Hoe kijken mensen buiten Toeslagen naar ons? Voor dit artikel spraken we een aantal samenwerkingspartners. Ze vertelden ons hoe ze de samenwerking ervaren, wat er goed gaat en wat er beter kan. Én ze reageerden op een aantal stellingen.
Kun je de samenwerking met Toeslagen beschrijven?
Rafael: “De zorgtoeslag is in 2006 ingevoerd en sinds 2016 werk ik aan het dossier Zorgtoeslag. In het begin spraken we elkaar een keer per maand over parameters en aantallen. De afgelopen 2 jaar heeft de uitvoering een veel grotere rol gekregen in de gesprekken. Ook is er veel vaker contact. We hebben het over de dienstverlening en over signalen vanuit de uitvoering.”
Bart: “De samenwerking is veranderd. Er is veel intensiever contact op alle niveaus. Op medewerkerniveau, op mijn niveau en op het niveau van de directeur-generaal. Ik zie dat de afstand tussen Toeslagen en de opdrachtgevers kleiner wordt. Wij kunnen geen uitvoerbare wetten maken als we de kant van de uitvoering niet kennen. En omgekeerd kan de uitvoering de wet niet goed uitvoeren als ze niet weten wat wij bedoelen. Daar heb je een gesprek voor nodig, dat kan niet vaak genoeg plaatsvinden.”
Emmeline: “We werken in een verbetertraject met Toeslagen, ouders en specialisten uit de kinderopvangbranche. Zelf hebben we een adviserende rol in het traject. Een van de projecten is de maandelijkse gegevenslevering door de kinderopvangorganisatie. Zij geven het aantal uren opvang en de prijs door aan Toeslagen. Zit er een verschil tussen het aantal uren dat de kinderopvang doorgeeft en het aantal dat de ouders hebben doorgegeven? Dan wordt er een signaal afgegeven. Soms vergeten ouders bijvoorbeeld een wijziging door te geven in het aantal uren kinderopvang, waardoor ze achteraf veel terug moeten betalen. Dat proberen we te voorkomen door structureel de gegevens door te geven en verschillen op tijd te signaleren.”
Wat gaat er goed in de samenwerking?
Bart: “Er gaat heel veel goed in de samenwerking. We praten mét elkaar, niet over elkaar. Zowel over verandering als over de huidige uitvoering hebben we veel overleg. En we hebben vertrouwen in elkaar. Ik vertrouw erop dat iedereen bij toeslagen oprecht zijn werk doet. Ik ken geen ambtenaren die bewust burgers aan het treiteren zijn.”
Robin: “Op grote lijnen gaat de samenwerking heel goed. We weten elkaar goed weten te vinden en werken op een constructieve manier samen. Afgelopen jaar hebben we sessies gehad waarbij we bij elkaar achter de voordeur keken: wat is voor ons belangrijk, voor jullie belangrijk? We begrijpen nu beter van elkaar waar we vandaan komen. Van beide kanten hebben we dat als positief ervaren.”
Emmeline: “Vanaf het begin zijn we samen opgetrokken, dat vond ik heel fijn. We zagen bijvoorbeeld dat de invoeringstermijn van de maandelijkse gegevenslevering best krap was. Toen hebben we samen gekeken: wat is haalbaar voor alle partijen? Aan de ene kant wil je dat iets zo snel mogelijk gebeurt, maar aan de andere kant moet het ook goed gebeuren. Aan het begin van het traject, ruim twee jaar geleden, had Toeslagen minder oog voor de consequenties voor de branche, maar dat is veranderd. Er is echt goed geluisterd en er is veel respect over en weer. We hebben duidelijke aanspreekpunten en nieuwe ideeën worden op tijd met ons besproken.”
Wat kan beter?
Robin: “Met de ontwikkelingen van de afgelopen tijd zijn er wel wat uitdagingen. Hoe komen signalen van Toeslagen naar ons? Wanneer is het een individueel geval en wanneer is het een signaal waar we iets mee moeten doen? Hetzelfde geldt voor de maatwerkdiscussie. Hoe ver kun je daarin gaan? Het is goed dat die discussie nu gevoerd wordt. We gaan met elkaar ervaren en leren.“
Rafael vult aan: “We kunnen nog steeds meer bij elkaar achter de voordeur kijken. Van elkaar begrijpen waarom we bepaalde keuzes maken. Onze besluiten zijn vaak gebaseerd op politieke logica. En dat botst wel eens met de uitvoeringsrealiteit. De uitvoering mag hierin een stevig signaal afgeven. Voor de uitvoering is het bijvoorbeeld helemaal niet zo eenvoudig om even snel een grote groep mensen een brief te sturen. ”
Bart: “We staan onder grote druk van de Tweede Kamer, het kabinet en de media om problemen op te lossen. We worden erg geleefd door de omgeving. Ik gun ons meer rust. Ik denk namelijk dat we dan sneller tot de oplossing kunnen komen. Per saldo ben ik heel blij met de samenwerking met Toeslagen. We hebben elkaar echt gevonden. Dit gaat goedkomen.”
Hoe reageren onze samenwerkingspartners op een drietal stellingen?
Stelling 1: Toeslagen verandert te langzaam.
Emmeline: “Als ik kijk naar deze samenwerking vind ik dat Toeslagen heel snel verandert. Ik vind het bewonderenswaardig dat zo'n grote organisatie zo snel verandert. Dat vraagt veerkracht van de medewerkers. Maar vanuit burgerperspectief duurt het waarschijnlijk te lang.”
Bart: “Ik denk dat we zo snel veranderen als we kunnen. Op sommige punten zelfs sneller en dat is ook een risico. Het is altijd zoeken naar de balans tussen snelheid en kwaliteit.”
Robin: “Dat is lastig te zeggen. Volgens mij is het best wel een complexe opgave om een organisatie zo te veranderen op het moment dat er zoveel speelt. Er ligt zoveel op het bordje bij Toeslagen dat je ook realistisch moet zijn in wat er kan.”
Stelling 2: De samenwerking met Toeslagen gaat uitstekend.
Rafael: “Ja, we kunnen elkaar goed vinden, de contacten zijn goed en we kunnen snel schakelen.”
Emmeline: “Ja, ik ben heel blij met onze samenwerking. Het voelt als een partnership.”
Bart: “Jazeker! Dat wil niet zeggen dat er geen verbetering mogelijk is. Maar als je kijkt naar de complexiteit van de regeling, gaat het heel goed. We hebben vertrouwen in elkaar, dat is de basis voor iedere samenwerking.”
Stelling 3: Er moeten radicale wijzigingen op het toeslagenstelsel komen.
Rafael: “Dat is een politieke keuze en die hebben we te respecteren. Als de politiek het anders wil, dan moet het anders. Maar als je sec naar de uitvoering kijkt, dan zeg ik: dat is absoluut nog niet nodig.”
Robin: “Ik ben het met Rafael eens. Natuurlijk moet je kijken of je iets kunt verbeteren. Maar dat is wat anders dan een radicale verandering dan toeslagenstelsel.”
Bart: “Nee. We hebben de neiging te denken ‘oh, het is fout gegaan, dus het moet anders’. Je kunt wel roepen dat het radicaal anders moet, maar hoe dan? We hebben best een goed stelsel. Radicaal veranderen is politici-taal en daar komen ongelukken van. Veel bij Toeslagen gaat wél goed. Ik gun ons echt een beetje rust om Nederland zo snel mogelijk te geven waar het recht op heeft: goed functionerende en rechtvaardige toeslagen. Dat vind ik het allerbelangrijkste.”
Emmeline: “Nee, vind ik niet. Dat komt met name door het woord ‘radicale’. Eigenlijk werkt het toeslagenstelsel nu pas zoals het was bedoeld. Het is destijds onder stoom en kokend water ingevoerd met alle consequenties van dien. Het moet een beetje zijn weg vinden en landen. Dus ga nou niet overhaast iets nieuws invoeren, dan krijg je weer hetzelfde. Ons advies aan alle politici: kijk vooral naar wat beter kan, maar ga niet radicaal veranderen. Een alternatief bedenken is vaak lastiger dan bedenken wat je niet wilt. Koester wat goed gaat. En verkoop je oude schoenen niet voordat je nieuwe hebt.”