Het realiseren van de ambities die in deze contouren zijn geschetst vraagt forse inspanningen van alle partijen. Iedereen is zich daarvan bewust. Nederland aantrekkelijk en bereikbaar houden kost (gezamenlijke) inzet van kennis, expertise en bestuurlijke inspanningen.
Het Toekomstbeeld OV is een goed voorbeeld van zo’n gezamenlijke inspanning. Daarnaast heeft het realiseren van de ambities een prijskaartje.
In het perspectief van bredere mobiliteit
Wat de hoogte van dit prijskaartje precies zal zijn, is nu nog niet met zekerheid te zeggen, omdat hierover binnen het kader van de contouren nog veel keuzes gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld over ambitieniveau, benuttings- en oplossingsmogelijkheden en fasering. Er zijn nog veel vervolgstappen te zetten op de weg naar investeringsbeslissingen, zoals beslissingen in het kader van MIRT of vorming van het Mobiliteitsfonds.
Op basis van de uitgevoerde, zeer globale doorrekeningen van de netwerkalternatieven is gebleken dat voor het realiseren van de opgaven en de ambities een fors hoger bedrag nodig is dan beschikbaar is bij het huidige, jaarlijkse investeringsvolumes van partijen: volgens genoemde doorrekeningen is voor de meer ambitieuze plannen voor het OV-netwerk, afhankelijk van het gewenste ambitieniveau en maatwerk, een bedrag van circa 10 miljard tot enkele tientallen miljarden euro’s benodigd tussen nu en 2040. Dit is aanvullend aan het bedrag dat tot 2030 is begroot. Bij die berekeningen zijn de kosten voor bijvoorbeeld kwaliteitsverbeteringen van knooppunten niet betrokken.
Het is van belang dat investeringen in de (fysieke) infrastructuur onderdeel uitmaken van een ruimtelijk-economische beleid voor een gebied en een bijpassende mobiliteitsstrategie. De bereikbaarheidsprogramma’s zijn goede voorbeelden van zo’n integrale benadering. Door integraal te werken kunnen investeringen in het OV beter renderen. Vervoerders kunnen, door hun vervoeraanbod te optimaliseren, geld in de exploitatie vrijspelen dat ingezet kan worden voor verbetering van de kwaliteit van het product. De recente aanpassing van MIRT-spelregels en de vorming van het Mobiliteitsfonds zijn in dit verband van belang: het zijn noodzakelijke moderniseringen om maatregelen breder te kunnen afwegen. De spelregels voor het Mobiliteitsfonds worden op dit moment ontwikkeld en in de Mobiliteitsagenda wordt de richting neergezet voor het mobiliteitssysteem als geheel.
Om de principes en actielijnen uit deze contourennota te realiseren komen we tot de volgende acties:
36. We onderzoeken of er wijzigingen nodig zijn in de concessiesystematiek en de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen partijen bijvoorbeeld ten aanzien van bekostiging, systeemintegratie en data.
37. Rijk en regio zetten zich in om baathebbers te laten meebetalen en alternatieve, aanvullende bronnen (zoals grondexploitatie, parkeergeld en vastgoed) aan te boren ten behoeve van OV investeringen.
38. Regio’s gaan - waar daarvoor draagvlak is - alternatieve vormen van bekostiging en financiering doorontwikkelen ten behoeve van een regionaal mobiliteitsfonds waarop de regio gezamenlijk stuurt.
39. Binnen de gebiedsprogramma’s worden business cases ten aanzien van integrale ontwikkeling verder uitgewerkt. Mede op basis daarvan worden concrete acties, op decentraal en Rijksniveau, verder uitgewerkt.
40. De criteria van het Mobiliteitsfonds worden zodanig dat een meer integrale afweging van opgaven en maatregelen wordt bevorderd. Aan de voorkant dient een goede wisselwerking te zijn tussen mobiliteit en ruimtelijk beleid.
Marsroute
Met het opstellen van deze contouren zijn we tot een meer integrale benadering gekomen van het openbaar vervoer. Deze samenwerking zetten we vanaf nu in een aangepaste vorm door: de principes en acties worden in gang gezet, gemonitord en eventueel bijgestuurd. De principes en acties zijn niet in beton gegoten of bindend, gezien de vele mogelijke (on)verwachte ontwikkelingen tot 2040. Ook is er nog verdere uitwerking nodig van de acties, bijvoorbeeld op financieel gebied. Partijen beschouwen de contouren van het Toekomstbeeld OV als de agenda van de gezamenlijke partijen in de OV-sector. De acties worden omgezet in uitvoeringstrajecten en de principes worden onder meer in de NOVI ingebracht. De verdere netwerkuitwerking zal gaandeweg leiden tot MIRT-onderzoeken. In de (strategische) BO MIRT overleggen komen de uitvoeringstrajecten bestuurlijk samen.
De samenhang tussen de verschillende ambities op het gebied van OV worden in ieder geval periodiek besproken aan de landelijke OV- en spoortafel, maar ook in regionale overleggen, zoals via het IPO. In geval van conflicterende belangen, bijvoorbeeld als keuzes gunstig uitvallen voor enkele partijen en ongunstig uitvallen voor andere partijen, kan dit bestuurlijk worden geagendeerd, waarbij deze contouren een leidraad vormen.
Om tot gedegen uitvoering van de acties te komen:
41. Omarmen we als Rijk, regio’s, vervoerders en ProRail de geschetste principes
42. Gaan we als Rijk, regio’s, vervoerders en ProRail met deze principes aan de slag in een adaptief programmatische aanpak. Hiermee worden de principes en de samenhang van acties bewaakt.
43. Wordt de voortgang van deze adaptief programmatische aanpak elk half jaar besproken door de stuurgroep Toekomstbeeld OV en elk jaar op de OV- en Spoortafels.
44. Continueren we de ontwikkeling van monitoringsinstrumenten als het dashboard Deur-tot-Deur en OV klantenbarometer, daarbij aansluitend op deze contourennota.
45. Worden de uitkomsten van deze instrumenten elk jaar besproken op de OV- en spoortafels om tot beleidsevaluatie en eventuele bijstelling te komen.
46. Wordt een afspraak gemaakt over periodieke monitoring en actualisering van het Toekomstbeeld OV. Nog in 2019 zal met de nieuwe decentrale bestuurders nadere invulling worden gegeven aan de geformuleerde actielijnen.