Dit artikel hoort bij: Specials 02

Behoefte aan ondersteuning

Foto Tineke Dijkstra, Illustratie VormVijf (onder)

Inger Plaisier doet onderzoek op het brede terrein van de ouderenzorg. Zij werkt sinds 2013 bij het SCP en is onderzoeker bij het programma Zorg en ondersteuning. Een interview over de behoefte aan ondersteuning van mantelzorgers.

Mantelzorgers geven een groot deel van de hulp en ondersteuning die mensen met een beperking nodig hebben. Maar wie zijn deze helpers? Inger: ‘Er zijn mantelzorgers in soorten en maten. De hulp aan een partner of een kind met beperkingen is vaak dagelijks en langdurig. Verzorgers van partners zijn vaak mannen en 65-plussers. 45-64-jarigen geven relatief vaak mantelzorg. Dit komt omdat vooral zij hulpbehoevende ouders hebben: van jongere mensen zijn de ouders vaak nog relatief gezond en van oudere mensen zijn de ouders vaak al overleden. Mantelzorgers die hulpbehoevende ouders of schoonouders helpen doen dat vaak wekelijks of enkele keren per maand. Jongere mensen helpen in veel gevallen andere familieleden, zoals grootouders of broers en zussen.’

Kennis en vaardigheden

‘Veel mantelzorgers vinden zichzelf kundig en vaardig genoeg om te helpen. In een aantal gevallen heeft de mantelzorger behoefte aan ondersteuning,’ zegt Inger. ‘Deze mantelzorgers noemen relatief vaak gebrek aan kennis over of vaardigheden in de omgang met de hulpbehoevende, gevolgd door een gemis aan praktische kennis over de ziekte. Vooral mensen die iemand helpen met een terminale ziekte, dementie of een psychiatrisch probleem vinden dat zij de benodigde kennis en vaardigheden missen. Zij hebben veelal behoefte aan meer informatie over hoe om te gaan met de hulpvrager en zijn of haar beperking. Mantelzorgers die iemand helpen met lichamelijk beperkingen willen juist vaak meer kennis over medicijnen, de medische kant en hulpmiddelen zoals rolstoel of hooglaagbed.’

Gebruik van ondersteuning

Mantelzorgers kunnen ondersteuning krijgen van de gemeente of het zorgkantoor. Deze ondersteuning kan gericht zijn op het versterken van de draagkracht van mantelzorgers door het vergroten van kennis en vaardigheden. Inger: ‘Het aandeel mantelzorgers dat een cursus of training volgt of gebruikmaakt van lotgenotencontact is klein. Misschien speelt mee dat zoiets ook extra tijd vraagt.’

De gemeente of het zorgkantoor kan ook ondersteuning bieden die is gericht op het verminderen van hun draaglast. Dat kan materiele of financiële ondersteuning zijn of respijtzorg. Respijtzorg is bijvoorbeeld dagopvang, logeeropvang of een vrijwilliger die de hulp tijdelijk overneemt. Inger: ‘We zien dat het gebruik van deze vormen van ondersteuning iets hoger is onder mensen die veel hulp geven. Vooral helpers van iemand met een verstandelijke beperking of met dementie gebruiken respijtzorg. Sommige mantelzorgers zeggen respijtzorg nodig te hebben, maar het niet te krijgen. En soms wil de hulpbehoevende zelf er geen gebruik van maken.’

Voldoende hulp nodig

‘De draaglast van een mantelzorger wordt natuurlijk ook bepaald door het totaal aan hulp dat de hulpbehoevende van andere mantelzorgers en professionals krijgt,’ vertelt Inger. ‘Vooral mantelzorgers die hulp bieden aan iemand met een verstandelijke beperking, dementie of een psychisch probleem vinden de hulp relatief vaak onvoldoende. Ruim de helft van degenen die de hulp onvoldoende vinden, vindt dat er meer hulp thuis van professionals zou moeten zijn.’ Inger vertelt dat sommige mantelzorgers een drempel ervaren om meer hulp te vragen. ‘Het vaakst gaat het dan om mensen die iemand helpen met een psychisch probleem.’

Onbekend ondersteuningsaanbod

Soms zijn mantelzorgers niet op de hoogte van ondersteuningsaanbod of weten zij de weg niet te vinden. Inger: ‘We zien dat het hierbij vooral gaat om de relatief jonge mantelzorgers tot 34 jaar. Helpers van kinderen of van iemand met een verstandelijke beperking zijn vaker op de hoogte van de ondersteuningsmogelijkheden dan helpers van ouders of schoonouders of helpers van iemand met een terminale ziekte of een tijdelijk lichamelijk probleem. De rol van professionals zoals de huisarts, wijkverpleging of gemeente is hierin beperkt. Vaak is het iemand uit eigen kring die hen op het ondersteuningsaanbod wijst.’

Lees

Publicatie Mantelzorgers in het vizier

Publicatie Voor elkaar