Tekst Machteld Scholten
Foto Jeroen Liebers

Een kind verhoren over het verschrikkelijke dat het mogelijk heeft meegemaakt. Het is het dagelijkse werk van zedenrechercheurs en studioverhoorders Pieter Melsen en Wouter Vaessen. Hoe doen ze dat? En wat zijn de valkuilen en de dilemma’s?

Pieter werkt bij de zedenpolitie bij de Eenheid Rotterdam, Wouter is zijn evenknie bij de Eenheid Limburg. Ze zijn studioverhoorders: zedenrechercheurs die  - na een interne opleiding van anderhalf jaar - gespecialiseerd zijn in het verhoren van kwetsbare getuigen: voornamelijk kinderen tussen de 4 en 12 jaar maar ook mensen met een cognitieve functiestoornis of  een licht verstandelijke beperking. Die verhoren gaan vaak over zedenzaken, maar kunnen bijvoorbeeld ook gaan over een moord waar een kwetsbaar iemand getuige van is geweest. Pieter: “Tot zo’n studioverhoor wordt niet lichtvaardig besloten. Want het is, zeker voor een kwetsbare getuige, niet niks om bij de politie een verklaring af te leggen over een heftige gebeurtenis of over iemand die je misschien heel dierbaar is. Als er genoeg andere getuigen zijn of bewijsmateriaal, dan kan er altijd voor worden gekozen het bewijs langs die weg rond te krijgen.”

Pieter Melsen
Pieter Melsen
Wouter Vaessen
Wouter Vaessen

Voorbereiding

Komt het tot een verhoor, dan bezoekt een collega het kind daarvoor al in een neutrale omgeving. Om het vast voor te bereiden op wat komen gaat, maar ook om in te schatten of het kind zijn verhaal straks echt wil vertellen. Wouter: “Als dan al duidelijk is dat dat niet gaat lukken, dan gaat het studioverhoor niet door. Het belang van het kind staat altijd voorop; we gaan het niet forceren. Ook wordt in die voorbereidende fase beoordeeld of het kind begrijpt waartoe het verhoor dient, of het weet waarover het straks gaat praten en of het in staat is om een verklaring af te leggen. Belangrijk, want die verklaring kan uiteindelijk meewegen in de bewijslast.”

Kindvriendelijk

Pieter vervolgt: “Op de dag van het verhoor laten we het kind eerst de verhoorstudio zien: de speciaal daarvoor ingerichte kindvriendelijke ruimte die in niets doet denken aan een ‘gewone’ verhoorkamer. Met spelletjes en vrolijke kleuren, alles om een kind op z’n gemak te stellen. Achter die bijna huiselijke sfeer gaat een heuse studio schuil, met verschillende camera’s, microfoons en regie- en tv-schermen waarachter een collega in een regieruimte meekijkt en –luistert.”

 “We doen nog even een spelletje en vertellen het kind dat het ons alles mag vertellen, dat we niets gek vinden en er niet boos over worden”, vervolgt Wouter. “Ook geven we ‘spelregels’ mee: ‘als je ergens het antwoord niet op weet, dan moet je gewoon zeggen: ik weet het niet’.  Dat klinkt voor de hand liggend, maar de machtsverhouding tussen de politie en een jong kind is natuurlijk niet in evenwicht; een kind kan zich ‘verplicht voelen’ toch maar een antwoord te geven. Kortom, we zorgen ervoor dat een kind helemaal op zijn gemak is en weet waar het aan toe is.”

Bordje met de tekst: verhoorstudio
Overzichtsfoto van de verhoorstudio

Open vragen

Pieter: “Dan begint het daadwerkelijke verhoor en dat luistert erg nauw. Zeker bij jonge kinderen heb je maar weinig tijd: een kwartiertje à twintig minuten praten is wel het maximale. Daarna worden zij moe of raken afgeleid. In die korte tijd proberen we – volgens een scenariomodel - te achterhalen wat er precies is gebeurd.”

“We beginnen met de open vraag: wat kom jij hier vandaag vertellen? Ook daarna stellen we alleen open vragen en vullen het verhaal nergens in”, vervolgt Wouter. “Want als kinderen het gevoel hebben dat je op zoek bent naar een antwoord, zijn zij snel geneigd om met je mee te praten. En dat is nou precies wat we niet willen, zeker niet als het over seksueel misbruik gaat.”

Valkuil

Pieter: “Om de meest zuivere verklaring te krijgen moet je dan ook altijd doorvragen op de woorden die zij zelf gebruiken. Een valkuil is vragen te stellen als: had die man een rode trui aan? Want dan ga je het verhoor sturen, wat de waarheidsvinding in de weg staat. Wat het moeilijk maakt is dat een jong kind in zijn verhaal vaak van de hak op de tak springt. Die brij van informatie brengen we in structuur. We halen er de belangrijke feiten uit, herkennen eventuele strafbare elementen en vragen door totdat we precies weten wat er gebeurd is. We mogen niets zomaar aannemen, want wetstechnisch telt elk detail.”

Computerschermen in de regieruimte waarop de verhoorstudio te zien is
kleurpotloden met kindertekening

Onbevangenheid

Hoe afschuwelijk de verhalen ook zijn die ze soms horen, beide rechercheurs zijn het erover eens: dit werk doet er echt toe. Pieter: “De specifieke manier van verhoren en de onvoorspelbaarheid van kinderen maken het elke keer weer boeiend. We praten over zware onderwerpen en de onbevangenheid waarmee zij ons daarover in vertrouwen nemen, raakt me. Ze kunnen soms op een hele spontane manier vertellen over de meest heftige details. Als je daar op een luchtige manier met hen over praat, zie je ze aan het einde van het gesprek opveren.” Wouter vult aan: “Ik vind het mooi als ik zie dat een kind mij echt vertrouwt en alles wil en durft te zeggen. Als dat lukt geeft me dat elke keer weer een kick. “

Dilemma

Pieter: “Tegelijkertijd kan het doorvragen ook weleens een dilemma opleveren: de loyaliteit van een kind is vaak groot en je vraagt door over wat een vader of broer misschien wel gedaan heeft. En als hij dan mede door toedoen van dit verhoor wordt veroordeeld, wat doet dit dan later met het kind? Dat dilemma kan soms zo groot zijn dat het verhoor niet doorgaat.
Als het wel doorgaat,  blijven we vragen en proberen we de waarheid op tafel te krijgen, hoe moeilijk die ook is. Het gebeurt ook wel eens dat er sprake is van een misverstand. Ook dan is het heel belangrijk dat daar duidelijkheid over komt. Maar er is wel een grens: als we merken dat een kind echt niet wil, dan houden we op.”

Sam en het niet-leuke geheim

“We zien dat een kind echt letterlijk gebukt kan gaan onder een nare gebeurtenis. Nadat het in de studio zijn verhaal heeft verteld, zie je vaak een ander kind naar buiten gaan. Bijna huppelend”, vertelt Wouter. Dat bracht de twee collega’s  op het idee ouders en kinderen te helpen om over moeilijke onderwerpen  - ‘niet-leuke geheimen’-  te praten. Dat is het kinderboek ‘Sam en het niet-leuke geheim’ geworden, waarvan sinds april dit jaar de vierde druk is verschenen.  Pieter: “We hebben bij het schrijven van het boek dankbaar gebruik gemaakt van de adviezen van klinisch psycholoog Iva Bicanic – voorzitter van het Centrum Seksueel Geweld. Het resultaat is een boek dat gebruikt kan worden op scholen en bij therapieën, maar ook gewoon om ‘s avonds uit voor te lezen.  We hopen dat we ouders doen beseffen hoe zwaar moeilijke geheimen kunnen zijn en dat we ouders én kinderen uitnodigen en handvatten geven om het erover te hebben. Het lijkt een cliché, maar praten kan echt het verschil maken. Dat weten wij als geen ander.”  ♦

Detail van het kinderboek van Pieter Melsen en Wouter Vaessen