Tekst Linda Hilhorst en Vincent Theunissen schrijven om en om over hun beslommeringen bij het ministerie.
Foto René Verleg

Portret Linda Miedema
Linda Miedema-Hilhorst


Vroeger grapten we hoe we als ambtenaren werden opgehokt op kantoor; de intensieve ambtenaarhouderij. Op een gegeven moment moesten we juist rondscharrelen maar werd de ruimte waarin dat kon wel flink beknot. Met name als we ons om tien voor negen in een lift propten, gaven we de VWS-ambtenaarhouderij maximaal 1 goed-leven-ster. En nu… nu is er na enige tijd min of meer solitair te hebben doorgebracht, aandacht voor het feit dat we kuddedieren zijn, die het nodig hebben om in groepen samen te komen. Dit dan weer wel zo veel mogelijk in onze eigen bubbel, om besmettingshaarden te voorkomen.

Voor sommigen klinkt dit allemaal triviaal. En in tijden van nood is dat ook zo. Toch denk ik dat het goed is om oog te hebben voor de verbinding tussen het materiële en immateriële. Een jaar of tien geleden deed ik een cursus. We spraken over het contact met je publiek en wat het doet als er een tafel tussen jou en de luisteraar staat. Of dat als je met elkaar op de grond zit en je de knieën voor je buik optrekt, je letterlijk een muur optrekt die je in een gesprek terugziet. Sinds die cursus heb ik er oog voor gekregen hoe we fysiek afstand creëren als we niet écht het gesprek aan willen met elkaar. Of andersom, hoe we niet in gesprek gaan als er een fysieke barrière tussen staat.

Wat doen de corona-jaren dan pijn aan je ogen, met deze blik. En hoewel het veel voordelen heeft om thuis te werken en Nieuwjaarszoenen te mogen overslaan, denk ik dat het voor ons als beleidsmakers die op weg zijn naar kantoor, heel goed is als we de wereld zien, geen afstand ervan houden en niet in bubbels werken.
Hopelijk is dat snel weer eigentijds.