Tekst Linda Hilhorst en Vincent Theunissen schrijven om en om over hun beslommeringen bij het ministerie.
Foto René Verleg

Nu we hopelijk langzaam het einde van het zompige moeras van de afgelopen twee pandemische jaren in zicht krijgen, is het tijd voor enig achteromkijken. Iets waar ik als historicus altijd beter in ben geweest dan in vooruitblikken.

Vincent Theunissen
Vincent Theunissen

Echte rampspoed passeerde de deur van mij en mijn naasten gelukkig; de eigen littekens van deze coronacrisis bleven gelukkig beperkt. Het grootste ontstond al een week nadat de eerste grotere set van noodmaatregelen in 2020 werd afgekondigd.

Eind maart van dat jaar zou ik immers afreizen naar Van Eyck: Een optische revolutie. De volgens vele recensenten adembenemende overzichtstentoonstelling van de middeleeuwse schilder in het Museum voor Schone Kunsten in Gent.

Niet eerder werden zoveel kunstwerken van Jan van Eyck bijeengebracht. Van de drieëntwintig overgebleven werken die met een zekere mate van waarschijnlijkheid van zijn hand zijn, sierde meer dan de helft de expositie in Gent.

Te midden van de creaties van talloze tijdgenoten maakte de tentoonstelling volgens kenners duidelijk hoe Merckxiaans de Vlaming (of eigenlijk moet ik chauvinistisch zeggen: Limburger) uittorende boven de rest van de schilders van die tijd. En belangrijker: hoe Van Eycks fenomenale techniek, geniale toepassing van olieverf, grondige wetenschappelijke kennis en ongeëvenaarde observatievermogen doorslaggevend waren voor de verdere ontwikkeling van de beeldende kunst in Europa.

Dit bleek zeker ook uit de op de expositie aanwezige panelen van het Lam Gods; het altaarstuk uit de Gentse Sint Baafs-kerk en het magnum opus van de kunstenaar. Panelen die op de tentoonstelling voor het eerst sinds lange tijd van heel dichtbij en op ooghoogte te zien waren. In plaats van hoog en veilig weggeborgen achter glas. En bovendien gerestaureerd. Waardoor de oorspronkelijke kleuren weer straalden als nooit te voren.

Once in a lifetime dus. Maar corona wenste anders; de deuren van de tentoonstelling gingen nog voor die 20e maart toe en liet mijn mediëvistenhart gewond achter.

Nu de mist van twee pandemische jaren lijkt op te trekken, is het niet alleen tijd voor terug- maar ook voor vooruitkijken. En zelfs voor een kleinere hartenkreet. Want kunst en cultuur werden de afgelopen periode hard geraakt.

En dat terwijl de WHO in november 2019 aan de vooravond van de coronacrisis beleidsmakers juist opriep meer te investeren in culturele interventies in de gezondheidszorg. Het actief of passief beleven van kunst bevordert de gezondheid en het algehele welbevinden, zo bleek duidelijk uit onderzoek.

En kunst geeft ons niet alleen esthetisch plezier. Maar reikt ook wijze en nuttige lessen aan voor maatschappelijke vraagstukken.

Van Eycks Lam Gods zelf bijvoorbeeld bulkt van de symboliek en achter elk detail schuilt een heel verhaal. Dat maakt van Jan Van Eyck niet alleen een meesterlijke schilder, maar ook een echte verteller. En biedt zelfs voor niet gelovigen als ik (of moderne mensen als wij allemaal) waardevolle boodschappen. De zeven deugden rechtvaardigheid, wijsheid, moed, gematigdheid, geloof, hoop en liefde (vertegenwoordigd door zeven groepen) wandelen eendrachtig en deemoedig op de panelen van het altaarstuk naar het lam. Dat zich dienstbaar “geofferd” heeft voor anderen.

Het schilderij is daarmee een spiegel en tegelijkertijd antidotum voor het huidige tijdsgewricht, waarbij het – uitvergroot door de coronacrisis – steeds meer lijkt te gaan om het individuele en nooit meer om het collectieve. Waarin talkshows vooral podia zijn voor het verkondigen van het eigen gelijk en weer andere media volop ruimte bieden voor ressentiment en afrekening. En veel mensen uiteindelijk lijnrecht tegenover elkaar komen te staan en blijven.

Twee jaar later dan gepland zal ik over een paar weken mijn stedentrip naar Gent alsnog maken. Om het opgeknapte Lam Gods te bekijken.

Ik zal dan hopelijk zien – helaas niet dichtbij, maar opnieuw veilig opgeborgen achter glas –  dat het lam op het centrale paneel zijn oude uiterlijk terug heeft gekregen. Met ogen die je priemend aankijken. En dat was ook de bedoeling van Van Eyck. Want het beest wijst je zo op de plicht om voor anderen te zorgen. Of in elk geval rekening met hen te houden.