Tekst Ans Merens en Freek Bucx, m.m.v. Christoph Meng
Foto Tineke Dijkstra

Hoe vergaat het jongeren zo’n anderhalf jaar na het behalen van hun diploma? De verschillen in de arbeidsmarktpositie tussen afgestudeerden van de verschillende schoolniveaus zijn aanzienlijk, maar de verschillen tussen jonge vrouwen en mannen zijn over het algemeen klein.

Van de afgestudeerden van een mbo-opleiding heeft ruim de helft na anderhalf jaar een betaalde baan (figuur 2.1). Voor mannen geldt dat iets vaker dan voor vrouwen, maar de verschillen zijn klein. Ruim een derde van de mbo-afgestudeerden volgt een (vervolg)studie; vrouwen doen dat iets vaker dan mannen.

Bij de hbo-afgestudeerden heeft ruim zeven op de tien na anderhalf jaar een baan, vrouwen iets vaker dan mannen. Hier studeert bijna een op de zeven (verder). Bijna negen op de tien universitair afgestudeerden heeft na anderhalf jaar een baan. Hier zien we geen (statistisch significante) verschillen tussen jonge vrouwen en mannen.

Figuur 2.1
De arbeidsmarktpositie van recent afgestudeerdena, naar geslacht en opleidingsniveau, 2013-2015 (in procenten)b

Bron: ROA (SIS’13-’15) exclusief hbo-kunstvakonderwijs, gewogen gegevens; VSNU (wo-Monitor’13). De gegevens van de mbo’ers en hbo’ers uit 2013 en 2015 zijn gestapeld (uit de SIS-dataset); de gegevens van de wo’ers niet, die zijn alle afkomstig uit 2013 (wo-Monitor)

a Afgestudeerden van een (voltijd) mbo-opleiding, (voltijd) hbo-bachelor respectievelijk (voltijd) wo-master opleiding die op moment van enquête jonger waren dan 30 jaar.
b Bij de mbo’ers en de hbo’ers zijn verschillen tussen vrouwen en mannen significant (p < 0,05), bij de wo’ers niet.

Jonge vrouwen en mannen verschillen eveneens weinig in het niveau en de richting waarin zij werken (niet in figuur). Bij de mbo-afgestudeerden zijn het de vrouwen die iets vaker werkzaam zijn op minimaal hun eigen niveau, bij de hbo- en wo-afgestudeerden zijn het de mannen. Bij de mbo-afgestudeerden hebben mannen iets vaker een baan die in overeenstemming is met hun opleidingsrichting dan vrouwen; bij de andere groepen zijn er geen verschillen. (Meer informatie over deze laatste uitkomsten is te vinden in Bijlage B2, tabel B2.4.)

Vrouwelijke schoolverlaters vaker in deeltijd

Onder alle werknemers in Nederland werkt driekwart van de vrouwen in een deeltijdbaan (Dirven en Portegijs 2016). Dit patroon is ook al zichtbaar in de eerste banen van schoolverlaters. Vrouwelijke schoolverlaters werken vaker in deeltijd dan mannelijke schoolverlaters (figuur 2.2). De verschillen zijn het grootst onder de mbo’ers. Slechts een kwart van de vrouwen werkt daar fulltime. Velen werken in middelgrote of grote deeltijdbanen. Onder hbo- en universitair afgestudeerden zijn de verschillen tussen jonge vrouwen en mannen kleiner.

Dat pas afgestudeerde vrouwen minder uren per week werken dan mannen, vinden we bij zowel autochtone als migrantengroepen terug (zie voor meer informatie: Bijlage B2, tabel B2.5). De verschillen zijn groter in de niet-commerciële sectoren (zoals overheid en andere non-profit organisaties) dan in de commerciële sectoren (zie voor meer informatie: Bijlage B2, tabel B2.6).

Figuur 2.2
Wekelijkse arbeidsduur van werkende recent afgestudeerdena, naar geslacht en opleidingsniveau, 2013-2015 (in procenten)b

Bron: ROA (SIS’13-’15) exclusief hbo-kunstvakonderwijs, gewogen gegevens; VSNU (wo-Monitor’13). De gegevens van de mbo’ers en hbo’ers uit 2013 en 2015 zijn gestapeld (uit de SIS-dataset); de gegevens van de wo’ers niet, die zijn alle afkomstig uit 2015 (wo-Monitor)

a   Afgestudeerden van een (voltijd) mbo-opleiding, (voltijd) hbo-bachelor respectievelijk (voltijd) wo-master opleiding, die op moment van enquête betaald werk hadden en jonger waren dan 30 jaar.
b   Verschillen tussen vrouwen en mannen zijn significant (p < 0,05).

Foto Valerie Kuypers

Jonge vrouwen zijn minder vaak tevreden met hun baan…

Ongeveer twee derde van de mbo- en hbo-afgestudeerden en ongeveer driekwart van de wo-afgestudeerden is tevreden met zijn of haar functie (figuur 2.3). Bij alle drie groepen is de tevredenheid onder jonge vrouwen minder groot dan onder jonge mannen, al zijn de verschillen niet zo groot. Verschillen tussen vrouwen en mannen zijn wat groter in de commerciële sectoren dan in de niet-commerciële sectoren (overheid en non-profit) (zie voor meer informatie over deze aanvullende analyses: Bijlage B2, tabel B2.7).

Dat vrouwen over het algemeen minder tevreden over hun baan zijn dan mannen hangt er onder andere mee samen dat vrouwen minder uren werken en een lager loon ontvangen, zo blijkt uit aanvullende analyses (meer informatie over deze aanvullende analyses is te vinden in Bijlage B2, tabel B2.8). Mogelijk werken jonge vrouwen vaker onvrijwillig in deeltijd dan mannen (zie ook Portegijs et al. 2008) of zijn ze minder tevreden over hun inschaling. De onderzoeken onder schoolverlaters bevatten hierover helaas geen informatie.

Figuur 2.3
Aandeel werkende recent afgestudeerden dat (zeer) tevreden is met huidige functiea, naar geslacht en opleidingsniveau, 2013-2015 (in procenten)b

Bron: ROA (SIS’13-’15) exclusief hbo-kunstvakonderwijs, gewogen gegevens; VSNU (wo-Monitor’13). De gegevens van de mbo’ers en hbo’ers uit 2013 en 2015 zijn gestapeld (uit de SIS-dataset); de gegevens van de wo’ers niet, die zijn alle afkomstig uit 2015 (wo-Monitor)

a  Afgestudeerden van een (voltijd) mbo-opleiding, (voltijd) hbo-bachelor respectievelijk (voltijd) wo-master opleiding die op moment van enquête betaald werk hadden en jonger waren dan 30 jaar.
b  Bij de mbo’ers zijn verschillen tussen vrouwen en mannen niet significant, bij de hbo’ers en wo’ers wel (p < 0,05).

… en zij zijn minder positief over hun carrièreperspectieven

Ongeveer de helft van de mbo- en hbo-afgestudeerden en ongeveer twee derde van de universitair afgestudeerden is positief over de carrièreperspectieven die hun huidige functie biedt (figuur 2.4). De verschillen tussen jonge vrouwen en jonge mannen zijn hier echter groot. Vrouwen zijn duidelijk minder vaak positief dan mannen, en deze verschillen zien we bij zowel de mbo-, hbo- als wo-afgestudeerden. Voor een deel hebben de verschillen in ervaren carrièreperspectieven te maken met de eerder geconstateerde verschillen in aantal gewerkte uren en salariëring (meer informatie over deze aanvullende analyses is te vinden in Bijlage B2, tabel B2.9). Dit zou erop kunnen duiden dat afgestudeerden die in deeltijd werken (veelal vrouwen) hun kansen om carrière te maken lager inschatten dan voltijdwerkenden. Als het gaat om de doorstroom naar managementfuncties is dit realistisch: managers werken veel vaker in voltijd dan in deeltijd (Merens en Dirven 2016).

De verschillen tussen vrouwen en mannen zijn groter in de commerciële dan in de niet-commerciële sector. Toch zien we ook in de niet-commerciële sector (overheid en non-profit) dat vrouwen minder positief zijn over hun loopbaanperspectief dan mannen (meer informatie over deze aanvullende analyses is te vinden in Bijlage B2, tabel B2.10).

Figuur 2.4
Aandeel werkende recent afgestudeerdena, dat (zeer) positief is over carrièremogelijkheden, naar geslacht en opleidingsniveau, 2013-2015 (in procenten)b

Bron: ROA (SIS’13-’15) exclusief hbo-kunstvakonderwijs, gewogen gegevens; VSNU (wo-Monitor’13). De gegevens van de mbo’ers en hbo’ers uit 2013 en 2015 zijn gestapeld (uit de SIS-dataset); de gegevens van de wo’ers niet, die zijn alle afkomstig uit 2015 (wo-Monitor)

a  Afgestudeerden van een (voltijd) mbo-opleiding, (voltijd) hbo-bachelor respectievelijk (voltijd) wo-master opleiding, die op moment van enquête betaald werk hadden en jonger waren dan 30 jaar.
b  Verschillen tussen vrouwen en mannen zijn significant (p < 0,05).

Dit artikel citeren als:
Merens, Ans en Freek Bucx, m.m.v. Christoph Meng (2017). Schoolverlaters: anderhalf jaar later. In: Eerste treden op de arbeidsmarkt. Geraadpleegd via https://magazines.rijksoverheid.nl/scp/werken.