Marjan Hammersma, secretaris-generaal ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Martijn Jebbink, hoofd organisatie en ontwikkeling OCW
In de brief van de SG’s naar informateur Schippers geven de SG’s onder andere aan dat een nieuwe werkwijze nodig is om een wendbare en innovatieve overheid te zijn. Marjan Hammersma en Martijn Jebbink geven het belang voor OCW aan en lichten hun vernieuwende werkwijzen toe.
Intensief samenwerken
"Als overheid sta je midden in de samenleving. En deze verandert steeds sneller. De overheid zal die snelle verandering moeten absorberen. Daarom moeten wij nagaan of wij het werk goed doen en of dit het juiste effect bereikt. En voor het absorberen zijn nieuwe manieren van werken nodig. Wij moeten dus investeren in zowel tijd als kwaliteit van het werk en ruimte creëren om die nieuwe manieren eigen te maken. Dat kunnen we doen door gebruik te maken van initiatieven en oplossingen uit de samenleving. Wij noemen dat intensief samenwerken. We kunnen veel uit de praktijk halen.
De nieuwe manier van werken vormgeven
Wij doorlopen een voortdurend leerproces van experimenteren, oefenen en aanpassen. De ADR hielp ons daarbij. Wij vroegen hen om ons een beeld te geven van de wijze waarop wij in ons dagelijks werk aansluiten bij de ontwikkelingen en opgaven in de samenleving. Dat leverde interessante inzichten op die we met elkaar konden delen. Vervolgens wilden wij graag weten wat wel of wat niet werkte om te bezien of onze manier van werken ook rendeert. De ADR gaf ons, na hun onderzoek onder OCW’ers, terug dat er niet één beste manier van samenwerken is, maar dat je per onderwerp moet kijken wie je erbij betrekt om de samenwerking intensiever te maken. Vervolgens gingen we samen met de ADR het experiment aan door ook voor het onderzoek de interactie met het veld te zoeken. Samen met hen organiseerden wij sessies met partners uit het veld, waarbij we de verschillende betrokkenen van binnen en buiten OCW samenbrachten. Dat was een gezamenlijk leerproces, dat overigens ook een beter onderzoek opleverde voor ons en de ADR.
De leeropbrengsten
Een eerste opbrengst is de bewustwording dat je voordat je een samenwerking aangaat goed nadenkt over het probleem dat je wilt oplossen, met wie je dat wilt doen, met wie je spreekt en een gezamenlijk doel formuleert. Een goede krachtenveldanalyse dus. Voorts zijn wij bewustvan onze veranderende rol als samenwerkingspartner. Wij zijn ervoor om partijen bij elkaar te brengen en het goede gesprek te kunnen voeren. Ambtenaren zijn volgens ons letterlijk en figuurlijk vertalers. Wij zijn geen zenders meer zoals vroeger, maar vakmensen die weten wat de praktijk nodig heeft en kunnen uitleggen waarom de politiek soms dingen wel of niet doet. Bij de rol van vertaler past het om goed te luisteren en ontvankelijk te zijn voor de signalen in het veld. De aanpak die deze samenwerking vraagt, is dus een heel andere dan (alleen) bezig te zijn met wetten, regels en instrumenten bedenken. We ontdekten ook dat het veld respect en erkenning ervaart als intensief wordt samengewerkt. Ons werk is dan ook mensenwerk. Tot slot schreef de ADR ook in haar rapport dat het leereffect van onze manier van werken betere relaties opleverde.
Randvoorwaarden om te kunnen leren
Je moet altijd goed in de gaten houden welke rol je als overheid hebt. Van belang is dat je vanuit je ambtelijk vakmanschap de goede dingen doet voor de publieke functie. Daarnaast heb je te maken met de politieke speelruimte die je geboden wordt. Een randvoorwaarde is verder dat je een betrouwbare overheid wilt zijn. Het werk dat we doen moet op z’n minst even goed blijven, ook al doen we het op een andere manier. Wij passen geleidelijk onze werkwijzen aan, daar waar de buitenwereld - bijvoorbeeld ‘Agile werken’ in de ICT-wereld - daar eerder mee is. Het is daarbij belangrijk dat we de aanpak van het werk aanpassen aan de omstandigheden. Onze wens is uiteindelijk om meer verschillende werkwijzen te kunnen gebruiken."