Foto Josje Deekens
De uitreiking van het hoogste certificaat op de CO2-Prestatieladder was een mijlpaal - IenW is het eerste ministerie dat dit niveau bereikt. Van geëlektrificeerde shovels tot zonnepanelen op onze gebouwen - er wordt volop ingezet op verduurzaming. ‘We zijn er trots op, maar we hebben ook nog een lange weg te gaan.’
Met gepaste trots nam staatssecretaris Stientje van Veldhoven op 4 maart 2021 het certificaat niveau 5 op de CO2-Prestatieladder in ontvangst. Deze ladder is een methodiek die inzicht geeft in de totale uitstoot en die de voortgang van de CO2-reductiemaatregelen in je organisatie borgt. Daarnaast is het een inkoopinstrument waarmee je bedrijven die op de ladder zijn gecertificeerd, gunningsvoordeel kunt geven bij aanbestedingen.
‘In 2017 zijn we met de ladder begonnen op niveau 3. In 2018 zaten we op niveau 4 en in 2020 bereikten we dus niveau 5 – het hoogste niveau’, vertellen Lidia Kop, communicatieadviseur Duurzaamheid, en Arjen Kapteijns, coördinerend adviseur Duurzaamheid. Beiden zijn werkzaam bij de afdeling Duurzaamheid en Huisvesting, bij de UDAC-directie Organisatie en Personeel.
Daarmee bevindt IenW (inclusief RWS, KNMI, PBL en ILT) zich als eerste ministerie in het goede gezelschap van onder meer ProRail (dat de methodiek van de ladder mede heeft ontwikkeld), de provincie Gelderland en de meeste grote aannemers en bouwers in Nederland. De hoop is dat de andere ministeries zich de komende jaren ook laten certificeren.
Maar wat zegt dat certificaat niveau 5 nu precies?
Arjen: ‘Het geeft aan dat je in kaart hebt gebracht waar in je bedrijfsvoering je de meeste impact kunt maken op duurzaamheid. En het houdt bij hoe je daar werk van maakt. Bij niveau 3 kijk je naar je eigen uitstoot als organisatie. Op de niveaus 4 en 5 kijk je ook naar je inkoop en naar de uitstoot in de keten.’
Lidia: ‘Dat laatste is voor IenW natuurlijk erg relevant. Met name RWS koopt heel veel in als het gaat om grond-, water- en wegenbouw. Dat betekent dat je zoekt naar de aannemers die hetzelfde werk tegen de laagste CO2-uitstoot kunnen doen. Zo kunnen we de verduurzaming in de gehele bouwsector stimuleren. Meer gebruik van biobrandstof, geëlektrificeerde machineparken, circulair asfalt– dat zijn allemaal zaken waar we op kunnen sturen.’
Arjen: ‘De CO2-Prestatieladder is een heel goede stok achter de deur. De maatregelen die we nemen, worden twee keer per jaar extern getoetst. We rapporteren ook twee keer per jaar aan de Bestuursraad. Voordeel daarvan is dat we op het hoogste niveau korte lijntjes hebben. Gaan dingen niet helemaal goed, dan kunnen we daar snel over schakelen.’
Lidia: ‘Het is een goed instrument om ‘practice what you preach’ waar te maken.’
Hoe leeft verduurzaming binnen het ministerie?
Arjen: ‘Dat tegengaan van klimaatverandering misschien wel onze grootste opgave is, wordt in bijna het hele ministerie zo ervaren. Corona heeft daar het afgelopen jaar een positieve invloed op gehad. We hebben met z’n allen bijvoorbeeld een stuk minder gevlogen en in plaats daarvan heel veel videovergaderingen gehad. Je ziet nu dat KNMI heeft besloten de helft van de internationale bijeenkomsten online te gaan doen. Dat helpt allemaal om onze doelstellingen te halen.’
Lidia: ‘IenW heeft samen met RWS en ProRail de strategie ‘Naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten’ (KCI) opgesteld. In 2030 willen we volledig klimaatneutraal en circulair werken. Er is nu 50 miljoen euro gereserveerd voor RWS en ProRail; bij RWS pakken ze daarmee ruim 30 projecten op. Daarmee kun je grote stappen zetten.’
Arjen: ‘Je merkt ook dat marktpartijen zich graag laten uitdagen om te innoveren. Tegelijk blijft het voor ons als ministerie een ‘struggle’ om de capaciteit en de middelen te vinden om die ambitie waar te maken. Er is echt nog veel extra inzet nodig.’
Kunnen jullie een voorbeeld geven van die ‘struggle’?
Arjen: ‘Dan denk ik bijvoorbeeld aan de vloot van de Rijksrederij, ook onderdeel van onze organisatie. Het gaat om 100 schepen die uiteindelijk allemaal geëlektrificeerd moeten worden.’
Lidia: ‘We hebben al wel hybride schepen in het water.’
Arjen: ‘Zeker. Maar we zien ook de taken van de Rijksrederij toenemen. We hebben bijvoorbeeld recent twee schepen aangeschaft die moeten surveilleren bij de windparken op zee. Die windparken zijn natuurlijk goed nieuws als het gaat om verduurzaming. Maar die schepen, die ook nog eens veel varen, drukken wel hard op onze emissies.’
Beiden: ‘Het vraagt wel om investeringen aan de voorkant. En dan praat je over afschrijvingsperioden en terugverdientijden’.
Lidia: ‘Positief bekeken biedt het ook kansen. Nederland heeft veel scheepbouwbedrijven. En dit is nu echt een gelegenheid om de wereld te laten zien welke innovaties wij in huis hebben om schepen emissievrij te maken. Hier ligt een exportmogelijkheid.’