Tekst Annet Tiessen-Raaphorst
Foto EyeEm GmbH (boven); Bart van Overbeeke (onder)
Sociale cohesie is belangrijk voor het functioneren van de maatschappij (Beugelsdijk et al. 2019). Door werk, zorg voor anderen of deelname aan vrijetijdsactiviteiten voelen mensen zich onderdeel van de samenleving. Mensen die meedoen in de samenleving hebben vaker een betere gezondheid (Van Bergen et al. 2018), voelen zich minder eenzaam of ervaren een betere kwaliteit van leven (Feijten et al. 2018). Sportactiviteiten zijn, naast andere activiteiten zoals toneelspelen of muziek maken, een manier waarop mensen zich in hun vrije tijd met anderen verbinden. Op dit moment, tijdens de corona-crisis, lijkt het wegvallen van regelmatige sociale contacten, te leiden tot gemis, eenzaamheid en ontregeling van dagelijkse patronen (RIVM 2020). Het wegvallen van sport kan daar ook een rol in spelen. Gevraagd naar wat leden het meest missen aan hun sportvereniging, geven ze vooral sociale redenen aan: samen sporten, contacten met andere leden en het drankje na afloop in de kantine (Van den Dool 2020).
Verenigen binnen en buiten de sport
Er is beleidsmatig grote steun voor de verbindende sociale waarde van sport, zoals al blijkt uit de titel van het recente Nationale Sportakkoord; sport verenigt Nederland (VWS, VSG en NOC*NSF 2018). Sportbeoefening bevordert de sociale contacten tussen deelnemers. Daarnaast wil de sportsector bijdragen aan bredere maatschappelijke doelen, zoals inclusie van achterstandsgroepen of het versterken van de sociale samenhang in wijken, buurten of dorpen (Hoekman en Van der Maat 2017). Literatuur over sociale cohesie maakt vaak onderscheid in sociaal contact binnen groepen en tussen groepen. De sociale contacten binnen een setting worden ook wel verbindend genoemd (‘bonding‘ in termen van Putnam (2000)), terwijl de contacten tussen groepen overbruggend zijn (‘bridging’) en daarmee sociale cohesie binnen de samenleving ondersteunen. Deze special gaat over aspecten van sporten in groepsverband die te relateren zijn aan verbindende en overbruggende cohesie, zoals deelname aan sociale activiteiten van de sportgroep of -club, andere mensen ontmoeten, goede vrienden maken en hulp en steun bij privézaken zoals een verhuizing.
Vormt de dalende verenigingsdeelname een risico voor de sociale waarde?
Sinds de opkomst van het verenigingsleven in Nederland, vormt de sportvereniging een belangrijke verbindende factor voor het sportieve en sociale leven (Kullberg et al. 2019). De sportvoorkeuren van Nederlanders veranderen echter: het aandeel Nederlanders dat lid is van een sportvereniging neemt geleidelijk af (RIVM 2020). In het totale aandeel van wekelijkse tijd die mensen aan sport besteden, neemt de verenigingssport slechts een kwart in (NLSportraad 2019). Nederlanders zijn steeds meer (ook) ongeorganiseerd actief (de helft van de wekelijkse tijd voor sport) of sporten anders georganiseerd (een vijfde van de sporttijd), zoals via commerciële sportaanbieders, bedrijfssport of de zorgsector.
Deze terugloop in verenigingslidmaatschap mag echter niet een-op-een gerelateerd worden aan het beeld dat mensen niet meer samen zouden willen sporten. Een deel van de ongeorganiseerde sporters is actief in informele sportgroepen (RIVM 2020). Deze groepen zijn weliswaar minder zichtbaar, maar hebben voor de deelnemers zelf wel veel sociale waarde (Van den Berg en Tiessen-Raaphorst 2010). Bij de commerciële en andere aanbieders komen sporters vooral vanuit gezondheidsmotieven en omdat de keuze in het aanbod groter en flexibeler is dan bij sportverenigingen. Het beeld dat mensen vooral individueel op apparaten actief zijn, is onterecht; groepslessen zijn bij fitnesscentra juist heel populair (Hover et al. 2012). Ook bij andere commerciële aanbieders (zoals maneges of zwembaden), bedrijfssport of sport via zorginstellingen is aanbod om in groepsverband te sporten heel gebruikelijk.
Relevante partners van lokaal sportbeleid
De aandacht voor de sociale waarde van sport en de verschuiving in sportdeelname vormen een actueel vraagstuk voor de inrichting van lokaal sportbeleid. Sportverenigingen zijn van oudsher het aanspreekpunt van gemeenten om dit beleid mede vorm te geven. Samenwerking tussen gemeenten en commerciële en andere sportaanbieders was in het verleden minder gebruikelijk (Hover et al. 2012, Hoekman en Van Eldert 2019). Door recente ontwikkelingen, zoals de oprichting van de brancheorganisatie NLActief, de ontwikkeling van lokale sportakkoorden en het verbinden van sport en bewegen aan het preventieakkoord (VWS 2018), komen deze sportaanbieders echter steeds meer in beeld. Dat roept de vraag op of commerciële aanbieders en informele sportgroepen vergelijkbaar zijn met sportverenigingen als het gaat om het creëren van sociale waarde?
Vaststellen van sociale waarde van sport
Antwoord geven op de vragen hoeveel sociale waarde aan sport toegeschreven kan worden, hoe dit het best bereikt kan worden en of dit doorwerkt op de maatschappij als geheel blijkt lastig (Ecorys 2017, Tiessen-Raaphorst en Pulles 2018, Rebel en Mulier Instituut 2019). Daarnaast wordt vaak automatisch gekeken naar sportverenigingen als het gaat over sociale waarde. Er is veel minder aandacht voor de sociale waarde van commerciële en informele sportgroepen/-clubs, en voor hoe de sociale waarde van die drie organisatievormen zich tot elkaar verhoudt.
Binnen sportverenigingen houdt de sociale waarde ook verband met persoonskenmerken en kenmerken van de sport (Elmose-Østerlund et al. 2019). Zo bleek uit deze studie dat vooral jongeren en ouderen zich sterk met de club verbonden voelden, terwijl dit voor 40-59 jarigen minder het geval was. Bij de ouderen speelt vrijwilligerswerk hierbij een belangrijke rol. Opleidingsniveau of geslacht liet weinig verschil zien in sociale waarde van sportclubs. Als het gaat om kenmerken van de sport dan bleek het deelnemen aan sportactiviteiten en competitie gerelateerd aan sociale waarde. De tak van sport binnen een sportvereniging gaf geen verschil in sociale waarde te zien. Commerciele en informele sportgroepen trekken deels andere groepen uit de samenleving en verschillen ook in sportaanbod van sportverenigingen (zie bijlage 1). Het lijkt aannemelijk dat dit verschillen laat zien met de sociale waarde, maar daar is nog geen inzicht in. Wel is bekend dat de deelname aan een sportvereniging, commerciële aanbieder of een informele groep gerelateerd is aan persoonlijke kenmerken en wensen en aan kenmerken van het sportaanbod (zie o.a. RIVM 2020, Tiessen-Raaphorst et al. 2014). Zo zijn jongeren vaker lid van een sportvereniging en ruimen ze vaker tijd in voor deelname aan wedstrijden en competitie. Vooral vrouwen zijn vaker te vinden in het fitnesscentrum. Wie een teamsport wil beoefenen, is veelal aangewezen op de sportvereniging, terwijl veel zondagochtend-wielrenners zich aansluiten bij een informele groep die elkaar treft bij kruispunt x, y of z.
Vraagstelling
Het belang dat gehecht wordt aan sociale waarde in en door de sport, de verschuiving van de sportkeuzes van Nederlanders en de keuzes die beleidspartners maken voor het realiseren van de doelen van sportbeleid, roepen de vraag op hoe verschillende organisatievormen zich verhouden tot sociale waarde en welke gevolgen dit heeft voor het sportbeleid.
In deze special komen de volgende vragen aan bod:
- Welke sociale waarden relateren sporters aan hun sportbeoefening?
- Verschilt de ervaren sociale waarde tussen sporters van verschillende organisatievormen (sportvereniging, informele groep en commerciële/andere aanbieder)?
- Welk effect hebben persoonskenmerken of kenmerken van de sport op de sociale waarde van de drie onderscheiden organisatievormen?