoals we dat in het verleden deden). Niet iedereen hoeft te worden zoals wij zijn. Dat betekent ook dat we soms dingen moeten doen die politiek gezien pijnlijk zijn, om landen te overtuigen dat we echt hun bondgenoot willen zijn.”
Welk advies zou je willen geven aan jonge professionals in het internationale veiligheidsdomein?
“Ik vind dat we heel actief naar buiten moeten treden over waarom we bepaalde dingen doen. Ook om aan te geven hoe complex het is. Mensen denken vaak in discussies dat er keuze is tussen een goede en slechte oplossing. In feite is het een keuze tussen een palet aan scenario’s waar allerlei voor- en nadelen aan verbonden zitten. Het bakje makkelijke oplossingen is al een tijdje leeg, iedereen die dat bepleit slaat volgens mij de plank mis.”
“Daarnaast moeten we de kracht van ideeën niet onderschatten. We zijn misschien niet de Verenigde Staten, we kunnen niet het debat naar onze hand zetten. Maar we kunnen wel met ideeën komen waarmee we ontwikkelingen in gang zetten. Als we maar een open blik naar de wereld houden en niet naar binnen keren. Je ziet vaak dat als Nederland een voortrekkersrol pakt, er ook echt iets gebeurt. Kijk bijvoorbeeld naar de initiatieven die we nemen in de steun aan Oekraïne. We kunnen misschien niet alles zelf, maar we kunnen wel zaken aanzwengelen. We kunnen invloed hebben. Het is belangrijk om die op een goede manier uit te oefenen.”
Wat hoop je te bereiken als directeur van DVB?
“Ik vind dat we ambitieus moeten zijn in wat we willen, maar bescheiden in wat we kunnen voorzien. We hadden de oorlog in Europa niet voorzien. Ik hoop dat ik een DVB kan achterlaten dat goed is voorbereid op nieuwe ontwikkelingen, maar ook koestert wat we hebben. Namelijk het vertrouwen in elkaar en de trots op wat we doen in het belang van Nederland en onze veiligheid.”