Tekst Max van Rij en Mathijs Vermathen

Rob Gabriëlse is sinds 2018 de ontwapeningsambassadeur voor Nederland in Genève bij de VN. Hij vertegenwoordigt Nederland onder meer in de Conference on Disarmament (CD) en is delegatieleider bij de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de VN in New York. Daarnaast volgt hij samen met zijn team tal van verdragen, bijvoorbeeld over biologische wapens, wapenhandel en nucleaire wapens. Ook nieuwe onderwerpen, zoals autonome wapensystemen, hebben zijn aandacht. Wij vroegen ambassadeur Gabriëlse naar de grootste uitdagingen op het gebied van wapenbeheersing en ontwapening. En wat hem drijft om zich dagelijks in te zetten voor een veilige wereld.

Is Nederland een actieve speler op het gebied van ontwapening en wapenbeheersing?

‘Ja. Nederland is van oudsher een hele actieve speler en hecht grote waarde aan juridische en humanitaire aspecten van ontwapening en wapenbeheersing. Als middelgroot land kunnen we vaak een verbindende rol spelen.

Dat Nederland een aparte ontwapeningsambassadeur heeft, zegt ook veel over het belang dat aan dit onderwerp wordt gehecht. Nederland bekleedt regelmatig  voorzitterschappen. Zelf ben ik voorzitter geweest voor de CCW-conventie (een verdrag over bepaalde conventionele wapens) en de conventie tegen anti-personeelsmijnen APMBC. Om als voorzitter succes te hebben, gaat het niet alleen om de vergadering zelf. Je moet je gedegen voorbereiden, weten hoe de hazen lopen en informeel vooroverleggen met andere  landen.’

Rob Gabriëlse is sinds 2018 de ontwapeningsambassadeur voor Nederland in Genève bij de VN.

Waarom is het zo belangrijk dat Nederland zich inzet voor afspraken over wapenbeheersing?

‘We beseffen te weinig dat onze veiligheid niet vanzelfsprekend is. Dat daar ontzettend hard voor gewerkt moet worden. In de laatste jaren zien we dat de internationale orde wordt uitgehold en ondermijnd. De oorlog in Oekraïne onderstreept dit nog eens. Maar kijk ook naar het probleem van cyberaanvallen, dat echt te ver is doorgeschoten.

Als ik één ding heb geleerd in mijn carrière, is dat er van oorlog, of het nu met echt wapengekletter is of cyber, echt niemand beter wordt. Dat heb ik van dichtbij gezien en meegemaakt in Irak, Libië, Afghanistan en op de Balkan. De veiligheid en de internationale orde die we hebben, is niet vanzelfsprekend. We zien ook nu weer dat het zo kan omslaan. Iedereen die in oorlogsgebied heeft gewerkt, weet wat dat betekent. Het is een eer om namens Nederland in Geneve bij te mogen dragen aan een veiliger wereld.’

'Je moet tegenwicht bieden aan botte propaganda, maar tegelijkertijd weten waarom een bepaald standpunt wordt ingenomen.'

Heeft u de rol van China zien veranderen in uw tijd als ontwapeningsambassadeur?

‘Ja, China stelt zich steeds actiever op en is echt een multilaterale grootmacht geworden. Dat zag je vorig jaar toen China voor het eerst met succes een eigen VN-resolutie indiende die ging over de uitwisseling van technologie tussen landen. China vindt dat sommige landen, waaronder Nederland, te terughoudend zijn met het delen en verkopen van bepaalde hoogwaardige technologieën. Gelet op onze economische belangen en het risico op informatiediefstal moeten we als Nederland echter niet naïef zijn. Qua internationale veiligheid moeten we beducht zijn op het feit dat China vol inzet op de ontwikkeling en productie van hoogtechnologische wapensystemen. Zelf zijn ze hier weinig transparant over.’

Er wordt vaak gezegd dat Rusland onderhandelingen in multilateraal verband bemoeilijkt. Hoe bereikt u toch succes? 

‘De oorlog in Oekraïne heeft natuurlijk veel veranderd. Nederland, de EU en veel andere landen hebben een sterke mening over het optreden van Rusland en dragen dit ook uit in de verschillende fora. Dit varieert van zogenoemde “walk-outs” tot het steeds benadrukken dat de oorlog “unjustified” en “unprovoked” is. Ook landen die Rusland steunen, worden aangesproken. In de onderhandelingen merk je ook dat de geloofwaardigheid van Rusland sterk in het geding is.

Toch moeten we over het algemeen altijd proberen samen verder te komen in de verschillende internationale veiligheidsfora. Begrip en kennis voor de positie van de ander speelt hierbij een belangrijke rol. Denk daarbij aan nationale belangen, maar ook aan culturele verschillen. Nederland is heel direct, terwijl andere landen veel omzichtiger in de omgang zijn. Daar moet je je als diplomaat altijd bewust van zijn.

De veiligheidsperceptie van Rusland is niet te begrijpen zonder ook de geschiedenis van het land te kennen. Je moet tegenwicht kunnen bieden aan botte propaganda maar tegelijkertijd altijd weten waarom een bepaald standpunt wordt ingenomen.

Iedereen heeft een duidelijke instructie vanuit de hoofdstad. Achter de schermen is het vervolgens belangrijk om erachter te komen wat de zogenoemde “red line” van een land is. Zo hield Rusland vorig jaar op procedurele gronden bijna alle vooruitgang in het verdrag over bepaalde conventionele wapens (de CCW) tegen. Wij waren voorzitter en ik heb de vertegenwoordiger voor Rusland toen gebeld om uit te leggen waarom de vooruitgang ook voor henzelf van belang is. Toen bleek dat hij ook precies die redenen aan Moskou had doorgegeven. Uiteindelijk kun je begrip tonen voor het feit dat andere diplomaten ook moeten manoeuvreren binnen de instructies die ze hebben.’

Speelt de EU een rol van betekenis binnen het wapenbeheersingsdomein?

‘EU lidstaten hebben vaak uiteenlopende belangen. Zo zie je in de EU tegenstellingen tussen nucleaire machten, zoals Frankrijk, en niet-nucleaire landen. Europa heeft wel degelijk de potentie om serieus te worden genomen en een bijdrage te leveren. Dat gebeurt al op het gebied van conventionele wapens of bijvoorbeeld bij de totstandkoming van het nucleair akkoord met Iran.

Uiteindelijk wordt er wel degelijk geluisterd naar de stem van de EU, maar we zullen nog beter moeten samenwerken en gelijk optrekken. Met de Russische inval in Oekraïne is het gezamenlijke Europese optreden alleen maar verder versterkt.’

Wat zijn de belangrijkste onderwerpen en uitdagingen voor 2022?

‘Er zijn de afgelopen jaren een hele hoop nieuwe ontwikkelingen geweest. Belangrijke onderwerpen voor dit jaar zijn bijvoorbeeld nieuwe technologieën, zoals in autonome wapensystemen, maar ook het cyberdomein en veel breder ook vraagstukken rond digitalisering. Daarnaast is ruimte een belangrijk nieuw aandachtsgebied, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe anti-satellietwapensystemen.

Op het gebied van internationale afspraken rond cyber en ruimte lijken zich naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne juist ook een aantal bijzondere kansen voor te doen. Zo heeft de V.S. in april als eerste land ter wereld een verbod aangekondigd op antisatellietwapens en roept het andere landen op om dit voorbeeld te volgen. Ook zijn er hoopvolle vooruitzichten voor een politieke verklaring over het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden. Daarnaast zijn de meest in oog springende gebeurtenissen dit jaar de toetsingsconferenties voor zowel het NPV (non-proliferatie) en het BTWC-verdrag (biologische wapens).’