Tekst Kolonel Erwin Hoogland
Foto Sergeant-majoor Maartje Roos
Lange colonnes met militaire voertuigen met blauwe lampenkappen en blauwe vlaggen verplaatsen over de A12 richting Arnhem. Militairen houden auto’s tegen om de colonnes doorgang te geven. Op verschillende stations staan treinen beladen met zwaar militair materiaal. In de havens ontladen schepen militaire voertuigen en grote hoeveelheden munitie. Beelden uit de Koude Oorlog?
Militaire snelwegen op de kaart gezet
Tijdens het 10-jarig jubileum van het Movement Coordination Centre Europe (MCCE) op 8 mei 2017 te Eindhoven, benadrukte oud-minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert het belang van de verbetering van de militaire mobiliteit binnen Europa. Op 29 mei lichtte zij tijdens de vergadering van NAVO-defensieministers in Brussel het Nederlandse initiatief ter verbetering van de militaire mobiliteit toe. Op 10 november 2017 presenteerden de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid een gezamenlijke mededeling voor het verbeteren van militaire mobiliteit in de EU, zodat de EU adequaat en tijdig kan reageren op interne en externe crisissituaties.
Op 1 Maart 2018 was de internationale Permanent Structured Cooperation (PESCO) kick-off meeting Military Mobility onder Nederlands voorzitterschap in Den Haag. Tijdens deze bijeenkomst werden de eerste palen in de grond geslagen om uiteindelijk te komen tot gemeenschappelijke afspraken om verplaatsingen van militaire eenheden door Europa eenvoudiger en sneller te maken. Maar waarom staat verplaatsing van militaire eenheden in Europa zo hoog op de agenda? Waar liggen dan de uitdagingen? Zijn we goed voorbereid? Terechte vragen.
Sneller door Europa
Bij een oplopende spanning kan het noodzakelijk zijn om aanvullende militaire eenheden snel te verplaatsen naar de grenzen van Europa. Dit betekent militaire verplaatsingen van bondgenoten via (lucht)havens en over (spoor)wegen om vervolgens hun weg te vervolgen richting deze grenzen. Het ligt voor de hand dat Nederland als doorvoerland voor Amerikaanse, Canadese, Britse en Ierse militaire eenheden een belangrijke rol kan vervullen. Nederland beschikt immers over uitstekende havens, moderne luchthavens en een goed uitgerust spoor- en wegennet. Ook heeft Nederland een goede infrastructurele aansluiting op het verkeersnetwerk van onze buurlanden.
In de praktijk blijkt echter dat verplaatsing van militaire eenheden door Europa te veel tijd in beslag neemt. Elk land heeft zijn eigen nationale procedures en verschillende doorlooptijden. Daar komt nog bij dat de wetgeving betreffende militaire transporten en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals munitie, in Europa niet is geharmoniseerd. Hierdoor moeten colonnes bij elke grens stoppen, omrijden of telkens aanpassingen doorvoeren om aan de verschillende nationale wetgevingen te kunnen voldoen. Zo voldoen militaire voertuigen in het algemeen bijvoorbeeld niet aan de milieunormering van de Maasvlakte en moet voor elk voertuig een ontheffing aangevraagd worden.
Bovendien hebben Europese landen verschillende regels en procedures, waardoor extra bureaucratische rompslomp is ontstaan. Ook zijn de rollen en verantwoordelijkheden van de overheids- en civiele instanties verschillend. Daarom moet voor één transport met tientallen verschillende instanties contact worden opgenomen en een onvoorstelbaar aantal documenten worden ingevuld.
Daarnaast zijn militaire eisen aan infrastructuur niet altijd meer eenduidig en zelfs niet herkenbaar zoals weleer. De bekende gele bordjes bij bruggen en overgangen die de belastbaarheid van deze bruggen weergeven zijn nagenoeg overal verdwenen. Ook een internationaal genormeerde gegevensbank over beschikbare en bruikbare infrastructuur is niet aanwezig. Elk land heeft dit op zijn eigen wijze vastgelegd. Hierdoor is uitwisseling van informatie, welke noodzakelijk is voor snelle planning van dergelijke militaire verplaatsingen, niet eenvoudig.
Daar komt nog eens bij dat delen van commerciële havens en rangeerterreinen vrij moet worden gemaakt voor militair gebruik. Deze infrastructuur is dan niet te gebruiken voor de normale bedrijvigheid. Uit beveiligingsoogpunt geldt dit ook voor de directe omgeving van en het luchtruim boven zo’n tijdelijk militair object. Vervolgens moeten het spoor en doorgaande wegen vrijgemaakt worden voor militaire transporten. Dat dit alles economische en maatschappelijke gevolgen heeft mag duidelijk zijn. Zo werden bijvoorbeeld tijdens de Nuclear Security Summit in 2014 de A5, A44, N14 en N440 tijdelijk afgesloten. Dat hierover heldere afspraken met overheden en commerciële partners moeten worden gemaakt is evident.
Concreet werken we nu aan eenduidige afspraken voor diplomatieke toestemming om met militaire capaciteiten over elkaars territorium te mogen verplaatsen. Deze zogenaamde “Diplomatic Clearance” moet dan zo snel mogelijk worden afgegeven om geen nodeloze vertraging op te lopen. Daarnaast streven we naar één douaneformulier voor alle lidstaten. Ook proberen we eenduidige militaire eisen voor onder andere infrastructuur en de toegang tot elkaars database betreffende deze infrastructuur met elkaar af te spreken. Eenduidige regelgeving rond het vervoer van gevaarlijke stoffen staat ook op de agenda.
Extra uitdagingen
Terugdringen van de bureaucratie, uniformeren van de wetgeving en eenduidige afspraken met commerciële partners zijn echter niet de enige uitdagingen om snel militaire eenheden door Europa te verplaatsen. Een andere uitdaging is het voorkomen van activiteiten om deze verplaatsingen te hinderen of zelfs onmogelijk te maken. Een tegenstander zou havens kunnen blokkeren met zeemijnen of spoorlijnen kunnen saboteren, demonstraties kunnen organiseren, (vracht)auto’s bewust laten stranden of zelfs laten verongelukken om wegen te blokkeren. Voeg daar aan toe de digitale kwetsbaarheid van onze vitale infrastructuur. De NotPetya cyberaanval legde in juni 2017 delen van de Rotterdamse haven stil. Deze aanval was mogelijk niet specifiek gericht, maar stel dat een tegenstander wel doelgericht instanties zoals verkeersleiding, verkeercentrales en de centraal aangestuurde sluizen en bruggen met digitale middelen aanvalt. Dit zou grote gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse nationale veiligheid.
Defensie beschikt niet meer over grote hoeveelheden diepladers of platte wagons voor zwaar materieel. Zij is hiervoor afhankelijk van civiele bedrijven. Ook het gebruik van infrastructuur is vaak in handen van civiele bedrijven zoals havenbedrijven en ProRail. Bovendien zal dit alles plaats moeten vinden zonder dat de noodwetgeving van kracht is, waardoor gemeenten, provincies, veiligheidsregio’s en nationale overheden allemaal een eigen rol en verantwoordelijkheid hebben. Dit betekent dat overheden en civiele partijen gecoördineerde fysieke als digitale maatregelen moeten nemen om de militaire snelwegen mogelijk te maken.
Veranderende strategische context
Stel, het is 2020. Russische legereenheden verzamelen zich voor de grote oefening ZAPAD 2020 in Wit-Rusland, Kaliningrad en langs de oostgrens van de Baltische Staten en Polen. De Russische marine vaart uit om te oefenen in de Oostzee en Noordelijk gedeelte van de Atlantische oceaan. Strategische luchtmachteenheden en ballistische raketsystemen oefenen ook. Agressieve retoriek over westerse inmenging neemt hand over hand toe en de Russische president sluit inzet van krijgsmacht tegen de Baltische Staten en Polen niet uit. NATO en bondgenoten besluiten onmiddellijk extra militaire eenheden te ontplooien aan de oostflank van Europa.
Dit is een hypothetisch scenario, maar in 2008 voerden Russische eenheden de oefening KAVKAZ uit aan de grens met Georgië. Officieel namen 8.000 personen deel aan deze oefening. Echter, de Russische generaal Yuri Netkachev verklaarde in een interview met de “Independent Gazette” dat het officiële aantal deelnemers bewust laag werd gehouden om internationale waarnemers buiten de deur te houden. De oefening KAVKAZ eindigde op 2 augustus 2008, maar de Russische eenheden bleven aan grens met Georgië. Op 7 augustus 2008 viel een legereenheid ter grootte van 40.000 man Georgië op binnen. Onder internationale druk stopte vijf dagen later dit offensief te hoogte van Tbilisi midden in Georgië.
De Russische annexatie van het Krim-schiereiland, haar betrokkenheid bij het interne conflict in het Donetsbekken (de Donbass) in het oosten van Oekraïne en de militaire versterkingen aan de grenzen van de Russische Federatie heeft de veiligheidssituatie in Europa op scherp gezet. Als reactie hierop heeft de NAVO-top in Warschau in juli 2016 besloten tot de oprichting van de Enhanced Forward Presence (eFP). Deze presentie bestaat uit multinationale eenheden die ontplooid zijn in de Baltische Staten ter verdediging van het NAVO-bondgenootschappelijk grondgebied om zo invulling te geven aan een geloofwaardige afschrikking.
Minder waarschijnlijk, maar de inzet elders aan de grenzen van Europa moet ook mogelijk zijn. Vaker wordt gememoreerd aan de ring van instabiliteit aan de randen van Europa. Zuid-Europese landen hebben hier hun eigen veiligheidsappreciatie van. Landen als Roemenië, Bulgarije en Hongarije hebben terecht ook een eigen beeld op hun veiligheidssituatie. Een focus op alleen de Baltische Staten en Polen zou daarom kortzichtig zijn.
Dit alles lijkt veel op de bijna vergeten tijd van de Koude Oorlog en misschien is het wel de Koude Oorlog in een nieuw winterjasje, waarbij de ijzige wind niet alleen uit het oosten hoeft te waaien. Daar wordt nu hard aan gewerkt. Gelukkig zijn we de ervaringen uit het verleden niet volledig vergeten, maar we moeten ze wel weer up-to-date brengen.
Kolonel Erwin Hoogland is militair adviseur bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarvoor was hij Hoofd Operaties van de Directie Operaties van het ministerie van Defensie.