Tekst Senne Ebbing en Vincent van Roon

Jaap de Hoop Scheffer heeft een lange carrière in de internationale betrekkingen achter de rug. Zo was hij onder meer minister van Buitenlandse Zaken en secretaris-generaal van de NAVO. In dit interview blikt Jaap de Hoop Scheffer samen met de redactie terug op zijn tijd bij de NAVO, bespreken we de gevolgen van de oorlog in Oekraïne op het bondgenootschap en kijken we naar de uitdagingen van de toekomst.

Jaap de Hoop Scheffer

Wat heeft u verbaasd over de aard en werking van de NAVO toen u Secretaris-Generaal werd?

Van 1978 tot 1980, te midden van de Koude Oorlog,  was ik werkzaam als jonge tweede secretaris op de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland aan de NAVO. Destijds was de Noord-Atlantische Raad veel politieker dan bij mijn aantreden als SG in 2004. In 1978 bevatte iedere agenda van de NAR het punt ‘Statements on political subjects’, waarbinnen iedere lidstaat onderwerpen kon opbrengen van algemeen politiek belang. In 2004 was er een zekere schroom in de Raad om politiek breed uit te waaieren. We hadden toen te maken met een expeditionaire NAVO. Zo hadden we NAVO operaties in Afghanistan, Kosovo, de Middellandse Zee en een humanitaire operatie in Kasjmir. In de periode 2004-2009 kleurde de NAVO niet te ver buiten de lijntjes. Zo werd er in de NAR bijvoorbeeld niet gesproken over de politieke situatie in Centraal-Azië, of over China. Dat verbaasde mij, met name de vrij gelimiteerde wijze waarop de Raad zich met politieke onderwerpen bezighield terwijl de NAVO een politiek-militair bondgenootschap is, in die volgorde. Een tweede element van verbazing zat in de persoonlijke emotie die ik ervoer toen de vlaggen van de nieuwe NAVO-lidstaten werden gehesen in 2004 en het bondgenootschap werd uitgebreid met Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Roemenië en Bulgarije. Dat was een zeer emotionele gebeurtenis waarbij ook tranen zijn gevloeid. Sindsdien heb ik beter begrepen wat het betekent om lid te worden van de NAVO. Waren de Baltische landen geen NAVO-lid geworden dan had Rusland mogelijk eerder een beweging richting deze lidstaten gemaakt.

Wat is de rol van de Secretaris-Generaal?

Deze ligt voornamelijk tussen leiden en sturen, maar uiteindelijk beslissen de Bondgenoten, zoals bekend, bij consensus. De SG heeft niet veel formele doorzettingsmacht maar kan wel veel invloed uitoefenen. Ik beschrijf de positie als de olieman van de organisatie. Je loopt met een oliekan rond en je smeert de machine. Dit is een  permanent proces. Daarnaast brengt de “SecGen”  de uitdrukking “wie schrijft, die blijft” in de praktijk. Als SG hanteer je de pen en kun je het proces van besluitvorming (bij) sturen

Ten slotte heb je als SG een totaal overzicht van wat er in de hoofdsteden van de lidstaten gedacht wordt, door gesprekken met de ambassadeurs maar ook bezoeken aan die hoofdsteden. De telefoon wordt altijd opgenomen als je belt. Als je als SG gezag hebt opgebouwd kun je behoorlijk veel invloed uitoefenen, maar ook dat heeft natuurlijk wel zijn grens. Hierbij denk ik aan de NAVO Top van april 2008 in Boekarest. Bondskanselier Merkel en President Bush hadden tijdens de Top een politiek conflict over de toekomstige relatie van de NAVO met  Oekraïne en Georgië. Als SG was ik toen niet in staat de partijen tijdig bij elkaar te brengen en moesten de kemphanen het conflict uiteindelijk zelf oplossen. Men werd het uiteindelijk eens op basis van de formule: “they will become NATO members.” Deze formule is omstreden tot op de dag van vandaag.

De NAVO gaat terug naar de kern van zijn bestaan want we hebben een oorlog op het Europees continent. Deze kerntaak is het beschermen van de territoriale integriteit.

Hoe kijkt u dan naar de belofte die de EU heeft gedaan ten aanzien van Oekraïne?

De EU dient niet dezelfde fout te maken zoals de NAVO heeft gedaan in 2008. In 2008 beloofden we iets maar konden het uiteindelijk niet waarmaken. Terug naar het heden, begrijp ik dat de EU een politiek gebaar wil maken naar Oekraïne en Moldavië door hen toe te laten als kandidaat. Echter, de EU dient wel de verplichting op zich te nemen om dat traject serieus te nemen. Daar komen natuurlijk wel lastige vragen bij kijken, zoals wat we doen met de Westelijke-Balkan landen die al lang in de wachtkamer zitten. Daarnaast dient de EU ook na te denken over de stevige bewoording van artikel 42.7 in het Verdrag betreffende de EU. Ik doel hierop de wederzijdse bijstandsclausule.  

Op welke manier is het strategische doel en functie van de NAVO veranderd ten opzichte van uw tijd als Secretaris Generaal?

De NAVO gaat terug naar de kern van zijn bestaan want we hebben een oorlog op het Europees continent. Deze kerntaak is het beschermen van de territoriale integriteit. Het uitvoeren van expeditionaire missies en operaties is op dit moment lastig. Voordat Poetin met zijn oorlog begon, gaf de top van onze Krijgsmacht al aan dat een serieuze en langer durende expeditionaire missie vrijwel onmogelijk was. Dat geldt trouwens niet alleen voor Nederland. Het is de vraag of we in Europa wel in staat zijn om een militaire missie op te tuigen van enige omvang. Ik ben van mening dat we dit wel zouden moeten kunnen. We kunnen immers als Europeanen niet bij iedere crisis naar het Witte Huis rennen om militaire steun te vragen.

In 2020 stelde Stoltenberg dat het Bondgenootschap meer tijd, middelen en actie moet besteden aan de veiligheidsuitdagingen van China. Welke uitdagingen voorziet u in de toekomst en moet het ‘Noord-Atlantische’ in ‘NAVO’ misschien door een breder geografisch begrip worden vervangen?

In mijn laatste jaar als SG van de NAVO heb ik het idee voorgelegd om de toenmalige directeur van mijn “Private Office” (chef kabinet) naar een bijeenkomst van de Shanghai-Cooperation Council te sturen. Dit is een Euraziatisch samenwerkingsverband op het gebied van politiek, economie en veiligheid. China en Rusland zijn beide lid. De bondgenoten onder leiding van de VS vonden dat toen geen goed idee. Echter, wij zagen toen al dat China een prominentere rol zou spelen in de Euraziatische regio en daarbuiten.

De uitspraken van de huidige SG waaraan jullie refereren zegt eigenlijk dat we ons als NAVO politiek moeten gaan bezighouden met China. Jens Stoltenberg heeft gelijk gekregen omdat het communiqué van de meest recente NAVO Top een expliciete verwijzing naar China bevat.

Ik zie overigens nog niet zo snel een Indo-Pacific NAVO ontstaan. Indien het in deze regio tot een conflict komt dan is de vraag wat de positie van de VS zal zijn.  Zelfs de VS heeft geen onbeperkte middelen. Dus als zij ervoor kiezen dan wel gedwongen worden de Indo-Pacific tot een prioriteit te maken dan dient Europa veel meer verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor de bescherming van ons continent.

Het is immers een reële mogelijkheid dat de Amerikaanse President zal zeggen, verwijzend naar het communiqué dat ik noemde: “Let us practice what we preach”. En bij gevolg bijvoorbeeld voorstelt dat een NAVO marine eenheid de Zuid- en Oost-Chinese Zee gaat bevaren. Dat zou binnen de NAVO, vrees ik, aanleiding geven voor behoorlijk wat discussies en debatten. Mocht dit scenario zich ooit ontrollen dan zal er binnen het Bondgenootschap waarschijnlijk een ‘coalition of the willing’ ontstaan. In het licht hiervan lijkt het mij gewenst dat Europa zich afvraagt hoe het zich geopolitiek wil dan wel kan positioneren, en dan met name tussen de VS (nu en in de voorzienbare toekomst onze ultieme “beschermheer”) en China. De VS zetten duidelijk in op een ontkoppeling van China, kijk maar naar wat er nu gebeurt ten aanzien van de halfgeleiderindustrie. Bezoeken van de Duitse Bondskanselier Scholz en de Franse President Macron aan China, beiden met grote handelsdelegaties, wijzen niet bepaald in die richting. De recente opmerkingen van de Franse President doen niet voor niets veel stof opwaaien aan beide zijden van de Atlantische oceaan.

In 2014 kwam het Bondgenootschap overeen minimaal 2 procent van hun BBP te besteden aan defensie. Een herijking van deze doelstelling wordt verwacht op de aankomende Vilnius-top. Hoe kijkt u hiernaar?

De Top in Vilnius zou kunnen besluiten de 2% BBP als bodem te beschouwen en een nieuw percentage als ambitie te formuleren, wat mij betreft 3% of hoger. Van even groot belang overigens is het percentage investeringen in nieuw materieel dat eerder werd overeengekomen. Dat dient 20% van de uitgaven te omvatten. Ook hier blijft veel te wensen over.

De belangrijkste politieke vraag die zich steeds sterker opdringt nu er een oorlog woedt op het Europese continent luidt als volgt: zijn onze democratieën weerbaar genoeg om ook op termijn weerstand te blijven bieden aan naakte agressie? Dat vergt een mentaliteitsomslag bij generaties die zijn opgegroeid in een periode waarin vrijheid en veiligheid automatisch en voor niets beschikbaar waren. Een allesbehalve simpele uitdaging. Ons Europese DNA wordt immers meer bepaald door vrede dan door oorlog.