87, 15, 34. Nee, dit zijn niet de winnende cijfers van de Lotto, het is de stemuitslag van een historisch veroordeling van Syrië door de OPCW-lidstaten op 21 april 2021. Voor de eerste keer is een OPCW-lidstaat veroordeeld. De internationale gemeenschap pikte het gebruik van chemische wapens en de voortdurende pogingen om de OPCW om de tuin te leiden niet langer en was eindelijk bereid actie te ondernemen. In een tijd van afkalvende steun voor het multilateralisme is dat een een flinke opsteker.
Leestijd: 3 minuten
Daar is wel het nodige aan voorafgegaan. Syrië is in 2013 toegetreden tot het Chemisch Wapenverdrag/Chemical Weapons Convention (CWC), onder aanmoediging (lees: dwang) van de VS, nadat het kort daarvoor een zware aanval met chemische wapens had uitgevoerd, met bijna 1500 doden, van wie 400 kinderen, als gevolg. De beruchte ‘rode lijnen’ van Barack Obama, die overigens nergens toe geleid hebben, stammen uit die periode.
Bashar Assad gaf na deze aanval uiteindelijk toe dat Syrië beschikte over een chemisch wapenprogramma en ging akkoord met de vernietiging van zijn arsenaal (met zo’n 1300 ton op dat moment het op twee na grootste ter wereld).
Hoewel de vernietigingsoperatie onder leiding van UN Special Coordinator Sigrid Kaag succesvol was, bestond er al direct twijfel of Syrië volledige openheid van zaken had gegeven. In de jaren daarna bleek die twijfel terecht toen tientallen (sommigen spreken over honderden) aanvallen met chemische wapens zijn uitgevoerd. Van die aanvallen zijn er op dit moment ongeveer acht aan het Syrische regime gelinkt en de onderzoeken gaan door.
De OPCW concludeerde in 2017 (vier jaar na toetreding!) dat Syrië nog steeds geen volledige openheid had gegeven over zijn chemische wapens-programma. Sterker nog, de OPCW heeft diverse keren niet opgegeven productiefaciliteiten en zelfs niet opgegeven soorten chemische wapens ontdekt. Tel dat op bij de voortdurende inzet van chemische wapens in de burgeroorlog en er kan maar één conclusie zijn: Syrië overtreedt het CWC.
Dat een veroordeling tot vorige maand op zich heeft laten wachten, is vooral te wijten aan felle weerstand van Assads trouwe bondgenoot Rusland, met steun van onder andere Iran en China.
Samen met een groep gelijkgestemde landen heeft Nederland daar een geduldig maar volhardend proces tegenover gezet, door met kleine stapjes naar een veroordeling toe te werken. Dat proces begon in juni 2018 toen de basis voor het Infomation and Investigation Team (IIT) werd gelegd. Vanaf toen kon de bewijslast tegen Syrië (verder) worden opgebouwd. Het IIT heeft inmiddels al twee rapporten uitgebracht waarin Syrië verantwoordelijk wordt gehouden voor (verschillende) aanvallen mety chemische wapens.
En toen Syrië ook de laatste kans voorbij liet gaan om schoon schip te maken, moest er wel een veroordeling volgen. De bijbehorende consequenties (verlies van stemrecht, recht om voorzitters te leveren voor conferenties) zullen Syrië niet bang maken, maar de politieke betekenis van dit besluit is groot. Het is een belangrijke stap op weg naar accountability, een speerpunt van het Nederlandse buitenlandse beleid.