Tekst Marieke Ingenbleek
De afgelopen vijf jaar was Robert in den Bosch de Nederlandse Defensieraad op de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de NAVO in Brussel. Daar hield hij zich als hoofd van de afdeling Defensiebeleid & Plannen onder andere bezig met de versterking van de Deterrence & Defence Posture van het bondgenootschap en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse krijgsmacht. Hij blikt terug op deze interessante en bewogen periode. Robert is deze zomer vertrokken naar Genève en is daar inmiddels aan de slag als de nieuwe Ontwapeningsambassadeur.
Leestijd: 6 minuten
Er is veel gebeurd de afgelopen tijd op het wereldtoneel en bij de NAVO. Hoe kijk je terug op de afgelopen vijf jaar?
“Ik heb vijf jaar op PV NAVO gewerkt in de functie van Defensieraad. Hoewel medewerker van Buitenlandse Zaken, ben je als Defensieraad vooral het eerste aanspreekpunt voor Defensie op het gebied van defensiebeleid en defensieplanning. De drieënhalf jaar daarvoor was ik overigens gedetacheerd op Defensie in de functie van hoofd van de NAVO-desk. Dat maakt dat ik mij van 2013 tot juli 2022, ruim 8 ½ jaar aansluitend heb beziggehouden met NAVO. Toen ik in 2013 terugkwam uit Teheran zeiden collega’s dat ik op een “rustig moment’’ aantrad. Hoe anders kan het lopen…”
“Ik kijk terug op een spannende, interessante, maar ook trieste periode door wat er gebeurd is in Oekraïne met de bezetting van de Krim in 2014, MH17 en meer recentelijk de grootschalige Russische inval in Oekraïne in februari dit jaar. De Russische bezetting van de Krim in 2014 en de militaire inmenging in het oosten van Oekraïne hadden eigenlijk een “wake up call’’ moeten zijn inzake de intenties van Poetin. Voor de bondgenoten op de oostflank was het dat ook, maar landen als Duitsland en Nederland bleven hopen op een positieve uitkomst van het dialoogspoor.”
“Wat NAVO betreft, heeft het Russische optreden er mede aan bijgedragen dat de NAVO weer in het middelpunt van de belangstelling is komen te staan. Ook heeft de Russische inval in Oekraïne bijgedragen aan het bewustzijn onder de Nederlandse bevolking dat onze veiligheid en vrijheid geen gegeven zijn. Er is daardoor veel meer aandacht voor het belang van Defensie en de Nederlandse krijgsmacht en voor het belang van adequate defensie-uitgaven: in heel korte tijd zijn onze defensie-uitgaven sterk gestegen. Wat dat betreft kijk ik terug op een heel interessante en ook heel bewogen periode.”
Zijn de afgelopen vijf jaar dan ook geweest wat je ervan had verwacht?
“In de jaren ’90 heb ik eerder op de PV in Brussel gewerkt. Dat was een andere tijd, waarin we voornamelijk keken naar crisisbeheersingsoperaties, zoals die in Bosnië en vervolgens in Kosovo. Destijds was Rusland ook een partner van de NAVO, zoals ook nog in het NAVO Strategisch Concept van 2010 stond omschreven. Sinds de bezetting van de Krim door Rusland in 2014 veranderde dat al snel. Daarnaast hebben we sinds 24 februari dit jaar in Nederland een hele interessante en brede discussie gehad over de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht na al die jaren van bezuinigingen en inkrimping. Twee procent bbp was ineens geen “illusie’’ meer en we moesten nadenken welke stappen we op relatief korte termijn zouden kunnen zetten om de bijdrage te kunnen leveren aan de collectieve verdediging van het bondgenootschap die men van een land als Nederland mag verwachten.”
“Ook bespraken we in het Defence Policy and Planning Committee voor het eerst in tientallen jaren weer over concrete plannen hoe het bondgenootschappelijk verdragsgebied moet worden verdedigd in geval van een militair conflict (lees: met Rusland). We behoorden als Nederland tot de bondgenoten die een actieve bijdrage leverden aan die discussie. Nederland doet er ook toe, want we behoren tot de tien grootste NAVO-landen die samen ongeveer 93% van de totale defensie-uitgaven van de NAVO voor hun rekening nemen. Echter, door de vele bezuinigingen was er in 2013 een situatie ontstaan waarin wij ver beneden de maat presteerden en niet konden leveren wat er van ons werd verwacht.”
Waar ben je het meest trots op?
“Het feit dat we binnen Nederland, na jarenlang te hebben bezuinigd op Defensie, nu onze verantwoordelijkheid nemen en inmiddels grote stappen hebben gezet op het gebied van het verhogen van de defensie-uitgaven, of eigenlijk het weer op peil brengen ervan. Ook groeit het besef dat we weer een krijgsmacht moeten hebben die in staat moet zijn om, zo nodig, deel te nemen aan serieuze militaire operaties hoog in het geweldspectrum. Ik ben best trots om daaraan mijn steentje te hebben bijgedragen.”
“Ook daalt langzamerhand het besef in dat Nederland met een paar jaar 2% van het bruto binnenlands product (bbp) aan defensie-uitgaven nog steeds niet in staat zal zijn om alle aan ons toegewezen en ook door ons aanvaarde NAVO-capaciteitsdoelstellingen te implementeren. Dus wat dat betreft geldt nog steeds: “two is a very small number” en er is dus meer nodig en dat gedurende een fors aantal jaren.”
“Enerzijds om de effecten van eerdere bezuinigingen te niet te doen, anderzijds om ook een antwoord te hebben op allerlei nieuwe dreigingen. Een aantal bondgenoten heeft die keuze al gemaakt. In Nederland hebben we ons voor twee jaar vastgelegd wat betreft 2% bbp (2024 en 2025), vervolgens is het aan het nieuwe kabinet om aanvullende stappen te zetten. Ook voor mijn opvolger is er dus nog het nodige werk aan de winkel.”
Wat had je nog graag af willen maken als vertegenwoordiger in de Defensieraad?
“Wat weinig mensen ooit voor mogelijk hadden gehouden, is dat Finland en Zweden – twee landen met een lange traditie van neutraliteit – ervoor gekozen hebben om NAVO-lid te worden. Met name de vaart die Finland daarachter heeft gezet verraste vriend en vijand. De keuze van deze landen moet ook worden gezien als de ultieme erkenning van de geloofwaardigheid van de kracht (en uitstraling) van de collectieve verdediging van de NAVO.”
“In Nederland hebben we trouwens alle records gebroken wat betreft de snelheid waarmee we de nationale goedkeuringsprocedure (ratificatie) hebben doorlopen. Daar is door velen heel hard aan gewerkt. Niemand in Brussel had eigenlijk verwacht dat wij dat zo snel voor elkaar zouden krijgen. Het toetredingsproces van Finland en Zweden is natuurlijk nog niet voltooid en daarom zie ik dit hoofdstuk nog als ‘unfinished business’, maar als de procedures straks afgerond zijn, dan zal toetreding van deze landen een verdere versterking van de NAVO vormen.”
“Voorts heeft Denemarken besloten om te gaan deelnemen aan het EU Veiligheids- en Defensiebeleid, waarmee een einde komt aan de ‘opt out’. Ook dat is van belang, want als Europeanen dienen we een grotere verantwoordelijkheid te nemen voor onze eigen veiligheid. Dat doen we wat mij betreft in de eerste plaats door een geloofwaardige bijdrage te leveren aan de NAVO (er zijn meer Europese landen lid van de NAVO dan van de EU), maar daarenboven door ook nauwer samen te werken in EU-kader en ook daadwerkelijk extra capaciteiten te genereren.”
Wat verwacht je de komende jaren te bereiken als ontwapeningsambassadeur in Genève?
“Dit wordt mijn laatste functie, maar ik zie ernaar uit om aan de ene kant een fikse dosis ervaring in te kunnen zetten en aan de andere kant ook juist heel nieuwe uitdagingen aan te gaan. Het thema ontwapening is voor mij niet nieuw. Ik heb mij van 2002 tot 2007 in Wenen al beziggehouden met conventionele wapenbeheersing, zoals het CSE-verdrag en het Open Skies-verdrag, verdragen die helaas veel van hun waarde hebben verloren als gevolg van de keuzes die Rusland sinds 1999 heeft gemaakt.”
“Bovendien heb ik me gedurende mijn tijd bij de NAVO, maar ook in de daaraan voorafgaande periode bij Defensie, al beziggehouden met het nucleaire dossier en met kwesties omtrent lethal autonomous weapon systems en cyber. Genève is in veel opzichten de wereldhoofdstad van de wapenbeheersing en ontwapening, maar ik zal voor mijn werk als Ontwapeningsambassadeur ook regelmatig in New York moeten zijn, bijvoorbeeld voor bijeenkomsten van de Eerste Commissie.”
“Wat voor mij nieuw is en daarmee een interessante uitdaging, is het werken in VN-verband. Daar zal ik met nog meer minder-gelijkgestemde landen om tafel komen te zitten dan in Wenen het geval was, zoals bijvoorbeeld de Chinezen. Het zal geen sinecure zijn hen te engageren en hen ertoe te bewegen hun verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van wapenbeheersing en ontwapening.”
“Ik begrijp van mijn voorganger, Rob Gabriëlse, dat het voorts niet altijd eenvoudig is om draagvlak te creëren voor bepaalde maatregelen en sancties die we bijvoorbeeld als Europese landen tegen Rusland hebben afgekondigd. Het zou een mooi resultaat zijn om in ieder geval in de nieuwe militaire domeinen, zoals de ruimte en cyber, wereldwijd tot afspraken te komen om ervoor te zorgen dat we niet in een situatie terecht komen waarin we liever niet terecht komen, zoals een militarisering van de ruimte. Het is daarom enorm belangrijk dat we in gesprek blijven, ook met onze tegenstanders, zodat we misverstanden en ongewenste escalatie kunnen voorkomen.”
“De realiteit is vooralsnog wel dat we sinds 24 februari in een geheel andere veiligheidsomgeving verkeren, die ook ingrijpende gevolgen heeft voor landen buiten Europa. Meer in het algemeen moet gezegd worden dat de Rules Based International Order onder druk staat. Dat stelt ons voor grote uitdagingen, want als Nederland moeten we niet alleen een geloofwaardige militaire bijdrage aan NAVO-leveren, maar hebben we ook een reputatie hoog te houden zowel wat betreft het versterken van het internationale recht als wat betreft het nemen van initiatieven op het vlak van wapenbeheersing en ontwapening.”
“Ik hoop dat als ik over een aantal jaren afzwaai als Ontwapeningsambassadeur, nogmaals een bijdrage te hebben geleverd aan een veiliger wereld, maar dan via het spoor van dialoog, wapenbeheersing en ontwapening.”
Lees het volgende artikel: Genderadviseur Gisela Duetting over haar werk in Oekraïne