In 2040 is de forse groei van het OV ingevuld vanuit de beginselen van people, planet en profit. Partijen hebben niet alleen uitwerking gegeven aan het klimaatakkoord, maar wegen consequent en nadrukkelijk de omgevingseffecten mee bij besluitvorming. De sector gaat verantwoord om met grondstoffen en publieke middelen. Er wordt rekening gehouden met toekomstige generaties, de leefbaarheid en veiligheid. Er is draagvlak in de samenleving. Veiligheid wordt continue verbeterd. Op basis van grondige kennis worden verstandige investeringskeuzes gemaakt. Het particuliere wagenpark is grotendeels schoon, maar in stedelijke gebieden wordt voorrang gegeven aan OV en fiets. Internationaal bezien heeft het Nederlandse OV de toppositie behouden door de innovatieve instelling.
Het OV is al erg duurzaam en hard op weg naar emissievrij. Het OV levert dan ook een belangrijke bijdrage aan de doelen van het klimaatakkoord.
Duurzaamheid en klimaat
Op het spoor resteert een laatste transitie van fossiel naar duurzaam omdat op enkele trajecten nog dieseltreinen rijden. In het busvervoer gaat de transitie sneller, dit wordt in 2030 emissievrij. Richting 2040 streven we naar verdere ontlasting van het binnenstedelijk gebied door maximaal sturen van het goederenvervoer via de Betuweroute. We kijken breed naar de alternatieven voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via andere vervoersmiddelen en buisleidingen. Daarmee bieden we meer ruimte voor binnenstedelijke woningbouw en optimale benutting van het spoornetwerk.
Om met het OV een bijdrage te blijven leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen komen we tot de volgende acties:
22. De sector is in 2030 vrijwel geheel zero emissie.
23. Alle OV-aanbieders gebruiken in 2030 100% groene stroom en hanteren bij aanleg, beheer en onderhoud en in de operatie de principes van circulariteit.
24. De sector verbruikt de helft minder primaire grondstoffen in 2030 en is 100% circulair in 2050.
25. We houden rekening met de veranderingen in het klimaat in de operationele- en crisisorganisaties, maar ook via onze keuzes bij het aanleggen en vernieuwen van infrastructuur (bijvoorbeeld in materiaalgebruik/locatiekeuze).
Veiligheid en leefbaarheid
Het OV in Nederland is een veilige vorm van vervoer. Met de fors toenemende drukte op het spoor en in het OV komen zonder aanvullende maatregelen de veiligheid en de leefbaarheid echter onder druk te staan. Om de veiligheid en leefbaarheid te blijven borgen zijn daarom aanvullende maatregelen en investeringen nodig. Bij de voorziene groei in het OV en op het spoor willen we de impact op de omgeving minimaal gelijk houden en waar mogelijk die verder verminderen. Ook het veiligheidsniveau willen we minimaal gelijk houden, waarbij het gaat om alle soorten veiligheid: spoorveiligheid, transferveiligheid, verkeersveiligheid, externe veiligheid, sociale veiligheid en cybersecurity. Vanwege mobiliteit, doorstroming en veiligheid hebben we de ambitie om op basis van een risicogestuurde aanpak te komen tot een reductie van het aantal overwegen. Dit vergt een gezamenlijke inspanning.
Om de impact op de leefbaarheid en veiligheid minimaal gelijk te houden bij een toenemende groei komen we tot de volgende acties:
26. ERTMS wordt stapsgewijs, geprioriteerd naar maatschappelijke baten, ingevoerd richting volledige dekking rond 2050.
27. Rijk, ProRail en wegbeheerders blijven samenwerken aan een risicogestuurde overwegenaanpak en nieuwe overwegen worden vermeden, zowel uit het oogpunt van veiligheid als doorstroming.
28. We werken aan een robuust systeem (Basisnet) voor het spoor waarbij veiligheid van omwonenden, het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkeling in balans zijn.
29. OV-partijen vormen met elkaar een kennisplatform om actuele kennis en ontwikkelingen te delen, van elkaar te leken en elkaar te ondersteunen in de aanpak van cybersecurity.
30. Externe effecten als geluid, trillingen en overwegen worden integraal meegenomen in het ontwerp en de bijbehorende kostenraming. We wegen deze omgevingseffecten nadrukkelijk mee bij besluitvorming over uitbreiding van het OV.
Slim combineren met ruimtelijke ontwikkeling en bekostigen
Gezien de eerder genoemde verstedelijkingsopgave is het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen en de ontwikkeling van mobiliteit hand in hand gaan. Om de mobiliteitsgroei aan te kunnen en tegelijkertijd steden leefbaar en aantrekkelijk te houden, is flankerend (ruimtelijk) beleid noodzakelijk, bijvoorbeeld op het gebied van parkeren van fiets en auto, milieuzones, inrichting openbare ruimte. In het landelijk gebied worden OV-assen versterkt zodat deze bijdragen aan het vitaal houden van dunner bevolkte gebieden.
Veel van de huidige middelen ten behoeve van OV-investeringen zijn al belegd en extra middelen zijn beperkt, mede doordat de kosten voor beheer, onderhoud en vernieuwing zullen toenemen. Daarom zijn in het kader van het Toekomstbeeld diverse denkrichtingen verkend van aanvullende en alternatieve vormen van bekostiging en financiering. Nu is van belang dat in concrete casussen en projecten praktijkinzichten worden opgedaan. Dit kan helpen om de bekostiging van (infrastructurele) projecten rond te krijgen en het wordt duidelijker wat het potentieel van diverse maatregelen is. Ook wordt duidelijker of er beperkende wet- of regelgeving in de weg staat. Door de studiegroep Alternatieve Bekostiging Ruimtelijke Gebiedsontwikkeling zal onder leiding van de secretaris-generaal van IenW het komende jaar breed gekeken worden naar diverse vormen van bekostiging van opgaven in het ruimtelijk domein, waaronder bereikbaarheid.
Om te zorgen voor voldoende bundeling en effectieve inzet van investeringsgelden om zo ruimtelijk-economische ontwikkeling duurzaam te faciliteren komen we tot de volgende acties:
31. Wordt per gebied ingezet op die modaliteiten die daar het best tot hun recht komen: OV en op korte afstanden de fiets in en tussen (binnen)steden, vraagafhankelijke concepten bij te weinig vervoervraag voor bundeling.
32. Ontwikkelen Rijk en regio een integrale bereikbaarheids- en verstedelijkingsstrategie waarbij ruimtelijke verdichting zoveel mogelijk plaatsvindt in bestaand stedelijk gebied, gekoppeld aan bestaande OV-verbindingen en knooppunten. Dit krijgt nu onder andere al vorm in diverse MIRT-onderzoeken in de bereikbaarheidsprogramma’s.
33. Maken overheden in verstedelijkingprogramma’s een koppeling met de mobiliteitsopgaven middels afspraken over frequentieverhoging, (dedicated) uitbreiding in de vorm van HOV of integratie van railgebonden openbaar vervoer met het stedelijk gebied.
34. Wordt voortaan bij gebiedsontwikkeling in de ruimtelijke programmering integraal het bijbehorende mobiliteitsvraagstuk inclusief financierings- en bekostigingsvraagstukken opgepakt. Vooral op drukke delen van het netwerk en daar waar de ruimte beperkt is vraagt dit vaak om extra inzet op OV, fiets en ontwikkeling van de knooppunten.
35. Worden door het Rijk deze principes ook meegenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Via de provinciale Omgevingsvisies, provinciale en regionale mobiliteitsstrategieën en verstedelijkingsagenda’s geven ook de regio’s richting aan de ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.