Het Nederlandse regeringsvliegtuig wordt vooral gebruikt door kabinetsleden: 88 procent van de vluchten zijn voor ministers of staatssecretarissen, 12 procent is voor leden van het Koninklijk Huis. Dat is weleens anders geweest. Zo was het eerste regeringsvliegtuig oorspronkelijk persoonlijk eigendom van Prins Bernhard.

Geschiedenis

De geschiedenis van Nederlandse regeringsvliegtuigen gaat terug tot net na de oorlog: 1946. In dat jaar kocht Prins Bernhard van zijn eigen geld een Douglas DC-3 Dakota. Sinds 1946 zijn er vijf regeringsvliegtuigen geweest:  

  1. PH-PBA (1946 - 1960), een DC-3
  2. PH-PBF (1960 - 1972), een Fokker F-27 Friendship
  3. PH-PBX (1972 - 1996), een Fokker F-28 Fellowship
  4. PH-KBX (1996 - 2018), een Fokker F-70 Executive Jet
  5. PH-GOV (2019 ev), een Boeing BBJ

Volgens een overheidsbesluit uit 2014 heeft de Koning voorrang bij het gebruik van het toestel. Daarna komen de premier en ministers, gevolgd door Prinses Beatrix en dan andere leden van het Koninklijk Huis die namens de koning handelen. 

Willem-Alexander en Máxima mogen als enige onbeperkt gebruikmaken van het vliegtuig. Al hun reizen zijn namelijk in het belang van ons land. Prinses Beatrix mag het vliegtuig gebruiken als dat doelmatiger of veiliger is. Bewindspersonen vliegen sinds 2014 op kosten van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als ze gebruikmaken van het regeringstoestel.

In eerste instantie werd het regeringsvliegtuig gevlogen door de Koninklijke Luchtmacht. Met ingebruikname van de PH-PBX werd het vliegtuig ondergebracht bij Martinair. Ook de PH-KBX werd oorspronkelijk door Martinair geopereerd. Met ingang van 2006 werd het toestel ondergebracht bij KLM-Cityhopper die al een vloot van Fokker 70 en 100 vliegtuigen vloog. In 2017 faseerde KLM-Cityhopper haar Fokkers uit en kwam ook een einde aan de operatie van de PH-KBX.