Dit artikel hoort bij: JenV Magazine 7
Opsporing onvindbare veroordeelden
‘Onvindbare veroordeelden opsporen is één; belangrijker nog is voorkomen dat ze onvindbaar worden’
“Het probleem met onvindbare veroordeelden speelt al heel wat jaren. Lange tijd hebben we gedacht: als we nu maar een beetje beter ons best doen binnen de strafrechtketen, met name de partners die bij de uitvoering van de straf zijn betrokken, dan lossen we dit probleem wel op. Maar dat bleek gewoon niet zo te zijn.
In het kader van dit programma is eigenlijk voor het eerst een degelijke analyse gemaakt: wat is nou precies het probleem dat we moeten oplossen? En welke partijen kunnen daarin een rol spelen? Dat heeft geleid tot een brede programma-aanpak, met een verschillende partners die een waardevolle bijdrage leveren. Niet alleen JenV-partners, zoals politie, OM, het CJIB en de Justid; ook externen, zoals de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, gemeenten, het CAK, de zorgverzekeraars, de pensioenfondsen, de CDDN, die de Consumenten Basis Administratie bijhoudt, de centrale database van ruim 120 miljoen klantgegevens van bedrijven… Noem maar op.
De grote kracht van ons programma vind ik de enorme hoeveelheid kennis en ervaring die bij al die partners zit die we erbij hebben betrokken. En niet te vergeten: hun eigen gedrevenheid om mee te werken. Want veel van die partners hebben te maken met hun eigen onvindbarenproblematiek. Want of je nu, zoals wij, op zoek bent naar onvindbare veroordeelden, of, zoals bedrijven, naar onvindbare wanbetalers: het principe is hetzelfde. Uiteraard houden we bij het delen van die informatie nauwlettend rekening met de privacywetgeving. Onze stelregel: veronderstel niet dat het niet kan, maar ga ervan uit dat het wel kan en kijk goed aan welke randvoorwaarden je moet voldoen om die informatie te kunnen delen met welke partners. Zo kan dit programma ook bijdragen aan verbetering van de kwaliteit van de Basisregistratie Personen, om adresfraude tegen te gaan. Of helpen de rol en positie van de Justitiële Informatiedienst te verbeteren, als spil in de strafrechtketen waar het gaat om persoonsgegevens.
Waar het onze eigen, specifieke doelstelling betreft, hebben we de afgelopen twee jaar al heel veel bereikt. De ambitie uit de Veiligheidsagenda 2019-2022, om vóór medio 2020 in de circa 1300 kansrijk geachte dossiers tenminste 500 personen op te sporen, hebben we al gehaald. Eén jaar voor de deadline zitten we al ruim boven de 700 aanhoudingen. Daar gaan we dan ook mee door. Maar belangrijker misschien nog is dat we ook goed op weg zijn om het probleem aan de vóórkant aan te pakken: zoveel mogelijk voorkomen dat er überhaupt nog veroordeelden op de lijst onvindbaren terecht komen. Zoals een collega van Justitiële Informatiedienst het ooit kernachtig formuleerde: ‘Met de juiste identiteit, raak je de verdachte niet kwijt!’”
Aad den Boer
programmamanager Onvindbare Veroordeelden
‘Iemand naar wie de politie op zoek is, is bij ons soms nog onder drie andere namen en tien adressen bekend’
“Vroeger opereerden de schakels in de strafrechtketen grotendeels los van elkaar. Op het moment dat er iets veranderde in de personalia van een verdachte of veroordeelde – een verhuizing, het opduiken van dezelfde persoon onder een nieuwe alias, overlijden – werd dat onderling niet of nauwelijks gecommuniceerd.
Sinds 2010 beheert de Justitiële Informatiedienst een centrale strafrechtketendatabank waarin wij alle gegevens van verdachten en veroordeelden voor heel Nederland registreren. Van elke justitiabele stellen wij een integer en integraal persoonsbeeld op: is die persoon die we voor ons hebben ook echt degene voor wie hij zich uitgeeft? En wat weten we allemaal over die persoon? Al die gegevens koppelen we, uiteraard binnen de grenzen van de privacywetgeving, aan een uniek strafrechtketennummer. Dat is iemands ‘harde’ identiteit. Daarmee is iemand in elke fase van de strafrechtketen terug te vinden. Ook als hij of zij opnieuw wordt opgepakt en een andere naam of ander adres opgeeft. Er zijn mensen die wel onder tien verschillende aliassen en op tig verschillende adressen in onze databank voorkomen. Toch kunnen wij met zekerheid zeggen: het gaat steeds om dezelfde persoon.
Justid beschikt dus over een schat aan informatie, die ook voor het opsporen van onvindbare veroordeelden cruciaal kan zijn en op het juiste moment beschikbaar is. Is de politie op zoek naar Jantje, dan kunnen wij zeggen: hé, die meneer is bij ons onder nog drie andere namen bekend. Zoek daar eens op. En behalve zijn officiële woonadres, hebben we ook nog een aantal andere adressen waar je hem wellicht kunt vinden. Of waar je concrete aanknopingspunten kunt krijgen over zijn huidige verblijfplaats.
Met elkaar communiceren, informatie en kennis delen en uitwisselen. Dat vind ik het mooie aan deze samenwerking. Laatst hadden we een expertmeeting, waar onder andere collega’s van politie, OM en de IND deelnamen. ‘Waarom leggen jullie onvindbare veroordeelde vreemdelingen, die in het buitenland vertoeven geen inreisverbod op?’, vroeg iemand aan de IND. Het antwoord was voor sommigen een eye opener: ‘In geval van alleen een voorwaardelijke straf, kunnen wij niks. Maar krijgt zo iemand bijvoorbeeld twee weken voorwaardelijk, waarvan tenminste één dag onvoorwaardelijk, dan kunnen wij als IND aan de slag om een inreisverbod voor elkaar te krijgen.’
Het samenbrengen en delen van de kennis, die bij de partners in dit programma aanwezig is, brengt een vliegwiel op gang. En dat vliegwiel draait nu volop. Zo kijken we met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens hoe we door snellere en betere terugmelding van vermoedelijke fouten of veranderde situaties de gegevens in de Basisregistratie Personen en de RNI, de Registratie Niet Ingezetenen, zo goed en actueel mogelijk kunnen houden? En met de politie bekijken we hoe we het nieuwe Executie en Signalering Systeem – de opvolger van het aloude Opsporingsregister – kunnen uitbreiden en koppelen aan andere systemen. Dan is een agent die op straat iemand aanhoudt, met één blik op zijn mobieltje, nog beter geïnformeerd over die persoon en kan hij zien waarvoor die eventueel nog méér staat gesignaleerd. En dan meteen effectief kan handelen.”
Peter van den Bosch
senior Productspecialist bij de Justitiële Informatiedienst (Justid)
‘Ook iemand die zich schuilhoudt voor politie en justitie zal vroeg of laat een keer een document moeten verlengen’
“De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens is onder meer verantwoordelijk voor het beheer van de BRP, de Basisregistratie Personen. Aan die basisregistratie is alle publieke dienstverlening gekoppeld, van sociale voorzieningen tot hielprikjes en het heffen van belastingen. Wij kunnen overheidsinstanties autoriseren om persoonsgegevens uit de BRP te ontvangen. Sterker nog, de BRP is een basisregistratie. Je móet vaak de gegevens uit de BRP gebruiken.
Het is essentieel dat de gegevens die wij beheren correct, betrouwbaar en veilig zijn. Dat bereiken we door onze registratieprocessen zorgvuldig in te richten en goed contact te houden met onze partners, zoals gemeenten, de Belastingdienst, Justitiële Informatiedienst en het CJIB. Wij werken samen, om de kwaliteit van de basisregistratie hoog te houden en waar mogelijk verder te verbeteren. Bijvoorbeeld in de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit, maar ook door een feedback-lus te organiseren vanuit de gebruikers. Via zo’n feedback-lus kunnen we bijvoorbeeld ook signalen krijgen over aliassen, zoals Peter Van den Bosch die noemt.
Via het programma Onvindbaren kunnen we de wetenschap dat iemand onvindbaar is, gebruiken in de balieprocessen bij gemeenten. Dat biedt niet alleen de mogelijkheid om de kwaliteit van onze gegevens te verbeteren, maar ook om aan het JenV-domein door te geven wanneer een onvindbare weer ‘terecht’ is.
Om personen die bewust onder de radar willen blijven toch op het spoor te komen, kan JenV gebruikmaken van onze contacten met gemeenten. In het kader van dit programma zijn wij betrokken bij een pilot in de gemeente Amsterdam, samen met het OM, het CJIB en het ministerie van JenV. Want ja, ook iemand die zich schuilhoudt voor politie en justitie zal vroeg of laat toch een keer een document als zijn paspoort, rijbewijs of id-kaart moeten verlengen. En daarvoor moet hij persoonlijk naar het gemeentehuis. Als zo iemand die gesignaleerd staat zich dan bij de balie meldt om z’n document op te halen, gaat er automatisch een seintje naar de politie, Dan wordt die persoon ter plekke aangehouden. De baliemedewerker van de gemeente heeft daar niet eens weet van. Die pilot is een mooi staaltje vernieuwende samenwerking, zoals die binnen het programma Onvindbaren gestalte krijgt.
Als dit initiatief eenmaal goed loopt, ligt een landelijke uitrol voor de hand. Dat juichen wij toe, want het zal ook leiden tot verdere verbetering van de kwaliteit van de BRP-gegevens.
Wij beheren ook het Register Niet-ingezetenen. Daarin komen alle bij de overheid bekende personen voor, die in het buitenland verblijven, maar nog een relatie hebben met de Nederlandse overheid. Liefst 90 procent van alle onvindbare veroordeelden verblijft in het buitenland. Ik denk dat het goed is als we in de toekomst een vergelijkbare pilot als in Amsterdam inrichten. Gericht op personen die in het buiteland verblijven, maar op enig moment toch iets van een Nederlandse overheidsinstantie nodig hebben. Het zou mooi zijn als er ook dan ergens een signaal afgaat: hé, dat is iemand die op de onvindbarenlijst staat. Binnenkort kunnen we hem misschien in z’n kraag vatten.
Sinds wij bij dit programma zijn betrokken, valt me op over hoe ongelooflijk veel data de organisaties waarmee wij aan tafel zitten beschikken. En we merken dat het delen van gegevens loont. Ik zie voor mezelf een mooie rol in het verbinden van inhoud en partijen en bij het signaleren van knelpunten. Door een slimme koppeling en een betere uitwisseling, alles uiteraard keurig binnen de kaders van AVG, moeten we volgens mij het net rond de onvindbaren nog strakker kunnen aantrekken. Zodat straks echt niemand zijn straf meer kan ontlopen.”
Irina Noordam
senior accountmanager bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)
Je straf ontlopen? Vergeet het maar!
Veroordeeld worden tot een vrijheidsstraf, een taakstraf of een geldboete en vervolgens, vaak ook letterlijk, niet thuis geven als je je sanctie moet ondergaan. Een onacceptabele situatie! Via het programma Onvindbare Veroordeelden doet JenV, in nauwe samenwerking met tal van in- én externe partners, er alles aan om veroordeelden alsnog hun sanctie op te leggen.
Wie de wet overtreedt, wordt in onze rechtsstaat opgespoord, vervolgd en berecht. Als de veroordeelde dan vervolgens het vonnis van de rechter (of de strafbeschikking van de officier van justitie) aan z’n laars lapt en er alles aan doet om de opgelegde sanctie te ontlopen, is dat niet acceptabel. Het tast het vertrouwen in de rechtsstaat aan. Bij de slachtoffers, maar ook breder: in de samenleving als geheel. Ook is het frustrerend voor de schakels in de strafrechtketen. Zij hebben veel tijd en energie in de zaak gestopt, om deze tot een goed einde te brengen. Het is dan zeer onbevredigend om te moeten constateren dat de veroordeelde onvindbaar is en zo zijn opgelegde straf lijkt te ontlopen.
Lijkt. Want JenV laat het er niet bij zitten. In het programma Onvindbare Veroordeelden werkt JenV nauw samen met politie, Openbaar Ministerie, het Centraal Justitieel Incasso Bureau en de Justitiële Informatiedienst (Justid), alsmede met een breed palet aan externe partners, zoals gemeenten, de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, het UWV, de Communicatie Data Diensten Nederland, het CBS, TNO en relevante buitenlandse instanties. Dit alles met als doel onvindbare veroordeelden met succes op te sporen en de hen opgelegde sanctie(s) alsnog te laten ondergaan. Daarnaast heeft het programma een preventieve functie: het bevordert ook maatregelen om te voorkomen dat veroordeelde daders überhaupt op de lijst onvindbaren terechtkomen.
In eerste instantie richt het programma zich op de openstaande vrijheidsstraffen. Daartoe moest het eerst een helder en actueel beeld krijgen van de aard en omvang van de onvindbarenproblematiek: om hoeveel mannen/vrouwen gaat het? Wat is hun geboorteland? Wat is er bekend over hun woonlocatie? Welke vrijheidsstraf(fen) staan er nog open? Welke zaken zijn kansrijk voor opsporing en welke niet? Et cetera. Uit deze verkenning, waaraan o.a. het CBS een belangrijke bijdrage leverde, kwam naar voren dat liefst 90 procent van de circa 11.000 onvindbaren die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf in het buitenland vertoeft. Dit maakt niet alleen de opsporing ingewikkelder; ook is het maar de vraag of het land in kwestie wel kan of wil meewerken aan een internationaal rechtshulpverzoek. Zo wordt een Europees aanhoudingsbevel enkel afgegeven, als de straf die de veroordeelde nog moet uitzitten langer is dan 120 dagen. En sommige (vooral niet-westerse) landen hebben niet eens een uitleveringsverdrag met Nederland.
Een belangrijke rol in het geheel speelt de Tijdelijke Verdeeltafel Onvindbaren (TVO), een samenwerkingsverband tussen politie, het CJIB, Justid en het OM. De TVO loopt alle executiedossiers zorgvuldig door en verrijkt deze zo veel mogelijk met nieuwe informatie uit diverse bronnen. Zo zijn onder meer 24 open-bronnen-onderzoekers ingezet: collega’s van verschillende justitieonderdelen, die één dag in de week open bronnen op internet afspeuren naar informatie over de veroordeelde personen. Levert deze analyse voldoende aanknopingspunten op voor een succesvolle opsporing, dan draagt de TVO het dossier over aan de politie, waarna een basisteam of de recherche overgaat tot de concrete opsporing en aanhouding. Nieuwe technologieën, zoals de speciaal door TNO ontwikkelde software QUIN, kan de opsporingsinstanties daarbij straks ondersteunen. Op basis van big data uit oude zaken, kan dit programma ‘voorspellen’ welke stap(pen) de veroordeelde mogelijk zal zetten (of al gezet heeft) om uit de greep van justitie te blijven. En welke opsporingshandelingen wellicht lonend zijn. Bijvoorbeeld de telefoon van de moeder van de veroordeelde aftappen rond haar verjaardag.
Van de bijna 11.000 zaken met een openstaande vrijheidsstraf waren er op 1 september van dit jaar al 7500 behandeld. Dit leidde tot nu toe tot 755 aanhoudingen. Nog eens 642 onvindbaren werden wel getraceerd, maar (op de peildatum) nog niet aangehouden. Bijvoorbeeld omdat ze zich in het buitenland ophouden. Een van de deelprojecten van het programma is er op gericht om ook deze veroordeelden hun straf te laten uitzitten. Met de collega’s in België en Duitsland werkt Nederland op dit punt al goed samen in CrossBes (Cross Border Execution of Sentences). Ook dit heeft tot nu toe al geleid tot resultaten: enkele veroordeelden die in België en Duitsland bleken te wonen, zijn inmiddels opgespoord en zaten of zitten hun vrijheidsstraf alsnog uit.
Al met al ligt het programma Onvindbare Veroordeelden mooi op schema om de ambitie uit de Veiligheidsagenda 2019-2022 waar te maken: om vóór medio 2020 in tenminste 40 procent van de circa 1300 kansrijk geachte dossiers de (aanvankelijk) onvindbare veroordeelden op te sporen en hen alsnog hun sanctie te laten ondergaan.
Daarnaast is het programma ook sterk gericht op preventie. In een van de deelprojecten kijkt een team van (o.a.) JenV, OM en de rechtspraak kritisch naar zaken die recent zijn ingestroomd in het opsporingsregister. Wat hebben deze zaken gemeenschappelijk? Wat zijn mogelijke zwakke plekken? Hoe kunnen we het strafproces zodanig verbeteren dat het voor veroordeelden veel lastiger – zo niet: onmogelijk – wordt om zich aan hun sanctie te onttrekken? Een ander deelproject buigt zich over de vraag hoe de aanlevering van (betrouwbare, actuele) adresgegevens aan de strafrechtketen kan worden verbeterd.
Ook waar het gaat om de executie van sancties als reclasseringstoezicht, taakstraffen en geldboetes bekijken JenV en partners in deelprojecten hoe de touwtjes ook dáár strakker kunnen worden aangetrokken. Deze en andere maatregelen moeten ertoe bijdragen dat het net rond onherroepelijk veroordeelden zich geleidelijk aan sluit. Vluchten kan niet meer…