Tekst Massy Naimi Zaker
Foto Valerie Kuypers
“Wie is de baas van de Europese Unie?”, vraagt gastdocent Cyril Springveld aan de scholieren van twee klassen 5 vwo en een groep leerlingen 6 vwo van het Emmauscollege in Rotterdam. Voor deze les hebben de scholieren een uitzending gezien van Schooltv waarin deze vraag wordt beantwoord. Als seniorbeleidsmedewerker bij het directoraat-generaal Migratie verzorgde Cyril drie lessen voor het vak mens en maatschappij. Aan de hand van actualiteiten en casussen legt hij in de les onder meer uit wat de directie Migratiebeleid doet en hoe de EU-besluitvorming eruitziet.
DGM in de klas
Het Team Strategie en Verbinding van het directoraat-generaal Migratie (DGM) ontwikkelde het project ‘DGM in de klas’. Medewerkers van DGM zijn opgeleid tot gastdocent en verzorgen sinds begin 2018 lessen op middelbare scholen. Het doel: in gesprek gaan met scholieren van twaalf tot achttien jaar over het vreemdelingenbeleid in al zijn aspecten. Dit moet hen stimuleren vanuit verschillende perspectieven kritisch na te denken over migratie. Er blijkt zeer veel vraag naar deze lessen.
“Bij DGM in de klas kunnen docenten aangeven aan welke informatie kinderen behoefte hebben. Op het Emmauscollege sloot dit goed aan op de wens van de docent om vaker gastdocenten uit te nodigen om te vertellen over een specifiek onderwerp. Nu was er vooral vraag naar praktische informatie over het Europese migratiebeleid. Ik vond het bijzonder dat de leerlingen geïnteresseerd waren in mijn werk bij de overheid en hoe ik daar ben terechtgekomen. Zij vroegen ook echt door over de dossiers die ik onder mijn hoede heb, zoals het Europees Visumdossier. Dat gaat om het visum ‘kort verblijf’ - een maximaal verblijf van negentig dagen in Schengen. Het aardige van dit instrument, is dat je het bijvoorbeeld kunt inzetten om landen die niet meewerken aan terugkeer te triggeren dit alsnog te doen.
Wij werken samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij zijn politiek verantwoordelijk, maar er zijn ook grote ‘justitiebelangen’ in dit dossier. Neem de forse toename van asielaanvragen van Cubanen eind 2017. Samen met Buitenlandse Zaken hebben wij toen Cuba op de lijst van landen gezet waarvoor een luchthaventransitvisumplicht geldt. Nu moeten Cubanen vooraf op het Nederlands consulaat in Cuba een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een transitvisum. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een forse afname van het aantal asielaanvragen van Cubanen op Schiphol.
Ik heb de leerlingen verteld dat ik me daarnaast ook bezighoud met het tegengaan van de problematiek van de zogenaamde inklimmers: migranten die in vrachtwagens klimmen om via bijvoorbeeld Hoek van Holland of IJmuiden richting het Verenigd Koninkrijk te gaan. Dit doen we door bijvoorbeeld met landen waar deze inklimmers vandaan komen concrete afspraken te maken over terugkeer of juist campagnes te voeren over de risico’s. Daarnaast ben ik ook bezig met het traject preclearance, waarbij we bekijken of wij de grenscontroles die nu in Noord-Amerika plaatsvinden, naar Schiphol willen halen. Dat betekent dat de Amerikaanse Customs border Protection in de toekomst wellicht hun checks al op Schiphol kunnen uitvoeren. Vanzelfsprekend gaan hier uitgebreide onderhandelingen aan vooraf. Mooi om te zien hoe geïnteresseerd de leerlingen zijn in dit soort ontwikkelingen, vooral als het hen zelf raakt.
(tekst loopt door onder foto)
Ik heb ook geprobeerd het bredere verhaal te vertellen van wat JenV doet. Zo ben ik ingegaan op het EU-voorzitterschap, waar ik bij betrokken ben geweest in een vorige functie. Op verzoek van de leraar, ter voorbereiding op de eindexamens, heb ik ook nog over de Europese besluitvorming verteld. Wat bepaalt de Europese Raad, wat doen de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement en hoe ziet het wetgevingstraject eruit? Wat doet een ambtenaar bij JenV in Brussel en welke invloed kun op Europese besluitvormingsprocessen uitoefenen in bijvoorbeeld een Raadswerkgroep. Dat mijn verhaal voor de klas de leerlingen inspireert voor hun eindexamen en daaropvolgend hun studiekeuze, vind ik bijzonder.
Met open vragen heb ik geprobeerd de leerlingen aan het denken te zetten op onderwerpen die aansluiten op de actualiteit en op de lesstof die zij aangeboden krijgen: wat zou voor hen een reden kunnen zijn om naar een ander land te gaan? De leerlingen dachten naast vakantie aan studeren of een baan in het buitenland. Maar andere situaties, zoals oorlog, kunnen zij zich moeilijker voorstellen. Tijdens mijn toelichting over het EU-voorzitterschap van Nederland, heb ik de Turkijedeal genoemd die tot stand is gekomen. Dat leidde tot veel reacties en het viel me echt op dat veel leerlingen goed op de hoogte waren van deze deal. Daarbij aangegeven dat die dealpolitiek vaak als een succes wordt beschouwd, maar dat er ook kritiek is vanuit humaan perspectief op deze deal, die door meerdere leerlingen werd gedeeld. Het is een begrijpelijke reactie, maar politiek gezien ligt het ingewikkelder dan dat. Je hoeft het daar niet mee eens te zijn, maar het is mooi te zien dat je leerlingen een extra perspectief mee kan geven.”