Tekst VWS'ers Linda Miedema - Hilhorst en Vincent Theunissen schrijven om en om over hun beslommeringen bij het ministerie.
Foto René Verleg
Al een eeuwigheid heb ik geen carnaval meer gevierd. Maar toen ik begin februari met mijn moeder voor haar eerste vaccinatieprik naar de locatie van de GGD Noord-Limburg aan de Maas in Blerick mocht, begon ik bij het zien van de torentjes van het Venlose stadhuis op de andere oever spontaan een carnavalswijsje in driekwartsmaat te neuriën: Venlo, stedje van lol en plezeer.
Hoe diepgeworteld de Vastelaovend in het DNA van veel Limburgers zit, bleek ook in de wachtkamer na de coronaprik. Een oud dametje speelde op haar telefoon enkele onvervalste Venlose carnavalskrakers af; zo luid dat de andere wachtenden konden meegenieten. Of de muziek de boze geesten van de pandemie of de angst voor het prikmoment moest verjagen, weet ik niet. Maar het deed mij weemoedig terugverlangen naar een hoofdstuk dat ik geruime tijd geleden dacht te hebben omgeslagen.
Lang kon ik me een leven zonder carnaval niet voorstellen. De vier dagen voor Aswoensdag vormden een soort van Heilige Week in de toch al vollere agenda van mijn jonge jaren. Waarin ik alle ballen in de lucht probeerde te houden. Om maar geen beslissend moment te missen.
Hele dagen en nachten feestvierend samen met vrienden. Sjoenkelend van feesttent naar feesttent. Meeblèrend met het plaatselijke liederenboek. Hopend op een verdwaalde kus van het een-na-mooiste meisje van de klas. ‘Tijdens Vastelaovend ben je niet verkleed als iemand anders, tijdens Vastelaovend ben je eindelijk jezelf’, zoals de prachtige openingszin uit de roman Naar de overkant van de nacht van Jan van Mersbergen ooit treffend samenvatte.
En het feestgedruis werd natuurlijk omlijst met zaken die door de moderne preventieagenda enigszins meewarig worden bekeken. Veel vet eten. En een onbehoorlijke hoeveelheid alcohol, al startend op iets te jonge leeftijd. In retrospectief is het natuurlijk bizar dat de barman glimlachend een nieuw pilsje tapte nadat ik het vorige niet geheel onverwacht had omgestoten. Ik was niet ouder dan 16.
En alhoewel de tijd wellicht een dun romantisch en bijna Carmiggeltiaans laagje aan deze laatste bladzijde heeft toegevoegd, gelukkig kijken we tegenwoordig anders naar het drinken van alcohol door jongeren en het überhaupt gezonder leven. Ook in het Limburgse; zoals blijkt uit de inspirerende nota Gezondheidsbeleid Zuid Springt Eruit.
Hierin hebben de zestien Zuid-Limburgse gemeenten collectief voor een trendbreuk gekozen, met focus op preventie vanaf de jongste jaren en jeugd. De regio kampt immers al vele decennia met een hardnekkige gezondheidsachterstand, een probleem dat geldt voor zowel jonge als oude(re) inwoners. Een achterstand die bovendien van generatie op generatie wordt doorgegeven en die zich openbaart in alle domeinen: van arbeidsparticipatie en het onderwijs, tot de sociale vaardigheden en de fysieke en mentale gezondheid. Plannen om te komen tot een gezamenlijke aanpak van middelengebruik bij jongeren, waaronder alcohol, maken onderdeel uit van de gewenste trendbreuk.
Hopelijk kan er volgend jaar weer echt voluit carnaval worden gevierd. Al was het maar omdat geen enkel volksfeest zo verbroedert en de Vastelaovend aantoont dat ook met milde spot geschillen kunnen worden overbrugd. Een werkende vaccinactieprik tegen het huidige cynisme en de groeiende polarisatie.
Wie weet trek ik dan naar het Zuiden. Om het oude hoofdstuk nog eens te herlezen. En ja, ook ik drink dan indachtig het goede Limburgse voorbeeld een biertje minder.
Vincent Theunissen