Tekst Bas Bauer
Interview met Lkol. Dr. Mirjam Grandia, docent Internationale Veiligheidsstudies aan de Nederlandse Defensie Academie
Sinds september 2020 is Defensie bezig geweest met de Evaluatie Militair Attaché Bestand (EMAB), waarbij ook het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) nauw betrokken is geweest. Deze maand is het proces afgerond. Naar aanleiding hiervan spraken we – in het kader van militaire diplomatie – Mirjam Grandia over haar onderzoek naar deze vorm van diplomatie en over het opleiden van de moderne militaire diplomaat.
Leestijd: 5 minuten
Leestip: lees ook het onderzoeksartikel van Grandia over militaire diplomatie dat eerder dit jaar gepubliceerd werd in de Militaire Spectator.
Waar komt je interesse voor het onderwerp ‘militaire diplomatie’ eigenlijk vandaan?
“In mijn vorige functie was ik landenofficier bij Internationale Militaire Samenwerking (IMS) onder kolonel Jan Dekker, die jullie vorige maand hebben geïnterviewd. Wat me in die functie opviel, was dat we van de 2.500 militairen die we in het buitenland hebben gestationeerd, eigenlijk alleen de Defensieattachés echt opleiden en op pad sturen met een concrete opdracht. Dat is eigenlijk zonde, want in theorie heeft Defensie dus wereldwijd een groter potentieel netwerk om te benutten dan dat we nu doen. In de opleidingen van Defensie staat de militair als krijger, manager én diplomaat centraal, maar aan dit laatste werd eigenlijk nog te weinig expliciete aandacht besteed vonden wij. Toen kreeg ik de ambitie om daar iets mee te doen.”
Hoe verloopt het onderzoek naar militaire diplomatie en de vertaling naar het onderwijs tot dusverre?
“Voordat we officieel als projectgroep bij de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) waren gestart, was ik al begonnen met een verkennend onderzoek bij alle Defensieattachés, militair adviseurs en Senior National Representatives. Dit was om alvast een idee te krijgen hoe er gedacht werd over het professionaliseren van militaire diplomatie en welke aspecten belangrijk zijn in een definitie van militaire diplomatie. Want dat was opmerkelijk: er bestond eigenlijk nog geen eenduidige definitie van. Uit een literatuurstudie die we een jaar geleden uitvoerden bleek een zekere conceptuele ambiguïteit: academici en krijgsmachten vonden allemaal wel wat van militaire diplomatie, maar een eenduidig antwoord op de vraag wat het nou écht was, dat was er niet.
We moesten daarom eerst voor onszelf, als Nederlandse krijgsmacht, een definitie bepalen: wat betekent het voor ons? De definitie die we hebben ontwikkeld komt voor een deel voort uit de wetenschappelijke literatuur, maar de kernwerkwoorden die we bezigen in de definitie (bijv. monitoren, identificeren, appreciëren en beïnvloeden) komen voort uit het onderzoek onder de Defensieattachés, militair adviseurs en Senior National Representatives van Nederland.
Ondertussen is onze eerste onderwijsmodule online en zijn we aan de slag gegaan met de tweede. Daarnaast ligt ons concept voor een doorlopende leerlijn ‘Militaire Diplomatie’ voor bij de werkgroep van de NLDA. We willen meer aandacht voor de rol van militair als diplomaat bij de initiële opleidingen, maar ook bij de cursussen die worden aangeboden aan militairen in een later stadium van hun carrière. Momenteel zijn we bezig met een grootschalig onderzoek onder 900 militairen die gestationeerd zijn in het buitenland, om te bepalen waaraan en op welke plekken in de Defensieonderdelen wel en niet behoefte is wat betreft cursussen en opleidingen op het gebied van militaire diplomatie.”
Hoe verhoudt de militaire diplomatie zich ten opzichte van bijvoorbeeld BZ-diplomatie?
“We hebben militaire diplomatie geconceptualiseerd als complementair aan het werk van bijvoorbeeld de reguliere BZ-diplomaat. Militairen die in het buitenland opereren komen in contact met vertegenwoordigers van andere krijgsmachten en bouwen daardoor een uniek netwerk op waar een BZ-diplomaat niet altijd deel van uitmaakt. Het uniform opent wat dat betreft simpelweg deuren die voor een burger gesloten blijven. Het is van belang dat Nederland deze in het buitenland gestationeerde militairen gaat zien en gebruiken als waardevolle assets bij het duiden van internationale veiligheidsontwikkelingen en als belangrijke aanvulling op het werk van de BZ-diplomaten. Uiteindelijk willen we ook onze onderwijsmodules openstellen en/of verbinden aan de opleidingen van BZ, met als doel een optimale complementariteit te bereiken.”
Met het oog op de toekomst: hoe denk je dat de Nederlandse militaire diplomatie zich zal (moeten) ontwikkelen om het hoofd te kunnen blijven bieden aan nieuwe veiligheidsuitdagingen?
“Vanzelfsprekend vind ik dat we verder moeten gaan met het uitdiepen van onze kennis van de militaire diplomatie en de professionalisering van het werkveld. Wil je kunnen anticiperen op internationale veiligheidsontwikkelingen – en mooier nog, wil je ze kunnen beïnvloeden – dan zullen onze militairen in het buitenland enig idee moeten hebben wat de optimale invulling van hun rol is. We zijn nu eerst heel smal begonnen met het definiëren van ‘militaire diplomatie’, oftewel een focus op enkel onze militairen, zodat we de vertaalslag naar ons onderwijs kunnen maken. Idealiter zal een volgende stap zijn om het uit te bouwen richting ‘defensiediplomatie’, waarbij iedereen die direct of indirect te maken heeft met het ministerie van Defensie (zoals burgermedewerkers, de defensie-industrie) ook worden betrokken.
De ambitie is om uiteindelijk uit te bouwen richting ‘veiligheidsdiplomatie’, waarbij de verschillende departementen van de Nederlandse overheid die actief zijn op veiligheidsgebied in het buitenland verder zullen worden betrokken. Het liefste willen we alle diplomatieke kanalen van Nederland – waaronder die van Defensie en BZ – meer integreren, waardoor we elkaar optimaal kunnen complementeren.
Daarnaast – en dit is een heel andere issue – denk ik dat er een bepaalde omslag nodig is in de denkwijze in het Westen over het bedrijven van diplomatie in het algemeen. Er bestaat een bepaalde neiging om ons vooral te richten op like-minded people en like-minded nations. Dat leidt niet altijd tot nieuwe perspectieven. We zien vaak niet wat we moeten zien, maar alleen wat we willen zien. Op het moment dat je aangeleerd krijgt om op zoek te gaan naar afwijkende perspectieven – om die te verzamelen, niet om die noodzakelijkerwijs over te nemen – creëer je een breder palet van perspectieven over wat er gebeurt in de wereld en wat er mogelijk gaat gebeuren. Op die manier denk ik dat je jezelf als organisatie veel beter uitrust om te anticiperen op ontwikkelingen in de wereld en om die daadwerkelijk te kunnen beïnvloeden.”
Heb je zelf nog ideeën of wil je meedenken over het onderwijs van de NLDA op het gebied van militaire diplomatie? Mail dan naar m.grandia@mindef.nl