Scherpere toetsing voor veilige terugkeer naar de maatschappij
Op 1 juli 2021 is de Wet Straffen en Beschermen (Wet SenB) in werking getreden. In de wet zijn nieuwe maatregelen en een scherpe toetsing vastgelegd voor een veilige terugkeer van gedetineerden naar de maatschappij.
‘De samenwerking begint voortaan bij de aanvang van de detentie, is gestructureerder en is in de wet en lagere regelgeving verankerd'
“Met de nieuwe wet is een beter evenwicht ontstaan tussen strafdoelen die wij in Nederland kennen: vergelden, het beschermen van de samenleving, afschrikking en voorkomen dat mensen opnieuw in de fout gaan. De wet zet daarbij steviger in op zowel het voorkomen van recidive als op vergelding: gedetineerden komen voortaan niet meer vanzelfsprekend vrij nadat zij tweederde van hun straf hebben uitgezeten, de zogenoemde voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.). Voortaan kan dat niet eerder gebeuren dan twee jaar voor het einde van de opgelegde straf. Ook het voorkomen van recidive is in de nieuwe wet verankerd: wie actief meewerkt aan zijn terugkeer naar de maatschappij, wordt daarvoor beloond met meer vrijheden en mogelijkheden om te werken aan zijn problemen. Omgekeerd geldt dat wie daar niet aan meewerkt, de gevolgen daarvan zal ondervinden.
Voortaan werken we met een gedetineerde vanaf het begin van zijn detentie aan zijn terugkeer naar de maatschappij: wat heeft hij daar voor nodig, wat kunnen we doen ter voorbereiding daarop? Daarbij werkt DJI nauw samen met de Reclassering en, naarmate de datum waarop iemand vrijkomt nadert, ook met de gemeente, het CJIB en het OM, dat uiteindelijk de beslissing neemt over de v.i. en de daaraan verbonden voorwaarden. Ook de belangen van slachtoffers worden daarbij meegewogen. Als een slachtoffer bijvoorbeeld vreest voor het moment dat een dader weer op vrije voeten komt, is een gebieds- of contactverbod een mogelijkheid.
Die samenwerking tussen alle betrokken organisaties is niet nieuw; dat gebeurde ook al voor 1 juli. Het verschil is dat die samenwerking nu al begint bij de aanvang van de detentie, gestructureerder is en in de wet en lagere regelgeving is verankerd.
De lat ligt hoog, voor medewerkers van de betrokken organisaties én voor gedetineerden: medewerkers moeten voor iedere gedetineerde maatwerk leveren en gedetineerden zitten langer vast en moeten actief en gemotiveerd meewerken aan hun terugkeer naar de maatschappij. Daar staat tegenover dat zij straks beter voorbereid de gevangenis verlaten en een grotere kans hebben om in de samenleving te slagen. En dat komt uiteindelijk de veiligheid alleen maar ten goede.
Het is uniek dat we deze wet in het tijdsbestek van een kabinetsperiode hebben kunnen realiseren. Dat is gelukt dankzij een sterk staaltje samenwerking bij de voorbereiding van de wet, zoals bij het uitwerken van nieuwe werkprocessen en het trainen van medewerkers. Iets waarvan we nu, bij de uitvoering van de wet, veel baat hebben.”
Eric Bezem
Plaatsvervangend directeur-generaal Straffen en Beschermen bij het ministerie van Justitie en Veiligheid
‘Vanaf dag 1 van de detentie ligt de focus op de vraag: hoe gaat de gedetineerde straks zo goed mogelijk terug naar de samenleving?'
“Jaarlijks stromen zo’n 30.000 gedetineerden in bij een van onze 25 gevangenissen. Sommigen blijven maar kort, anderen jaren- of zelfs levenslang. Ook hun achtergrond wisselt, er zijn er die kampen met een ernstige verslaving of psychiatrische problematiek, anderen hebben een verleden in de zware criminaliteit. Een gemêleerd gezelschap, dat samen met onze medewerkers kleine gemeenschappen vormt waarin wordt gewerkt volgens onze visie: recht doen, kansen bieden. Een dubbele doelstelling, waarbij we ons richten op het herstellen van de breuk die is ontstaan tussen gedetineerde en samenleving en tegelijkertijd op de veilige terugkeer van gedetineerden in de maatschappij. Die balans zie je terug in de Wet SenB.
Net als voor 1 juli proberen we met onze ketenpartners gedetineerden te motiveren tot ander gedrag. Het grote verschil is dat het voorheen voor gedetineerden geen consequenties had als zij niet meewerkten aan hun gedragsverandering. Simpelweg het verstrijken van de tijd leverde vrijheden op. Voortaan zijn die vrijheden geen automatisme meer: je moet ze verdienen.
Vanaf dag 1 van de detentie ligt de focus op de vraag: hoe gaat de gedetineerde straks zo goed mogelijk terug naar de samenleving? Ons uitgangspunt daarbij is: binnen beginnen om buiten te blijven. Wij kunnen als DJI onmogelijk alleen zorgen voor de basisvoorwaarden die daarvoor nodig zijn: werk, huisvesting, zorg, identiteitsbewijs en een sociaal netwerk. Daar hebben we onze ketenpartners, zoals Reclassering, gemeente, OM en CJIB, hard bij nodig. Zij zijn dan ook gedurende de gehele detentieperiode nauw betrokken bij het Detentie- en Reïntegratieplan dat we voor iedere gedetineerde maken en dat is afgestemd op individuele risico’s, hulpvragen, mogelijkheden en beperkingen. De gedetineerde stelt daarin, samen met zijn casemanager, zijn doelen op. Voor de een kan dat zijn het vinden van werk, voor de ander is een vaste dagstructuur het hoogst haalbare. Wie niet meewerkt zijn doelen te behalen, komt voor minder vrijheden in aanmerking, waarbij we ook rekening houden met de belangen van slachtoffers.
Al die veranderingen betekenen nogal wat voor het werkproces. Onze medewerkers zijn dan ook goed voorbereid en opgeleid voor de nieuwe manier van werken en hebben daarvoor de nodige tools tot hun beschikking. Zo hebben we samen met de Vrije Universiteit een risicoscreener ontwikkeld waarmee we vaststellen met welke risico’s we in individuele gevallen rekening moeten houden.
Natuurlijk willen we het recidivecijfer, dat al jaren rond 50 procent ligt, omlaag brengen. Daar spelen uiteraard factoren in mee waar wij geen invloed op hebben. Met onze visie zorgen we in ieder geval voor prikkels bij gedetineerden om te kiezen voor verandering.”
Monique Schippers
Divisiedirecteur Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring bij DJI
‘Het lijken kleine dingen, maar voor ons zijn ze van wezensbelang’
“Onze leden hebben een ding gemeen: zij hebben allemaal een dierbare verloren door ernstig geweld. Als organisatie bieden we hen een hand op de schouder en troost. Ook geven we hen de gelegenheid om met elkaar te praten over wat hen is overkomen. Dat doen we door bijeenkomsten en stille tochten te organiseren, maar ook door er gewoon voor elkaar te zijn.
Naast het onderhouden van dit waardevolle lotgenotencontact, zijn wij politiek actief. Wij zetten ons op alle mogelijke manieren in om de positie van nabestaanden te verbeteren. Zo hebben we jaarlijks overleg met verschillende ketenpartners – de lijntjes zijn kort – en we hebben informele koffiemomenten tot op het hoogste niveau.
We hebben inmiddels het nodige bereikt. Zo hebben wij eraan bijgedragen dat nabestaanden tegenwoordig spreekrecht hebben: zij worden in de gelegenheid gesteld tijdens de rechtszitting een verklaring af te leggen. Zelf was ik een van de eersten in Nederland die van dat recht gebruik heeft gemaakt. Dat spreekrecht is enorm belangrijk voor ons als nabestaanden. Je voelt je gehoord. Ook hebben we ons ingezet voor de zogenoemde voorschotregeling: een veroordeling tot schadevergoeding aan nabestaanden kwam er vroeger vaak op neer dat je als nabestaande maandelijks een klein bedrag op je rekening kreeg bijgeschreven van de dader. Enorm moeilijk, elke maand weer die confrontatie. Nu is het zo geregeld dat je het totale bedrag in een keer krijgt van het CJIB. Het lijken kleine dingen, maar voor ons zijn ze van wezensbelang.
Die zorg voor slachtoffers en nabestaanden zie je ook terug in de Wet SenB. Wij zijn er echt blij mee dat de v.i. is teruggebracht naar twee jaar en dat bij de beslissing daarover de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen. Ook het feit dat een gedetineerde voortaan vanaf dag 1 al moet werken aan zijn terugkeer naar de samenleving juichen wij toe. Ik ben ervan overtuigd dat dit eraan bijdraagt dat gedetineerden beter uit de gevangenis komen dan ze erin gingen en dat de samenleving een stukje veiliger wordt.
Daders hebben van oudsher veel rechten, denk alleen al aan het zwijgrecht waarop ze zich kunnen beroepen, en er wordt veel in hen geïnvesteerd. Ik ben blij dat in de nieuwe wet ook met slachtoffers en nabestaanden rekening wordt gehouden. Een mooie ontwikkeling, al zijn we er nog niet. Zo gaan we ons in de toekomst sterk maken voor een verhuisplicht van ex-gedetineerden en het verhogen van de maximumstraffen voor minderjarige daders. Ook hopen we te bereiken dat rechters vonnissen en arresten na verloop van tijd uitleggen aan slachtoffers en nabestaanden als ze daar behoefte aan hebben. Alles om de belangen slachtoffers en nabestaanden zo goed mogelijk te behartigen.”
Jack Keijzer, voorzitter van de Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers (FNG)