Het OV maakt banen en activiteiten bereikbaar. Dit betekent vaak en snel reizen in een brede stedelijke ring, met enkele sterke assen naar de verschillende landsdelen en de landen om ons heen. Door een kwaliteitssprong van het OV-netwerk is in 2040 een samenhangend netwerk gerealiseerd binnen de stedelijke regio’s en tussen de ruimtelijk-economische kerngebieden van Nederland en over de grens, ook voor goederenvervoer. Vraaggestuurde diensten en deelconcepten als deelauto’s, deelfietsen en taxidiensten zijn ver doorontwikkeld en zorgen voor een verschuiving van openbaar en privévervoer naar gedeeld vervoer. Daarmee zijn ze een kwalitatief hoogwaardige aanvulling op het OV-netwerk.
De groeiambities voor (inter)nationaal-, regionaal- en goederenvervoer zorgen in de toekomst voor conflicten op de drukke delen in het netwerk. Dit vraagt om een afweging rondom betere benutting van het netwerk en/of investeringen in het netwerk om de capaciteit te vergroten. Keuzes in het netwerk hangen daarbij sterk samen. Per schaalniveau is hieronder de ontwikkelstrategie geschetst.
Het nationale netwerk: verbinding tussen de steden
Het OV vervoert op veilige, duurzame, kosteneffectieve en ruimte-effectieve wijze grote stromen reizigers tussen de steden. Het goed verbinden van economische kerngebieden draagt bij aan de ruimtelijk economische structuurversterking van de economische kernlocaties. Het OV speelt daarmee een belangrijke rol in het oplossen van maatschappelijke opgaven, zeker waar ruimte schaars is.
Onze inzet is om het nationale netwerk te versterken waar dit het beste tot haar recht komt en de meeste reizigers zijn. Binnen de zeshoek Amsterdam, Zwolle, Arnhem-Nijmegen, Eindhoven, Breda en Den Haag-Rotterdam wordt verder ingezet op intensief aanbod van het openbaar vervoer.
Daar waar door de groei van het OV systeem tegen capaciteits- en kwaliteitsgrenzen aan loopt, voornamelijk in de (hyper)spits, wordt ingezet op het vergroten van de capaciteit. Op de verbindende assen tussen de Randstad en het Noorden, Oosten en Zuiden van het land wordt verdere kwaliteitsverbetering beoogd door nog meer in te spelen op de behoefte van de reiziger. Dit vraagt om maatwerk per as in termen van frequentie, stops en snelheid en hiermee samenhangende strategieën op het gebied van auto, fiets en HOV. De (kosten)effectiviteit, de wijze en het tempo van reistijdverkorting dienen per corridor nader te worden onderzocht.
Het internationale en grensoverschrijdende netwerk
De internationale OV strategie bevindt zich hoofdzakelijk op twee schaalniveaus, het niveau van het verbinden van de grensregio’s en het snel en duurzaam verbinden van Nederland met de belangrijkste economische kerngebieden van onze omliggende landen. Dit doen we door snel aan te sluiten op het Europese HSL-netwerk.
Om de grensregio’s beter met elkaar te verbinden en de economische ontwikkeling van deze regio’s te ondersteunen zullen IC-netwerken in Nederland gekoppeld worden aan IC-stations over de grens met aansluitingen op HSL-netwerken. Hierbij worden ook de mogelijkheden onderzocht om binnenlandse IC-lijnen (gedeeltelijk) door te trekken naar ons omringende landen. Denk aan een internationale verbinding van Den Haag via Eindhoven met Duitsland en van de Randstad via Groningen naar Duitsland. De wijze en het tempo van de ontwikkeling van deze grensoverschrijdende verbindingen zal in samenwerking met omringende landen worden uitgewerkt.
Om Nederland snel en duurzaam te verbinden met de belangrijkste economische centra van Duitsland, België, Frankrijk en Engeland dient de trein een aantrekkelijk alternatief te bieden voor de auto en het vliegtuig tot ca. 6 uur reistijd. Om dit te kunnen bereiken zetten we per landsgrens in op één gebundelde, hoogwaardige verbinding vanuit Nederland met omliggende Europese metropolen. Dit moet een concurrerend alternatief voor de auto en het vliegtuig opleveren (op bestemmingen tot circa 6 uur reistijd). Hiervoor is inzet nodig op het versterken van de HSL-Zuid en het ontwikkelen van een oostelijke corridor Utrecht via Arnhem richting Düsseldorf.
OV in (hoog)stedelijke gebieden
Tot 2040 ligt er een enorme verstedelijkingsopgave, met name in de REOS-gebieden waar ca. 720.000 van de in totaal 945.000 nieuwe woningen zijn voorzien. Gezien de groei in de steden is uitbreiding van het aanbod in stedelijk OV nodig voor een leefbare ontwikkeling van de stad. Op sommige plaatsten leidt de groei nu al tot knelpunten. Uit onderzoek blijkt dat er kansen liggen om een deel van de knelpunten in het Bus, Tram en Metro-netwerk voor de middellange termijn (2030) met quick-wins op te lossen.
Gezien de grote verstedelijkingsopgave is het nodig om ruimtelijke ontwikkelingen en bereikbaarheid goed op elkaar aan te laten sluiten. Door concentratie in het bestaande bebouwd gebied in nabijheid van OV (verdichten) blijft de open ruimte rond de steden open en reizen mensen minder met de auto. Flankerend (ruimtelijk) beleid is noodzakelijk om steden leefbaar te houden. Hierbij valt te denken aan beleid op het gebied van parkeren van fiets en auto, milieuzones, inrichting openbare ruimte.
In een aantal stedelijke gebieden is er sterke samenhang tussen het landelijke en stedelijke OV-netwerk en vormen ze ‘communicerende vaten’. Het is een gezamenlijke opgave om de beide systemen elkaar te laten ondersteunen in het belang van de bredere mobiliteit.
Hoogwaardig openbaar vervoer in de regio
Ook in de regio buiten de stedelijke gebieden heeft het OV een rol om voorzieningen bereikbaar te houden. Om het OV in deze gebieden verder te verbeteren liggen kansen door gericht het OV te versterken. Op diverse plaatsen in Nederland is al begonnen met deze transitie van traditioneel stads- en streekvervoer naar aantrekkelijke lokale/regionale HOV netwerken. In en rond steden gaat het om het bundelen van hoogfrequente OV lijnen om zo een aantrekkelijker product aan te bieden. Richting 2040 liggen hier, in aanvulling op de sterke HOV-lijnen, kansen vanuit vraaggestuurde mobiliteit (zie pijler 2). Naast het versterken van lokale/regionale HOV netwerken zullen regionale knooppunten deel uitmaken van het OV-netwerk. Per regio zijn kansrijke ontwikkelrichtingen opgenomen (zie onder).
De groeiambities voor personen- en goederenvervoer leiden in de periode 2030-2040 tot conflicten op de drukke delen in het spoornetwerk. Om de groeiambitie te realiseren wordt onder meer gezocht naar meer flexibiliteit in de huidige verdeling van capaciteit tussen personen – en goederenvervoer op het spoor. Dit maakt een betere afstemming mogelijk tussen het met vaste frequenties opererende personenvervoer en het in dynamische logistieke ketens opererende goederenvervoer. Daarnaast zetten we zoveel mogelijk in op bundeling van goederenstromen. Inzet daarbij is de Betuweroute optimaal te benutten in samenhang met voldoende capaciteit naar Oldenzaal/Bad Bentheim, Venlo/Kaldenkirchen en Roosendaal/Essen. Hiermee kan ruimte ontstaan op en langs drukke delen van het netwerk (voor bijvoorbeeld verstedelijking) en kansen voor personenvervoer. Met de stedelijke regio’s zal worden bekeken of hier ook financiële koppelingen te maken zijn. Na evaluatie van het (effect van het) maatregelenpakket wordt nagegaan of verdere acties in een samenhangende en adaptieve aanpak nodig zijn. De (kosten)effectiviteit, ruimtelijke inpassingsmogelijkheden en het tempo van een mogelijk andere spoorgoederenroutering (bijvoorbeeld in Oost Nederland) dienen nader te worden onderzocht, in nauwe samenhang met ambities voor personenvervoer. Inzet is op basis van een integrale analyse zoveel mogelijk win-win situaties te creëren.
Om de geschetste ontwikkelrichtingen voor het netwerk verder te concretiseren, te onderbouwen en zo te trechteren naar een aantal specifieke vraagstukken komen we tot de volgende acties:
1. We werken in gezamenlijkheid de kaders en afbakening uit voor zowel de nationale als regionale verdieping van de ontwikkelrichtingen. Dit betreft o.a. de afbakening van het netwerk en toetsingscriteria, waarbij de bijdrage aan de doelen van het TBOV en kosteneffectiviteit belangrijke elementen zijn.
2. ProRail en vervoerders werken de nationale thema’s, zoals internationaal, benutting en innovatie, verder uit. Ten aanzien van het spoornetwerk wordt door ProRail met vervoerders (personen en goederen) de landelijke en internationale samenhang geborgd. Bovengenoemde kaders worden gebruikt om de verdieping te ondersteunen.
3. Regio’s maken in samenwerking met vervoerders en het Rijk een nadere verdieping van de regionale ontwikkelrichtingen. ProRail en vervoerders geven daarbij aan wat de mogelijkheden op het hoofdspoor zijn. De ontwikkeling van een regionale HOV-strategie vraagt daarnaast afstemming met wegbeheerders. Bovengenoemde kaders worden gebruikt om de verdieping te ondersteunen en de resultaten van de regio’s vergelijkbaar te houden.
Landelijk netwerksamenhang en goederenvervoer
Juist op intensief gebruikte plekken, vraagt het uitbreiden van capaciteit al snel om omvangrijke investeringen. Dergelijke investeringen worden beter haalbaar als ze meerdere doelen dienen, bijvoorbeeld ten aanzien van internationaal, nationaal, regionaal en goederenvervoer. Bundelen is in het OV-systeem op alle schaalniveaus een goede strategie en heeft een dubbeleffect: het maakt het mogelijk een beter product te bieden en als gevolg daarvan neemt het gebruik van het product toe. Dit resulteert in groei en meer kwaliteit tegen lagere kosten. Voor spoor betekent dit gerichte inzet op een aantal focuscorridors, zonder daarbij de kwaliteit van bestaande verbindingen te verlagen.
Benutting en innovatie
De inzet op benuttingsmaatregelen heeft de afgelopen jaren laten zien dat een kleine verschuiving van het aantal reizigers de grootste druk in de (hyper)spits kan wegnemen en dat de kostendekkingsgraad van het OV bovendien toeneemt. De potentieel kansrijke maatregelen op dit gebied zetten deels in op veranderingen in de vraagkant, bijvoorbeeld via spreiding van school- en werktijden, werkgeversaanpak en prijsprikkels. En deels zetten ze in op veranderingen in de aanbodkant, bijvoorbeeld via inzet en inrichting van het materieel en halteringsstrategie. Benuttingsmaatregelen kunnen in combinatie met innovaties bijdragen aan een systeemsprong in het OV–netwerk en het spoorsysteem van de 21e eeuw.
Om de ambities voor een veilig, duurzaam, betrouwbaar en slim OV en mobiliteit in de toekomst waar te maken, zetten we daarom ook in op innovaties, die stapsgewijs, sprongsgewijs of op radicale wijze hun intrede doen. Juist bij het beter, slimmer, veiliger en duurzamer benutten van bestaande OV-netwerken en het verhogen van de kwaliteit voor reizigers en omwonenden hebben we innovaties nodig.
Om de beschikbare capaciteit beter te benutten, investeringen beter in te kunnen zetten en de aantrekkelijkheid van het OV te vergroten komen we tot de volgende acties:
4. Bij knelpunten onderzoeken we breed de opties van het beter benutten alvorens over te gaan tot nieuwe investeringen: Rijk en regio bekijken nationaal en per regio welke maatregelen het meest effectief lijken en initiëren indien nodig pilots op de maatregelen alvorens wordt overgegaan tot regionale of nationale opschaling.
5. Gezien de hoge vraag wordt op het hoofdrailnet ingezet op pilots met prijsprikkels en op pilots met een andere inzet en inrichting van het materieel.
6. Rijk en regio’s continueren de bestaande inzet op spitsmijding in stedelijke regio’s met bijvoorbeeld (experimenten met) slimme producten, tarieven, gezamenlijke afspraken en marketing. Regio’s willen ook experimenteren met regionaal maatwerk en drempelbijdragen in stedelijk/regionaal OV voor reizigers met een OV-studentenkaart.
7. Het Rijk, ProRail, vervoerders en evt. andere partijen onderzoeken voor het einde van 2019 of, en zo ja op welke wijze, aanpassingen in de normeringen mogelijk zijn die de bestaande trein- en/of spoorinfrastructuurcapaciteit (kosten)efficiënter benutten, zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid en de bereikbaarheid van economische kerngebieden of landsdelen. Waar nodig en mogelijk kan dit leiden tot optimalisaties in de wet- en regelgeving.
8. Rijk, regio’s, vervoerders, ProRail en kennispartijen starten in 2019 een gezamenlijke adaptieve innovatie-agenda die innovatie aanjaagt en met elkaar verbindt. Samen gaan we deze innovaties en acties prioriteren, en waar mogelijk gezamenlijk besturen en financieren.
9. We werken met de uitrol van ERTMS, innovaties in automatische voertuigen en verdere automatisering van de be- en bijsturing toe naar het spoorsysteem van de 21e eeuw (digital railways), waarin het systeem volledig wordt uitgenut waar dat nodig is.