Uit de praktijk

Dit artikel hoort bij: JenV Magazine 6

‘We zijn de slachtoffers de waarheid verschuldigd…’

Paul van den Hoven - close up

Tekst Martin Lamboo
Foto Martijn Beekman

“Als forensisch sporendeskundigen ondersteunen wij de politie bij het plaats delict-onderzoek. Crime fighters zijn wij niet; het gaat ons puur om waarheidsvinding. Wat is er precies gebeurd? We willen zo dicht mogelijk bij de ground truth komen. Want de waarheid, die zijn we de slachtoffers en de nabestaanden verschuldigd.”

Al bijna dertig jaar werkt Paul van den Hoven als forensisch sporendeskundige bij het NFI. Het waren niet spannende detectives of televisieseries als Crime Scene Investigation die hem op het spoor van zijn boeiende werk bij het Nederlands Forensisch Instituut brachten. “Daarvan had je er in mijn jonge jaren nog niet zo veel”, lacht hij. “En nee, ik was ook geen fanatiek Cluedo-speler. Mijn belangstelling was meer wetenschappelijk. Ik heb een opleiding tot laboratoriumonderzoeker gedaan, met als specialisatie biologie. Altijd in de weer met de microscoop. Dat vond ik razend interessant.”

In zijn eerste functie bij het NFI kon Van den Hoven op dat punt zijn hart ophalen. "Ik ging aan de slag als forensisch vezel- en textielonderzoeker, het analyseren van, vaak microscopisch kleine vezelsporen die op de plaats delict zijn aangetroffen. Komen die bijvoorbeeld overeen met die van een kledingstuk van de verdachte?” In de loop der jaren ontwikkelde hij zich tot een allround sporendeskundige, met als specialisaties het plaats delict-onderzoek en bloedspoorpatroon-analyse.

'Als NFI komen wij pas in actie als de politie daar om vraagt'

Paul van den Hoven achter pc

“De politie is als eerste aanwezig op de plaats delict en is ook de eerstverantwoordelijke voor het onderzoek”, legt Van den Hoven uit. “Als NFI komen wij pas in actie als de politie daar om vraagt. Bijvoorbeeld als er een specialistische expertise nodig is die die eenheid niet, of niet voldoende, in huis heeft. Of als het bijvoorbeeld gaat om een heel complexe moordzaak, waar ze in die contreien nog weinig ervaring mee hebben. Zodra de politie het idee heeft dat wij méérwaarde kunnen leveren, doet ze een beroep op onze forensisch sporendeskundigen.”

Tegenspraak

Die meerwaarde kan de laatste jaren ook op een ander terrein liggen. “In complexe zaken denken wij steeds vaker mee met de politie. Zo’n plaats delict herbergt vaak een schat aan informatie, maar je moet wel goed weten waar je die kunt vinden. Wij treden op als sparringpartner van de politie én zorgen voor tegenspraak. Dat laatste is heel belangrijk om tunnelvisie te voorkomen.”

Van den Hoven geeft een voorbeeld: “Stel je treft op de plaats delict een slachtoffer aan met blauwe plekken rond de hals. Dan ben je misschien snel geneigd te denken: die zal wel gewurgd zijn – en vervolgens ga je op zoek naar sporen die juist die hypothese kunnen ondersteunen. Op zich logisch – en prima dat je dat doet. Maar wij hameren er steeds op bij de politie om in de opsporingsfase eventuele andere scenario’s niet te vroeg uit te sluiten. En dus ook op zoek te gaan naar andere sporen, die een alternatieve hypothese mogelijk kunnen ondersteunen, of juist uitsluiten. Blijkt later in de rechtszaal, bijvoorbeeld op basis van verklaringen en ander bewijsmateriaal, dat het toch niet om verwurging gaat en je hebt verzuimd sporen veilig te stellen die kunnen wijzen op een ander scenario, dan wordt het lastig om die alternatieve hypothese nog met technisch bewijs te ondersteunen.”

Haar lichaamsdelen waren met touw aan elkaar gebonden

Maasmeisje

Een even complexe als spraakmakende zaak waar Van den Hoven nauw bij betrokken was, was die van het zogeheten Maasmeisje, een jong meisje dat in 2006, verdeeld over meerdere tassen en verspreid over verschillende plaatsen, in de Rotterdamse Nieuwe Maas werd aangetroffen. “Haar lichaamsdelen waren met touw aan elkaar gebonden. De politie heeft toen een beroep gedaan op het NFI, omdat forensische knopenanalyse een specialisme is dat bij de politie nog vrij dun is gezaaid. Wij hebben kunnen aantonen dat die knopen op precies dezelfde manier waren gelegd als de knopen waarmee een pakket met kerstspullen was dichtgebonden, dat de politie aantrof op zolder bij de verdachte, haar eigen vader.”

Paul van den Hoven - kleding wit
Paul van den Hoven - kleding zwart

Innovatie

Wat het plaats delict-onderzoek voor Van den Hoven, ook na bijna dertig jaar, mede zo interessant maakt, is de voortdurende innovatie die op dit terrein plaatsvindt. “Dat kunnen nieuwe snufjes zijn van technische aard, zoals een meetlat die je digitaal kunt projecteren op een lichaam, of een voorwerp. Je hoeft dan geen contact meer te maken met de ondergrond. Daarmee verklein je de kans op contaminatie – zeg maar: aantasting of vermenging - van sporen. En daarmee ook het risico dat je uit de sporenanalyse verkeerde conclusies trekt.”

Ook de ontwikkelingen op het gebied van paraDNA-onderzoek noemt van den Hoven een belangrijke innovatie. “Soms tref je op een plaats delict sporen aan die niet genoeg DNA bevatten om een volledig profiel op te stellen. Waar we inmiddels wél steeds beter in slagen is om ook op basis van onvolledige profielen toch duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen sporen van persoon A en die van persoon B. Dat kan in een strafzaak van cruciale betekenis zijn.”

Ook niet-technische innovaties acht Van den Hoven van grote waarde. “Neem het laten meekijken van een recherche-psycholoog op de plaats delict. Dat geeft vaak heel interessante, nieuwe impulsen aan het plaats delict-onderzoek. Een psycholoog kijkt heel anders; die let veel meer op gedrag. Wat doet een dader of een slachtoffer in zo’n situatie nou precies? Wat raakt hij of zij bij zo’n handeling dan bijvoorbeeld aan? Waar is de kans op contactsporen dus het grootst? Dat stelt de technische recherche in staat heel gericht op die plekken te zoeken en de aangetroffen sporen veilig te stellen.”

De kern van het werk

Deze en andere ontwikkelingen stellen de forensisch sporendeskundige volgens Van den Hoven in staat om steeds dichter door te dringen tot wat hij ziet als de kern van zijn werk: de waarheidsvinding. “Die staat bij mij en mijn collega’s bij het NFI altijd voorop. Wij werken dan wel ten dienste van politie en justitie, om complexe misdrijven op te lossen. Maar wij zijn geen crime fighters. Als uit ons onderzoek overtuigend blijkt dat iemand dat misdrijf juist niet kan hebben gepleegd, is dat net zo goed een belangrijke bijdrage aan de waarheid. Ons doel is zo dicht mogelijk bij de ground truth te komen. ‘We zijn de doden de waarheid verschuldigd’, is een bekende uitspraak van Voltaire. Breid je die uitspraak uit tot ‘alle slachtoffers en nabestaanden’, dan lijkt mij dat een treffend motto voor ons werk.”

Paul van den Hoven voor gebouw NFI