Tekst Jasmin Vassilev
Foto RIVM

Ontwikkelingen op het gebied van biotechnologie brengen grote mogelijkheden met zich mee. Zo kunnen bijvoorbeeld virussen gemaakt worden om tumoren te doden of om betere en veiligere vaccins te maken. Canadese wetenschappers lukte het recentelijk om, met een relatief klein budget en eenvoudige middelen, een uitgestorven paardenpokkenvirus na te maken. De keerzijde van dergelijke innovatie is dat het steeds eenvoudiger én goedkoper wordt om biologische wapens in handen te krijgen en in te zetten. Bill Gates waarschuwde op de Munich Security Conference van 2017 voor het risico van bioterrorisme. Een bio-aanslag kan grote maatschappijontwrichtende gevolgen hebben. Wat kan Nederland doen om dergelijke gevaren te beperken?

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft een sleutelrol in het waarborgen van bioveiligheid voor Nederland. Maar hoe gaat dit concreet in zijn werk? Microbioloog Mark van Passel licht de rol van het RIVM op het gebied van biologische veiligheid toe.

Mark van Passel

Dr. Mark van Passel is werkzaam als biological calamity coordinator bij het RIVM. Daarnaast is hij projectleider bij het RIVM en coördineert hij diverse internationale bioveiligheidsprojecten voor de EU Centres of Excellence en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook is hij als expert betrokken bij het Bureau Biosecurity dat de overheid adviseert op het gebied van bioveiligheid.

Bioveiligheid concreet

Bioveiligheid bestaat uit biosafetykeeping bad bugs away from people – en biosecuritykeeping bad people away from bugs. Het RIVM benadert bioveiligheid vanuit drie invalshoeken. Als eerste door het middel van onderzoek; bijvoorbeeld naar snellere diagnostiek van hoog-risico pathogenen, om de aanwezigheid van deze ziekteverwekkende stoffen sneller te kunnen vaststellen. Daarnaast onderhoudt het RIVM een 24/7-responsecapaciteit in het geval van biologische calamiteiten, zoals bij verdenking van een (opzettelijke) besmetting – mogelijk door de inzet van biologische wapens. Ten derde werkt het RIVM ook aan internationale veiligheid door het opzetten van internationale biosafety- en biosecurityprojecten met het doel het versterken van nationale en regionale bioveiligheid. Met name het belang van internationale samenwerking op het gebied van biologische veiligheid is een groot aandachtspunt voor Nederland. Dit betoogde Minister van Defensie Ank Bijleveld al op de Munich Security Conference 2018.

Biosafety en Biosecurity: Train the Trainers Course in Kyrgyzstan 2017.

Een verticale benadering

Bij het implementeren van biosafety- en biosecurityprojecten zoekt het RIVM lokale samenwerking op alle lagen. Dat wil zeggen dat een project zich bijvoorbeeld op beleidsniveau focust op het geven van advies aan overheden over hoe ze kunnen voldoen aan internationale verplichtingen op het gebied van bioveiligheid. Een project kan ook ondersteuning bieden bij het opzetten van een toezichtsysteem, zodat duidelijk kan worden welke instellingen werken met gevaarlijke biologische agentia en hoe beleid hierop zou moeten aansluiten. Daarnaast stelt het RIVM, bijvoorbeeld, trainingsprogramma's op voor deze instellingen. Hierbij biedt het RIVM steun bij het opstellen van een curriculum en het opleiden van trainers. Tot slot, maakt het bezoeken van laboratoria en het spreken met lab-personeel om concrete bioveiligheidsproblemen te adresseren deel uit van deze verticale benadering.

Dealen met dode dieren

Een project begint met een behoefte-inventarisatie. Soms vraagt dit flexibel inspelen op de lokale casus. Wat in Nederland uiterst ongebruikelijk is, kan in het buitenland tot de normale gang van zaken behoren. Een voorbeeld hiervan zijn miltvuursporen, die in Oeganda natuurlijk voorkomen in de grond. Bij hoge luchtvochtigheid en hoge temperaturen kunnen deze sporen actief worden. Een miltvuuruitbraak kan het sterven van tientallen of zelfs wel honderden dieren, zoals nijlpaarden, tot gevolg hebben. Het project moet dan handvatten kunnen bieden om veiligheidsprotocollen op te stellen voor het verplaatsen en onderzoeken van de getroffen dieren. Standaard veiligheidsmodellen schieten in dit soort gevallen vaak te kort. Daarom opereren alle biosafety- en biosecurityprojecten op een case-by-casebasis, afgaande op de lokale bioveiligheidsbehoeften.

Wereldwijde resultaten

De projecten draaien niet om het oplossen of managen van alle buitenlandse bioveiligheidsproblemen, maar om het creëren van awareness, het bieden van steun en trainingen waar dat nodig is, en het verbinden van partners, projecten en netwerken. Zolang het desbetreffende land eigen inzicht heeft verkregen in biosafety en biosecurity en daarvan ook het belang inziet, zullen veiligheidsprocedures geïmplementeerd worden. Dit blijkt uit de rapportages van de Joint External Evaluation mission van de WHO, waaraan landen op vrijwillige basis kunnen deelnemen om te monitoren of zij adequaat op publieke gezondheidsrisico’s kunnen reageren.

Landen waar biosafety- en biosecurityprojecten worden uitgezet, zoals Oeganda, tonen een meetbare vooruitgang op het gebied van bioveiligheid. Daarnaast worden de ervaringen vanuit de projecten toegepast om de responscapaciteiten van Nederland te verbeteren. Al met al dragen de biosafety- en biosecurityprojecten bij aan meer nationale veiligheid, meer internationale veiligheid, én meer veiligheid in Nederland.

In de vorige editie van de Veiligheidsdiplomaat vind je meer informatie over de Nederlandse aandacht voor biologische veiligheid en de Munich Security Conference.