Soms doen zich wijzigingen voor op het gebied van wet- en regelgeving rondom thuiswerken en woon-werkmobiliteit. In dit e-zine brengen we u hiervan op de hoogte.
Ontwerpbesluit CO₂-reductie werkgebonden personenmobiliteit
Het ontwerpbesluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit is 19 april naar het parlement gezonden. Het ontwerpbesluit stelt werkgevers vanaf volgend jaar verplicht om gegevens aan te leveren over hun woon-werk en zakelijke verkeer van werknemers. Het concrete doel is 1 megaton (Mton) CO2-winst in 2030. Tot ongeveer eind mei ligt het bij de Eerste Kamer en Tweede Kamer. De stukken zijn hier te vinden: Voorhang wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit i.v.m. het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit.
Aanleiding en doel
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de Rijksoverheid regels maakt voor werkgevers met 100 of meer werknemers om negatieve klimaateffecten van werkgebonden personenmobiliteit (zakelijk verkeer en woon-werkverkeer) terug te dringen. Dit moet in de periode tot 2030 leiden tot een reductie van 1 Mton CO2. Vanaf 2050 mag er helemaal geen CO2 meer worden uitgestoten (klimaatneutraal). Met de regels is vooral beoogd om de werkgevers bewuste keuzes te laten maken over verduurzaming van de personenmobiliteit. Het ontwerpbesluit is bedoeld om dat te stimuleren. Thuiswerken, met het OV of fiets naar je werk of met een elektrische auto of elektrische scooter zijn opties waar werknemers en werkgevers over zouden moeten gaan nadenken. Zij hebben samen de sleutel in handen.
Geen norm, wel een collectief emissieplafond en jaarlijks rapporteren
Er zijn ongeveer 8.000 werkgevers met 100 of meer werknemers in Nederland. In totaal werkt daar ruim 60 procent van alle werknemers. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat die werkgevers een norm opgelegd krijgen om hun woon-werk en zakelijke verkeer schoner te maken. Samen met diverse organisaties is die afspraak concreet gemaakt. Werkgeversorganisaties hebben daarbij gevraagd eerst uit te gaan van een collectief plafond, dus zonder verplichte individuele norm, om het doel van 1 Mton winst te halen. De onzekerheden die corona met zich meebracht speelden daarbij een belangrijke rol.
Staatssecretaris Heijnen heeft met bovenstaande ingestemd, op voorwaarde dat organisaties vanaf 2023 jaarlijks rapporteren over hun woon-werk en zakelijke verkeer. Dat gaat bijvoorbeeld om het aantal gereisde autokilometers, uitgesplitst naar soort brandstof. Er hoeft niet te worden gerapporteerd over de daadwerkelijke emissies. Het digitale platform dat de werkgevers moeten gebruiken voor het rapporteren, berekent op basis van de ingevoerde gegevens (reiskilometers, reismodaliteiten en brandstof) de CO2-emissie. Op basis van de gerapporteerde gegevens monitort het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) of het gestelde reductiedoel van 1 Mton CO2 in 2030 bereikt gaat worden. In 2025 stelt IenW op grond van de gerapporteerde gegevens vast of de totale CO2-emissie door werkgebonden personenmobiliteit in 2024 onder het emissieplafond is gebleven. Het emissieplafond voor 2024 is opgenomen in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit. Dit plafond is bepaald op basis van het trapsgewijze pad richting het reductiedoel van 1 Mton dat volgens het Klimaatakkoord in 2030 moet worden bereikt. Daarnaast moet er vanaf 2019 sprake zijn van een dalende lijn in de CO2-emissie.
Als in 2025 blijkt dat de emissies niet onder het emissieplafond zijn gebleven of als er geen sprake is van een dalende lijn in de CO2-emissie, dan treedt voor werkgevers met 100 of meer werknemers een norm voor zakelijke mobiliteit in werking, die de CO2-uitstoot per reizigerskilometer maximeert. Deze wettelijke norm is al opgenomen in het ontwerpbesluit, en kan op dat moment dus snel in werking treden. Voor woon-werk mobiliteit zal dan waarschijnlijk ook een norm nodig zijn. Hiervoor is nieuwe regelgeving nodig.
Privacy en administratieve lasten
De nieuwe regels betekenen dat organisaties jaarlijks rapporteren. Bij het opstellen van de regelgeving was het respecteren van de privacy van werknemers een belangrijke voorwaarde. Zo mogen werkgevers alleen de totalen van de hele organisatie rapporteren. Ook vindt het kabinet het belangrijk dat het rapporteren werkgevers zo min mogelijk extra werk oplevert. Daarom worden vooral gegevens gevraagd die werkgevers vaak toch al in hun administratie hebben. Zoals hiervoor aangegeven komt er voor het rapporteren van de gegevens een digitaal platform beschikbaar. Dat platform wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Voordat de regelgeving in werking treedt, zorgt IenW er voor dat het digitaal platform goed aansluit op de administraties van de werkgevers. Er is dan ook voorzien in werksessies en praktijktoetsen met en door werkgevers en omgevingsdiensten. Daarbij houdt IenW de vinger aan de pols en betrekt ze de werkgevers om vooraf te verzekeren dat er een goede aansluiting is op de praktijk.