Op 7 december 2020 ging er weer een controlebericht uit. Miljoenen mensen ontvingen een bericht op hun mobiel om te kijken of hun telefoon goed ingesteld staat voor NL-Alert. Tijd om de balans op te maken. Paul Gelton, directeur Veiligheidsregio’s, Crisisbeheersing en Meldkamer van het ministerie van Justitie en Veiligheid, en Diemer Kransen, directeur en regionaal commandant brandweer bij Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, blikken terug op de ontwikkeling van het alarmmiddel, de resultaten en de toekomst ervan.

“Toen in 2012 NL-Alert werd geïntroduceerd moesten meldkamers wennen aan het nieuwe alarmmiddel,” vertelt Paul. In het begin waren er meldkamers waar NL-Alert alleen ingezet werd als ook de sirenes afgingen. “Gelukkig is die opvatting losgelaten”, zegt hij. “Het is achteraf natuurlijk ook te verklaren”, vult Diemer aan: “In een crisis doe je wat je kent en ga je niet experimenteren met nieuwe technieken.”

Breed toepasbaar

NL-Alert is inmiddels omarmd als belangrijk communicatiemiddel in rampen- en crisisbeheersing en er zijn geen drempels meer. “Van de 33 NL-Alerts in 2013 zijn we gegroeid naar 174 in 2019”, aldus Paul. In de beginjaren werd het middel vooral ingezet bij branden, maar je ziet nu een brede toepasbaarheid bij crises, een positieve ontwikkeling. Zo werden mensen tijdens de eerste golf van de coronacrisis opgeroepen niet naar drukke plekken te gaan en werden strandgasten in augustus nog gewaarschuwd voor gevaarlijke stromingen langs de kust. “Ik kan me zelfs herinneren dat NL-Alert is ingezet bij een ontsnapte slang!” lacht hij.

Paul Gelton
Paul Gelton, directeur Veiligheidsregio’s, Crisisbeheersing en Meldkamer van het ministerie van Justitie en Veiligheid: 'Van de 33 NL-Alerts in 2013 zijn we gegroeid naar 174 in 2019’

Meer aandacht voor de inhoud

Diemer: “Door de grote rampen en crises die we in de afgelopen jaren hebben gehad zijn mensen massaal gewend geraakt aan NL-Alert. Bovendien hebben ze veel eerder behoefte aan informatie over de ramp of crisis. Het is daardoor makkelijker geworden om in te zetten.” Veiligheidsregio’s hebben ook meer aandacht voor de inhoud van een NL-Alert. “We zijn bijvoorbeeld van ‘blijf uit de buurt’, naar ‘sluit ramen en deuren’ gegaan, omdat we merkten dat voor sommige mensen ‘blijf uit de buurt’ juist een reden was om naar het risicogebied toe te komen”, vertelt de directeur van de Veiligheidsregio.

Dat de inzet van NL-Alert verbreedt, is volgens Paul juist goed. “Het laat zien dat NL-Alert wordt omarmd als een middel om een brede doelgroep te alarmeren en informeren.” Diemer: “NL-Alert heeft zichzelf inmiddels bewezen bij ons als veiligheidsregio, maar zeker ook bij de ontvangers van de berichten.”

Diemer Kransen
Diemer Kransen, directeur en regionaal commandant brandweer bij Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland: ‘NL-Alert heeft zichzelf inmiddels bewezen bij ons als Veiligheidsregio, maar zeker ook bij de ontvangers van de berichten’

Landelijk kader

Toch zien we dat niet in iedere veiligheidsregio NL-Alert op eenzelfde wijze wordt ingezet. In sommige regio’s begint de communicatie op Twitter en daarna volgt NL-Alert. Paul: “Dat zou andersom moeten, want je bereikt met NL-Alert veel meer mensen in een risicogebied. Het zou fijn zijn als er een landelijke kaderstelling komt waarbij NL-Alert uniform ingezet wordt. Er ligt namelijk een fantastisch product met een enorm bereik en een grote penetratie dat bijdraagt aan crisisbeheersing.”

Dan richt Paul zich tot Diemer en vraagt: “Waarom wijkt de inzet van NL-Alert per regio zo af? Moeten we daar niet iets aan doen?” Diemer antwoordt: “We zitten al veel meer op één lijn als het gaat over de inzet van NL-Alert, met dank aan de landelijke samenwerking en overlegstructuren. Ook processen en procedures bij veiligheidsregio’s zijn goed ingebed. Een landelijke kwaliteitsnorm is dus niet een oplossing.”

“Oké, maar hoe zorg je dan voor een eenduidige opvatting op álle meldkamers?” vraagt Paul door. “NL-Alert wordt als een zwaar middel gezien. De operatie wil liever geen onnodige informatie de wereld in sturen of opschalen. Bovendien speelt de cultuur van een veiligheidsregio ook een rol. We zouden het meer eens kunnen worden over de aard van het incident waarbij een NL-Alert zou moeten worden uitgezonden. Vooral ook om burgers meer duidelijkheid te bieden wanneer ze een NL-Alert mogen verwachten. Dat vinden zij heel belangrijk.”

'NL-Alert wordt als een zwaar middel gezien. De operatie wil liever geen onnodige informatie de wereld in sturen of opschalen'

NL-Alert als basis

Gevraagd naar de toekomst van het alarmmiddel, stelt Paul: “Ik zie een communicatiefamilie voor me, waarin NL-Alert via cell broadcast de basis vormt, maar wordt ondersteund door bijvoorbeeld een app, website, spraakberichten en kanalen van derden.” De eerste stappen naar de verbreding van het alarmmiddel zijn gezet, maar Paul heeft een ideaalplaatje voor ogen: “Het zou mooi zijn als een veiligheidsregio of meldkamer op basis van de noodsituatie het juiste kanaal kan inzetten om het bereik te vergroten.” En dat grotere bereik komt uiteindelijk ook de veiligheid van burgers ten goede.

“Als je mij echt vraagt naar een ideaalbeeld wil ik pleiten voor een breder handelingsperspectief. Denk aan inzet van NL-Alert bij extreme droogte, Covid of andere crises,” zegt Diemer. “Daarnaast zou ik willen dat het alarmmiddel niet meer ter discussie staat.” Hiermee hint hij naar het waarschuwings- en alarmeringssysteem – ‘de sirenes’. “Maar bovenal moeten burgers aangeven dat NL-Alert voor hen werkt en dat ze ermee geholpen zijn, want dan blijven we tenminste niet meer hangen in een oude discussie over bereik of beperkingen, maar staat het positieve effect van het alarmmiddel centraal.”

Paul sluit af: “Laten we ons inderdaad focussen op de successen. Denk aan 90 procent dírect bereik van het controlebericht. Het hoge vertrouwen van burgers en het feit dat meer dan de helft van de Nederlanders handelingsperspectieven opvolgt en elkaar informeert. Er is geen enkel ander land dat zo’n groot bereik en penetratiegraad kent. 100 procent bereik is lastig, maar we komen heel erg in de buurt.”