Bij nieuwe technologische ontwikkelingen heb je te maken met wetenschap en kennis, en soms een tekort hieraan als het gaat om risicobeoordeling. Je wilt bijvoorbeeld graag weten welke kennis er beschikbaar is over de nieuwe technologie en toepassingen daarvan, hoe betrouwbaar deze kennis is, welke kennis nog ontbreekt en hoe je ervoor kunt zorgen dat deze kennis alsnog wordt verzameld.

Hoe kom ik aan mijn kennis en zet ik de wetenschap in?

Je wilt graag de kennis die bij wetenschappers, innovators, bedrijven en elders in de maatschappij aanwezig is, kunnen benutten voor het inschatten en beheersen van (eventuele toekomstige) risico´s. Als er een overzicht is van de beschikbare kennis is er ook meer duidelijk over de kennishiaten. Van deze hiaten wil je weten hoe deze op een efficiënte manier kunnen worden opgevuld. Hoe kun je bijvoorbeeld de kennisinstellingen hierbij inzetten? Welke kennis mag je verwachten dat bedrijven zelf aanleveren? Als het gaat om de kennis zelf, exacte kennis, kennis uit het psychosociale domein (over emoties en percepties) of juridische kennis, wil je weten of deze onafhankelijk, betrouwbaar en waardevrij is. En hoe zorg je dat deze kennis beschikbaar is voor geïnteresseerden?

Een eerste antwoord

Verzamelen van bestaande kennis en informatie

Om een eerste idee te krijgen van welke kennis beschikbaar is, kun je een zoektocht houden op internet en experts vragen over welke kennis zij beschikken. Als je meer tijd hebt, kun je ervoor kiezen om een wetenschappelijk assessment te doen.

Als we hier spreken over kennis gaat het om kennis uit de drie verschillende werelden, zoals die ook in ‘Bewust Omgaan met Veiligheid’ zijn genoemd:

  • Hardware: schade, slachtoffers, stoffen, incidenten, soort en aantal toepassingen, enz.
  • Mindware: waarden, emoties, percepties, gedrag
  • Software: normen, wet- en regelgeving, scenario’s en risico-inschattingen, kosten-baten.

Voor een nieuwe technologie zou je graag kennis uit elk van deze werelden willen hebben, die je kunt combineren. Je wilt graag ‘harde’ wetenschappelijke kennis, de hardware, en je wilt informatie over de mindware (emoties, percepties), omdat technische informatie alleen niet voldoende is. Het kan zijn dat er volgens berekeningen of inschattingen (software) mogelijk geen sprake is van een concreet risico en dat er ook nog geen schade is aangetoond. Desondanks kunnen mensen ongerust zijn en wordt het risico dus anders beleefd dan het in werkelijkheid is.

De eerstverantwoordelijke om gegevens en kennis te verzamelen (en beschikbaar te stellen voor zover nodig voor bijvoorbeeld een risicobeoordeling of om consumenten te informeren) is degene die de nieuwe technologie ontwikkelt of toepast. De eerste stap voor de overheid is dus om de verantwoordelijke om die kennis en informatie te vragen. Die kan vrijwillig geleverd worden of op basis van een wettelijke verplichting. Daarnaast kan een overheid ook besluiten elders kennis te vergaren. Een eerste snelle ingang biedt het internet. Daarbij moet steeds de betrouwbaarheid van informatie gecontroleerd worden. Websites van gereputeerde organisaties kunnen een goede ingang tot informatie bieden. Deze organisatie kun je ook inschakelen om specifieke kennisvragen te beantwoorden of nader onderzoek te laten doen.
Bij het verzamelen van kennis schakel je bijvoorbeeld kennisinstellingen in of adviesbureaus, afhankelijk van het onderwerp en de vragen die je hebt. Kennisinstituten kunnen worden onderscheiden in bijvoorbeeld Rijkskennisinstituten als het RIVM en het KNMI, universiteiten met hun eigen vakgebieden, adviesraden als de Gezondheidsraad en kennisplatforms die vaak zijn georganiseerd rond een bepaald thema. Daarnaast kun je ook te rade gaan bij internationale instituten als de World Health Organization (WHO), en Europese instituten als de European Food Safety Authority (EFSA), de European Chemicals Agency, de ECHA en het Joint Research Centre (JRC). Ten slotte kunnen ook bijvoorbeeld brancheorganisaties en NGO’s gedegen informatie –vanuit, en over, hun achterban- in huis hebben die niet elders te vinden is.

Genereren van nieuwe kennis

Van de kennis die beschikbaar is, wil je ook weten of deze betrouwbaar is. Dit wordt onder andere bepaald door hoe betrouwbaar en neutraal de instantie ervaren wordt, die de kennis heeft verzameld.
Als bekend is welke kennis beschikbaar is, dan is ook duidelijk welke kennishiaten er nog zijn. De vraag is vervolgens hoe deze kennishiaten op efficiënte manier op te vullen. Bij het opvullen van kennishiaten kun je gebruik maken van dezelfde instellingen als hierboven zijn genoemd. Kennishiaten kunnen ook leiden tot kennisonzekerheid.

Ontsluiten van kennis en informatie


Beschikbare kennis kan op verschillende manieren worden ontsloten, variërend van meer tot minder gericht op de doelgroep. Het ontsluiten kan bijvoorbeeld via nieuwsbrieven, websites of andere media, of via specifieke kennisplatforms. Bij nieuwe technologische ontwikkelingen kan het zo zijn, dat in het begin nog niet helemaal duidelijk is welke groepen geïnteresseerd zijn in de kennis. De doelgroepen van de communicatie zijn dan mogelijk nog niet geheel duidelijk. In die gevallen wil je de kennis ontsluiten op een manier dat het voor een grote groep toegankelijk is en is een publieke website als rijksoverheid.nl een geschikte vorm.

Als belanghebbenden wel bekend zijn, is een kennisplatform een goed instrument. In besloten bijeenkomsten kan gezamenlijk bepaald worden welke kennis nog nodig is en kan vertrouwelijk kennis worden gedeeld, en op een website kan beschikbare kennis ook publiek gemaakt worden. Op de website van het Kennisplatform Veehouderij en Gezondheid staat daarover: “Het Kennisplatform duidt, verbindt, interpreteert en ontsluit gezamenlijk bestaande kennis over veehouderij en humane gezondheid en vertaalt deze kennis naar handelingsmogelijkheden.” Daarnaast organiseert het kennisplatform symposia en themabijeenkomsten met stakeholders. Voorbeelden van kennisplatforms zijn het kennisplatform Elektromagnetische velden en Kennisplatform Veehouderij en Gezondheid.
Het goed ontsluiten van informatie is ook van belang voor het houden van een maatschappelijke dialoog.

Wetenschappelijk assessment

Kennis over een nieuwe technologie en bijbehorende risico’s is vaak fragmentarisch aanwezig en verspreid over meerdere partijen, dus niet alleen bij de wetenschap maar ook bij andere stakeholders als gebruikers, producenten, experts en het bedrijfsleven. De ontwikkeling van beleid op innovaties en de beleidskeuzes die je maakt, hebben onderbouwing nodig, mede ter verantwoording van je keuzes. Een assessment kan je helpen de aanwezige kennis in beeld te brengen. Hoe krijg je een overzicht van de reeds aanwezige, gepubliceerde, wetenschappelijke kennis over een nieuwe technologie en bijbehorende mogelijke risico’s?

Een eerste antwoord

Met een assessment breng je uiteindelijk in kaart waar de wetenschap het over eens is, waar (nog) niet en waar volgens de wetenschap nog aandacht aan besteed zou moeten worden. Een eerste stap kan zijn dat je op hoofdlijnen inventariseert of er meningen en kennis aanwezig is op de nieuwe technologie waar jij je mee bezig houdt. Je kunt hiervoor je collega’s raadplegen, kennisinstituten als het RIVM, het KNMI, een onderzoeksinstituut als de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en adviesraden als de Gezondheidsraad of de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur. Op deze maner kun je inventariseren of er reeds kennis opgebouwd is over deze nieuwe technologische ontwikkeling en of er al een, mogelijk uitgesproken en eenduidige, mening van de wetenschap is.

Ook andere stakeholders dan de genoemde wetenschappelijke instituten worden geraadpleegd, zoals Research and Development afdelingen van betrokken bedrijven of deskundige NGO’s. Ook een snelle scan van bijvoorbeeld de websites van de Europese Commissie, de OESO of de WHO, kan nuttige eerste informatie opleveren. De uitkomst van een wetenschappelijk assessment kan richting geven aan vervolgonderzoek. Het kan nog niet beantwoorde vragen en prioritering en structurering van hiaten en blinde vlekken in kennis in kaart brengen. Een beoordeling van de gezamenlijke actoren draagt bij aan de betrouwbaarheid van kennis en het bepalen van onafhankelijke kennisbronnen.

Verdieping

 Als je na de bovenstaande eerste inventarisatie een wetenschappelijk assessment gaat opzetten, is met het oog op een objectief en betrouwbaar assessment de onafhankelijkheid van een (werkgroep)voorzitter belangrijk. De voorzitter is bij voorkeur inhoudelijk sterk onderlegd, kent de aanwezige belangen en is een goede procesleider. Inventariseer breed de partijen die je wilt betrekken bij het assessment; welke partijen hebben kennis van het onderwerp. Dat kunnen kennisinstituten zijn, maar denk ook aan universiteiten, adviesbureaus en het bedrijfsleven. En vergeet niet om te inventariseren welke kennis internationaal aanwezig is.

Voor de geloofwaardigheid en legitimiteit van een assessment is het nodig om in ieder geval de oordelen van de experts vrij te geven. Voor nieuwe technologieën en de bijbehorende onzekerheid over mogelijke risico’s speelt dit extra. Voor de samenleving kan de vermenging van wetenschappelijke onzekerheid met waardenverschillen (verschillen qua opvattingen, emotie-perceptie-ethisch) tussen de maatschappij en de samenleving, tot onduidelijke situaties leiden. In het onderzoek werkt de wetenschap met aannames vanuit haar subjectieve standpunt.

Het is belangrijk om bij de aanvang van een wetenschappelijk assessment duidelijke afspraken te maken welke informatie je wel en welke informatie je niet opneemt. Veelal wordt een assessment in cyclusvorm gegoten. Nieuwe informatie wordt daarmee in de volgende cyclus meegenomen. De kans is aanwezig dat, als die informatie relevant is, de bestuurders er toch op enigerlei wijze buiten het gereguleerde proces om, gebruik van willen maken.

Is kennis valide en betrouwbaar?

Een beleidsmaker dient te kunnen verantwoorden op welke wetenschappelijke kennis zijn voorstellen zijn gebaseerd, waarom hij het ene rapport wel heeft meegewogen en een ander niet. Overzicht van de aanwezige kennis over een onderwerp is nodig ten behoeve van een wetenschappelijk assessment en voor het opstellen van een onzekerheidsanalyse, waarvan kennis één van de aspecten is. Wat zijn criteria voor het kunnen beoordelen, waarderen, van beschikbare kennis? Hoe kan je beschikbare en algemeen geldende kennis en inzichten over een nieuwe technologie beoordelen?

Een eerste antwoord

De snelste manier om je een oordeel te vormen, is door mee te kijken met de wetenschappelijke discussie. Voor een belangrijk deel maken de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van kennis deel uit van de wetenschappelijke methode. Dan gaat het om criteria als openbaarheid, controleerbaarheid, reproduceerbaarheid en de eisen van de logica. In lopende wetenschappelijke discussies vindt voortdurend toetsing aan dit type criteria plaats. Als je beschikt over een wetenschappelijk assessment over jouw onderwerp, kijk dan wat daarin wordt gezegd over de kwaliteit van de wetenschappelijke kennis zelf van het onderwerp. Worden daar wellicht kritische kanttekeningen gezet bij onderzoeken of conclusies, of is er veel discussie rond mogelijke wetenschappelijke beweringen?

Verdieping

Optie 1: een uitgebreider, eigen oordeel

Een aanpak die (iets) meer tijd vergt, is die waarbij je zelf een oordeel vormt. Je kunt daarvoor bijvoorbeeld gebruik maken van de criteria die rechters hanteren bij hun toetsing aan oordeelsvorming door een ‘redelijk oordelende wetenschapper’. De rechter hanteert de volgende criteria:

  • Factoren gerelateerd aan de persoon
    • Is de persoon onafhankelijk en objectief?
    • Wie financiert het onderzoek en wat zijn de belangen van de financier?
    • Is de persoon transparant over zijn argumenten en redeneringen?
    • Zijn de argumenten en redeneringen controleerbaar (is het materiaal bijv. gepubliceerd)?
    • Heeft de persoon kritiek en reactie mogelijk gemaakt (heeft peer review plaatsgevonden)?
    • Is de persoon vakbekwaam en gekwalificeerd (bv. heeft hij een relevante titel)?
  • Factoren gerelateerd aan de argumentatiemethode
    • Zijn alle relevante bronnen en bewijsmiddelen meegenomen bij de risico-inschatting? Wordt op aanvaardbare wijze uitgelegd waarom bepaalde studies al dan niet worden meegewogen bij het geven van het plausibiliteitsoordeel?
    • Zijn de bewijsmiddelen in samenhang en op hun relatieve waarde gewogen? Houd in gedachte dat iets afzonderlijks als zwak bewijs kan worden gezien maar tezamen sterk bewijs kan vormen.
    • Wat zijn alternatieve verklaringen die kunnen worden gegeven?
    • Zijn alle alternatieve verklaringen gewogen?
    • Welke redenen worden aangedragen om een verklaring belangrijker te vinden dan andere?
    • Hoe is omgegaan met conflicterend materiaal?
    • Wat is de reactie van wetenschappers over en weer op specifieke risico-inschattingen? Welke studies nemen wetenschappers zelf serieus? Welke redenen worden aangedragen om de ene studie belangrijker te vinden dan de andere?
  • Factoren gerelateerd aan inhoudelijk oordeel
    • Wat is de mate van consensus in de relevante discipline over de juistheid van een bepaalde risico-inschatting?
    • Wat is de opvatting van kennisinstituten over een bepaalde risico-inschatting? Hieraan moet veel waarde worden gehecht.
    • Wat is de (re)actie van de overheid?
    • Wat zijn expertise en staat van dienst van de wetenschapper?
    • Manier en medium van verslaglegging onderzoek: betreft het een grondig artikel in een vooraanstaand blad of een redactioneel artikel?
    • Het type onderzoek: Is het een meta-analyse of een analyse van een concreet geval?

Houd er rekening mee dat risico-onderzoekers meer gespitst zijn op het melden van positieve resultaten (dus ‘bewijs’ van een risico) dan negatieve (het niet kunnen vaststellen van een risico). Stel jezelf dus de vraag in hoeverre dit ene geval van een bewijs van een risico representatief en relevant is voor een beleidsmatig oordeel.

Optie 2: periodieke duiding door een kennisinstituut

Een aanpak die meer lange adem vraagt, en die dus ook meer past bij langlopende beleidstrajecten, is die waarbij je een kennisinstituut vraagt periodiek een duiding te geven van recent wetenschappelijk onderzoek. Op die manier beschik je steeds over een actueel en gewogen inzicht in de stand van de wetenschap.

Bijvoorbeeld: voor onderzoek rond risico’s nanomaterialen wordt al een aantal jaren maandelijks duiding gegeven door het Kennis- en Informatiepunt Risico’s Nanomaterialen van het RIVM (KIRnano).

Onderzoek aanjagen en onzekerheid verkleinen

Wetenschappelijke ontwikkeling gaat zelden via een rechte lijn. Ze gaat soms langzaam, soms snel en is veelal ongestuurd. Vaak levert ze onverwachte bijproducten, die soms juist de echte nieuwe inzichten blijken te bevatten. Wat we aanduiden als ‘wetenschap’ is in wezen een wereldwijde methodische zoektocht naar waarheid, waarbij zaken die tot voor kort voor waar werden gehouden, worden vervangen door nieuwe tijdelijke waarheden. Dit proces voltrekt zich via publicaties en conferenties, en houdt nooit op.

In de tussentijd baseren beleidsmakers (en ook andere belanghebbenden, zoals bedrijven) zich op die tijdelijke waarheden, om zodoende op basis van de stand van de wetenschap maatregelen te treffen. Beleidsmakers zijn dus gebruikers van wetenschap. En soms willen ze de ontwikkeling van die wetenschap ook een bepaalde kant uit sturen, bijvoorbeeld waar het gaat om verkleinen van onzekerheid over risico’s van nieuwe technologieën. Voor die sturing zijn verschillende middelen voorhanden: onderzoeksvragen formuleren, geld beschikbaar stellen, onderzoeken begeleiden. Maar gezien de aard van de wetenschappelijke ontwikkeling, is ze maar beperkt stuurbaar en is het steeds afwachten of de gezochte kennis daadwerkelijk wordt verkregen.

De kern van het probleem met nieuwe, onzekere risico’s van ontwikkelende technologieën is dat er zoveel wetenschappelijke en methodologische onzekerheden zijn, dat ze niet via de gebruikelijke methoden voor risicoanalyse bepaald kunnen worden. Er is dus meer wetenschappelijke en methodologische kennis nodig. En om precies te zijn: er is bepaalde wetenschappelijke en methodologische kennis nodig. Hoe zorg je ervoor dat die er komt?

Een eerste antwoord

Een snelle manier om wetenschappelijk onderzoek te sturen is er niet. Wel is het mogelijk om relatief snel een overzicht van de huidige stand van de wetenschap te krijgen. Zo’n overzicht kan een goede eerste stap zijn om te bepalen welke nieuwe kennis nodig is en welke onderzoeksvragen je beantwoord zou willen krijgen. Ook biedt het een eerste blik op waar de belangrijkste spelers en kennishouders zitten.

Een methode om de wetenschap gericht een klein stapje te laten maken, is door gewenst onderzoek op te knippen in deelprojecten en deze parallel door verschillende partijen of volgtijdelijk door één partij in opdracht te laten uitvoeren. Dergelijke projecten kunnen concrete antwoorden opleveren en tegelijk bijdragen aan beweging op een onderzoeksveld.

Een voorbeeld hiervan vormen de onderzoeken aan nanosilica in voeding. Ook meerjarige onderzoeksprojecten kunnen vanuit de overheid vraag gestuurd ingericht worden, hoewel dat nog niet heel gebruikelijk is. Het Europese NANoREG project, dat gestart is met het formuleren van vragen vanuit beleid en regelgeving, is daar een goed voorbeeld van.

Hoe dan ook: het daadwerkelijk laten plaatsvinden van nieuw wetenschappelijk onderzoek en het laten ontwikkelen van nieuwe kennis, vraagt (meer) tijd.

Voorbeeld

Onderzoek voor risicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

Omdat er indicaties waren dat de beschikbare kennis over de effecten van introductie van GGO’s in ecosystemen tekortschiet voor verantwoorde risicobeoordeling, investeerde de Staatsecretaris van Milieu in 2005 een bedrag van 10 miljoen voor gericht wetenschappelijk onderzoek.


Acht jaar later vindt een evaluatie plaats, waarin onder meer wordt geconcludeerd: “Misschien de belangrijkste kanttekening bij het doorlopen proces, is dat het minder toepasbare opbrengsten heeft opgeleverd dan verwacht en beoogd was. De wijze van aansturing was hier deels debet aan, zoals het gegeven dat er geen gebruikerscommissies waren die de onderzoeken begeleidden. […] Niettegenstaande de vele belangrijke opbrengsten en inzichten die zijn opgedaan, [heeft] in het ERGO programma de wetenschap iets teveel een eigen koers heeft gevaren, met negatieve gevolgen voor de coherente gerichtheid op toepasbaar resultaat.”

Aanbevelingen uit de evaluatie zijn onder meer:

  1. Een scherpere specificatie van gewenste vormgeving en eindresultaat van het programma en een dwingender uitvraag daarvan;
  2. Een aan de uitvraag voorafgaande exploratie van het in het onderzoeksveld aanwezige potentieel;
  3. Aanhoudende betrokkenheid van toekomstige gebruikers bij definitie, selectie en uitvoering van het onderzoeksprogramma, ten minste in gebruikerscommissies;
  4. Zware weging van toepasbaarheid en inbreng van het gebruikersperspectief in de selectiefase.

(Bron: Bureau KLB, 2013)

Verdieping

Het aanjagen van wetenschappelijk onderzoek en het verkleinen van onzekerheid is een kwestie van langere adem. Een aantal zaken speelt daarbij een rol:

  • Sluit aan bij (internationale) netwerken
    
Wetenschap is een kwestie van (internationale) netwerken. Voor beleidsmakers zijn er ingangen naar deze netwerken via kennisinstellingen en organisaties die zich met financiering bezighouden (denk aan NWO, STW, ZonMw enzovoort). Internationaal vervult de EU een belangrijke financierende en programmatische rol, en ook daar is aansluiting vanuit een beleidsdepartement mogelijk. Via al deze netwerken is het mogelijk zicht te krijgen op bredere wetenschappelijke programma’s, geldstromen en instituten en de mate waarin die gericht zijn op het vergroten van kennis over de betreffende onzekere risico’s.
  • Draag bij aan condities voor gericht onderzoek
    Het is het goed om via de opgebouwde netwerken niet alleen te reageren op onderzoeksvoorstellen, maar ook mee te denken over mogelijk nieuwe voorstellen en lange termijn onderzoeksprogrammering. De ontwikkelrichting van wetenschap wordt mede gestuurd door de onderzoeksthema’s en –vragen waarvoor geld beschikbaar is. Beleidsmakers kunnen die richting dus tot op enige hoogte meebepalen door dergelijke thema’s en vragen te benoemen en/of door financiële middelen beschikbaar te stellen. 
Vaak laten bestaande (m.n. EU) programma’s nog veel ruimte voor specifieke invulling. In die gevallen is het mogelijk om (direct of via kennisinstellingen) binnen consortia te participeren in het formuleren van onderzoeksvragen.
  • Draag bij aan verdere sturing
    Goede onderzoeksvragen en passende middelen leiden niet vanzelf tot gewenste uitkomsten. Juist ook tijdens het onderzoeksproces is sturing mogelijk en nodig. Gedurende het onderzoek komen vele interessante vragen en richtingbepalende keuzes op. Niet al die vragen en keuzes zijn even behulpzaam om de onzekerheid van de risico’s te verkleinen. Het is dan ook van belang dat vanuit het beleid (of door gebruikers, bijvoorbeeld risicobeoordelaars) wordt meegekeken en mee gekozen. Idealiter worden daarvoor begeleidingscommissies, stuurgroepen, klankbordgroepen of andere sturingsarrangementen in het leven geroepen (en zorgen beleidsmakers voor een goede bemensing daarvan).
  • Maak geregeld een tussenstand van de wetenschap op
    Steeds zal opnieuw bekeken moeten worden of de geïdentificeerde onderzoeksvragen nog actueel zijn, welke vorderingen worden gemaakt en welke nieuwe (of meer toegespitste) vragen opkomen. Dat kan door geregeld een ‘assessment’ te laten uitvoeren of door een club op te richten die dat als taak heeft. Denk aan de kennisplatforms, waarin de belangrijkste kennisinstellingen vertegenwoordigd zijn. Een ander goed voorbeeld van zo’n club is het International Panel on Climate Change (IPCC), ingesteld door de WMO en de UNEP, dat met regelmaat een assessment uitvoert van de stand van de wetenschap en de onzekerheid over klimaatverandering en de effecten van maatregelen om die tegen te gaan.

Dit e-Magazine Beleidsgerei – handreikingen voor risico- en veiligheidsvraagstukken is ontwikkeld in het kader van het programma Bewust Omgaan met Veiligheid. Meer informatie over de inzichten en opbrengsten van dit programma leest u in het e-Magazine Bewust Omgaan met Veiligheid - Op weg naar een veilige en gezonde leefomgeving.