Tekst Arthur Simonse
Foto Bas Kijzers

De directoraten-generaal van Michiel Boots (Economie & Digitalisering) en Focco Vijselaar (Bedrijfsleven en Innovatie) zijn de afgelopen maanden aardig opgeschud. Maar het resultaat van de organisatieaanpassing mag er wat hen betreft zijn. Voor Michiel Boots wordt zijn DG ‘als geheel ongetwijfeld meer dan de som van de vier afzonderlijke delen.’ En ook Focco Vijselaar is meer dan tevreden: ‘Ons zware en brede takenpakket is afgeslankt, we hebben nu meer focus en slagkracht’. 

Michiel Boots, DG Economie & Digitalisering
Focco Vijselaar, DG Bedrijfsleven en Innovatie

Jullie DG’s hebben de afgelopen maanden nogal wat organisatorische veranderingen ondergaan. Waarom die aanpassingen?

Michiel: “Het nieuw opgerichte Directoraat-Generaal (DG) Economie & Digitalisering is een samenvoeging van vier directies. En die vier directies hielden zich in het verleden op de één of andere manier allemaal bezig met vraagstukken omtrent het goed functioneren van de (digitale) economie en markten in Nederland. Markten die in belangrijke mate bijdragen aan onze economische groei, aan innovatie en vooruitgang én aan onze welvaart. Neem bijvoorbeeld de directie Digitale Economie. Was nog niet zolang geleden onze economie nog ‘analoog’, nu zijn digitale platforms als Google, Amazon en Facebook sterk in opkomst. Sterker nog: die digitale economie raakt steeds meer verweven met onze ‘oude’ economie en dat vraagt om goede spelregels, want we willen niet dat het één ten koste gaat van het andere. Die spelregels, dat is het pakkie an van de Directie Mededinging en Consumenten.”

“De derde directie die in het nieuwe DG is ondergebracht, is de Directie Nationaal Groeifonds. Die directie houdt zich bezig met het versterken van het groeivermogen van onze economie. Bijvoorbeeld door te adviseren over innovatieve projecten (vaak met een sterk digitale component) die daar structureel aan bijdragen. En tenslotte zorgt de directie Algemene Economische Politiek, voor een goede - breed aangevlogen - economische onderbouwing van onze beslissingen. Zoals gezegd: de vier directies hadden altijd al raakpunten. Door ze nu bij elkaar onder te brengen in één DG wordt dit geheel meer dan de som van de vier afzonderlijke delen.”

Focco: “Het DG Bedrijfsleven en Innovatie dekt zowat alle hoeken van het economisch speelveld. Op het ene moment ben je bezig met geopolitieke zaken, op het andere moment met de bakker op de hoek. Het gaat van verduurzaming van de industrie tot verduurzaming van het toerisme. De scope is heel breed. En uit politiek-bestuurlijk oogpunt een hele uitdaging. In de situatie voor de organisatieaanpassing had je dan ook nog de digitale component, waar Michiel net over vertelde. Een wereld op zich, die minstens een derde van mijn tijd opslokte. Niet alleen omdat digitalisering - naast verduurzaming - één van onze speerpunten is, maar ook omdat het een ongelofelijk groot speelveld betreft: van glasvezel tot satellietcommunicatie, en van het 5G dossier tot de radiofrequenties. En op al die terreinen van het DG speelt of speelde wel wat, waardoor je zo af en toe het gevoel kreeg dat die 24 uren in een dag, en die zeven dagen in de week niet toereikend waren. Ik vond in ieder geval de span of control te groot. Het DG was het best te vergelijken met een piramide met een hele brede basis en een hele smalle top. En daar kwam nog eens bij dat we de afgelopen twee jaren ontzettend veel – onvoorzien - werk erbij kregen door de Corona-pandemie (denk alleen al aan de steunpakketten) en de laatste paar maanden door de oorlog in Oekraïne die ook voor de Nederlandse economie een grote impact heeft. Ik kan dan ook niet anders zeggen dan dat ik de organisatieaanpassing van het ministerie heb omarmd. Ik ben met name blij dat de directie Digitale Economie door het DG van Michiel wordt overgenomen. Omdat ik weet dat ’t bij hen in goede handen is, en dat dit heel belangrijke dossier volledig de aandacht krijgt die ’t verdient. En verder ben ik blij dat EZK - bij B&I in dit geval - nu ook zijn ‘eigen’ ruimte directie heeft, Regio & Ruimte, zodat we ons wat meer kunnen gaan positioneren op het domein van de ruimtelijke ordening.”

Wat zien jullie als de grootste uitdaging voor jullie ‘nieuwe’ DG?

Michiel: “Ik heb er twee. Allereerst wil ik enorm de aandacht vragen voor de gevolgen van onze supersnelle digitale transformatie. Zoals ik al eerder zei, is het heel snel gegaan met die digitale platforms. Bijna iedereen heeft een smartphone en ik ken bijna niemand die niet op Facebook, Whatsapp of Instagram zit. De digitale revolutie heeft ons overspoeld en we drijven met plezier mee op die golf. Want laten we eerlijk zijn, het legt de Nederlandse economie bepaald geen windeieren. Toch is het niet allemaal goud wat er blinkt. Denk aan vraagstukken omtrent de veiligheid van producten en diensten, privacy-issues en de kwetsbaarheid van systemen. Dat zit nog onvoldoende tussen de oren. Ik zie het als mijn plicht om in ieder geval te proberen dat hoger op de politieke agenda te krijgen.”

“Verder vind ik dat het DG E&D vooral de aandacht moet blijven vestigen op de lange termijnvisie. Daarmee bedoel ik bijvoorbeeld dat we terughoudend moeten zijn met quick fixes, met snelle oplossingen die het vooral goed doen in het hier en nu, maar die nadelig kunnen zijn voor onze (economische) toekomst. Denk bijvoorbeeld aan de Corona steunpakketten. Het is enerzijds heel aantrekkelijk die nog enige tijd door te trekken, gezien de ontwrichtende gevolgen van Corona op veel sectoren. Maar anderzijds moet je er ook voor waken bedrijven die in de kern niet gezond zijn, oneindig overeind te houden. Dat remt de dynamiek van onze economie.”

Focco: “Eén van de krachten van het oude - en naar ik hoop nu ook het nieuwe - DG B&I was dat het snel en daadkrachtig kon reageren op ‘events’, op onverwachte gebeurtenissen. Corona, en nu ook weer de oorlog in Oekraïne, zijn daar voorbeelden van. Op die wendbaarheid, die flexibiliteit, ben ik trots, die wil ik er graag inhouden. Hoewel het ontzettend veel energie van iedereen vraagt.”

“Verder moeten we hard aan de slag met de verduurzaming van met name het bedrijfsleven. Dat gaat heel veel creativiteit en doorzettingsmacht van ons vragen, want de opgaven waar we voor staan, zijn groot. Zo zullen we moeten overschakelen naar een heel ander systeem, naar een andere manier van produceren. Meer concreet: Tata Steel maakt nu nog staal met behulp van steenkolen. In de (nabije) toekomst moet Tata Steel staal gaan maken met behulp van groene waterstof. Want willen we de CO2-uitstoot in 2050, zoals afgesproken, tot 0% hebben teruggebracht, dan zullen we de huidige olie- en gas-economie achter ons moeten laten. Of in ieder geval drastisch moeten hervormen. En dat vergt heel veel samenwerking, en het doet een beroep op onze innovatievermogen. Want het betekent onder andere dat infrastructuur moet worden aangelegd en/of aangepast, evenals de wet- en regelgeving. Dat zijn langjarige trajecten.”       

Wanneer gaan jullie aan de slag en hoe merken we iets van die nieuwe wind?

Michiel: “We zijn nu vooral druk bezig om met elkaar te bouwen aan ons verhaal. En het ons eigen te maken. Want we willen dat verhaal met overtuiging over het voetlicht brengen. We hebben in dat verband - Focco was daar ook bij -, afgelopen mei een grote groep stakeholders uitgenodigd. En we hebben met hen, denk aan vertegenwoordigers van bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, brancheverenigingen en medeoverheden, onder andere ook gesproken over onze langetermijnvisie. Over welke elementen die visie moet bevatten, hoe we meer samenhang kunnen creëren en hoe sturend die visie moet zijn.”

Focco: “De samenwerkingspartners zijn natuurlijk voor mij en mijn medewerkers ook ontzettend belangrijk. Wij hebben hen niet alleen nodig om grote projecten, zoals bijvoorbeeld de decarbonisatie, het verminderen van de CO2-uitstoot, tot een succes te maken. Maar we maken ook graag gebruik van hun netwerken en van hun denkkracht. We moeten niet alles vanachter ons bureau verzinnen, we maken daarbij ook graag gebruik van de kennis en kunde van de mensen uit het veld. En we hebben natuurlijk grote spelers in de voedselindustrie nodig om producten ‘van het lab naar het schap’ te brengen. Neem de eiwittransitie. We kunnen nog zulke mooie toepassingen ondersteunen, als die plantaardige producten wel worden ontwikkeld, maar niet op de winkelschappen belanden, dan mist het ook zijn doel. Er waait dus wat mij betreft niet zozeer een nieuwe wind. De driehonderd medewerkers van het DG B&I gaan als vanouds, met meer focus en slagkracht, door met het invulling geven aan de maatschappelijke opgaven waarvoor we gesteld zijn. En te werken aan een duurzame welvaartsgroei met oog voor de belangen van bedrijven én burgers.”