Tekst Anne de Ruijter

In augustus 2015 begon Wiesje Elfferich als civiel adviseur van de Nederlandse militairen in Gao, Mali, als onderdeel van de VN-missie MINUSMA. Op 3 november 2022 ontving ze daarvoor een herinneringsmedaille. In de Veiligheidsdiplomaat vertelt Wiesje over het werk ‘van de echte veiligheidsdiplomaat’, een civiel adviseur in een militaire missie.

Leestijd: 5 minuten.

J9
Sessie samen met de j9 (civiel militair interactieteam van de LRRP): sessie over hoe je in Kidal je eigen hygiëne kunt verhogen met de daar aanwezige middelen; met enkele leraressen en leraren.

Wat deed je daar precies?

“Bij mijn aantreden was de afkorting ‘CIVAD’, civiel adviseur, vaak niet bekend bij de militaire eenheden die in hun opwerktraject zaten. Ter plekke was er, mede dankzij mijn voorgangers, al wel waardering voor deze functie. Ik kwam eerst bij de inlichtingenspecialisten, de ISR, terecht en ben later op stap geweest met de special forces en vervolgens toegevoegd aan de Long Range Reconnaissance Patrol Group, afgekort LRRPTG, ofwel ‘LURP’. Mijn taak was de smeerolie zijn op twee vlakken. Enerzijds tussen de Nederlandse militairen en de civiele onderdelen van MINUSMA zoals de Justitie-afdeling, de politieke analisten, de civiele planners en de projecthouders. Anderzijds ook tussen de Nederlandse – en later ook Duitse - militairen en de lokale bevolking, in Gao en Kidal-stad en in de afgelegen gebieden daartussen.”

Hoe zagen jouw dagen eruit?

“Nadat iemand van de special forces mij, inclusief het bescheiden potje met geld dat ik beheerde, ontdekt had, stelden zij een team samen dat veel capaciteiten in zich droeg: een dokter, een tolk, automonteurs, twee motorrijders met motoren, een analist en ervaren gevechtslui. Hup de woestijn in, om bijvoorbeeld bewegingen te verstoren van gewapende groepen, scenario’s van de analisten op het kamp te verifiëren, of bepaalde specifieke inlichtingentaken te vervullen.

Staand in de ‘BUMA’, de bushmaster, vaak in gesprek met de tolk, zag ik van maand tot maand het landschap veranderen; van droog, droger droogst, tot nat, groen, zompig en onbegaanbaar, afgewisseld met een ‘haboob’: een zandstorm die al het licht wegneemt en vaak gevolgd wordt door een plensbui. Waarna de woestijn binnen 48 uur met een groene waas van opkomende plantjes overtrokken was. Bij elke nederzetting hoopte je dat de lemen huizen niet ‘gesmolten’ waren door de regen.

Mijn rol was om het contact met de bevolking te versoepelen; iemand in burgerkleding die ze na verloop van tijd kenden, en Frans spreekt, is vaak net wat meer benaderbaar dan een Nederlandse militair in gevechtstenue. Helemaal toen bekend was dat ik kleine projecten kon financieren zoals herstel van waterpompen, of een overbrugging voor een nog niet betaald salaris voor de enige lerares in het dorp, was ik een welkome gast.

Tijdens de patrouilles heb ik enorme waardering gekregen voor de Nederlandse militairen, die met succes hun best deden om de harten van de lokale bevolking te winnen en zo de deur te openen voor het verzamelen van informatie. De lokale bevolking konden dus ook gewapende groepen zijn. Een gewapende groep bestond vaak uit een tiental jongeren met een bonte mix van civiele en militaire kledij, een paar wapens en pick-ups. Geen partij voor onze militairen, maar wel zaak om alert te blijven natuurlijk.”

Overhandiging oude kleding
Overhandiging oude kleding, met op de achtergrond een boompje in aangroei, geheel beschermd tegen de geiten.

Kan je uitleggen hoe een patrouille eruitziet?

“Vaak ging een bezoek aan een dorp als volgt: we stopten op enige afstand van het dorp en gingen te voet verder. Met behulp van de tolk en mijzelf legden we contact met een voorbijganger en vroegen we naar de dorpsleiders. Meestal werden die binnen een half uur opgetrommeld, soms spraken we af om later terug te komen. Ondertussen maakte de rest van het team wat praatjes met de bevolking, en sommige militairen waren uitstekende kinderoppas en dansten of voetbalden met de toegestroomde kinderen.

Als de leiders zich verzameld hadden, vaak ook met een enkele vrouw erbij, begonnen we het gesprek. We vroegen hen hoeveel tijd ze hadden en of ze zich comfortabel genoeg voelden om met ons te praten. Als dat niet het geval was, drongen we niet aan, om hen niet in onveiligheid te brengen. Soms had ik spullen meegenomen die vertrekkende militairen achterlieten zoals sportschoenen en lakens. Dat was erg welkom.

Zo probeerden we een ontspannen setting te creëren en te horen hoe het dorp en de mensen ervoor stonden en wat hun zorgen waren. Soms ging het gesprek over aankomende verkiezingen en legde ik uit dat iedereen mag stemmen wat hij of zij wil, ook al vindt de dorpschef dat je hem moet volgen. Of het gesprek ging over het probleem tussen rondreizende herders met koeien die de gewassen opaten, die met veel moeite rond de dorpen werden verbouwd.

Aan het einde van het gesprek spraken we vaak af dat als iemand van dat dorp in Gao of Kidal-stad zou zijn, hij of zij altijd welkom was op mijn bureau. Daarvan maakten ze regelmatig gebruik. Hierdoor had ik na een jaar een flink netwerk dat een groot deel van de provincie Gao besloeg, en een deel van de provincie Kidal. Dit was weer handig als er geruchten waren over gevechten, of dreigingen daarmee, en was ik van meerwaarde voor de Nederlandse militairen.”

Quad, Kidal, patrouille
Mee op de quad, patrouille Kidal.

Hoe is het leven op een militaire basis?

“Het leven op Kamp Castor was na zo‘n patrouille als op een luxe oord, met douches, een restaurant, een gekoelde slaapcontainer en… ruimte om hard te lopen! Dat heb ik dan ook veel gedaan, om alle  indrukken te verwerken, te bedenken wat ik moest doen als ik een onhandige opmerking had gemaakt naar iemand, hoe ik kon samenwerken met de Nederlanders in UNPOL, de politiesector van MINUSMA, hoe we de projecten konden behoeden voor fraude, en hoe ik nog beter mij kon voorbereiden op de marathon des sables! Want dit waren de ideale omstandigheden om daarvoor te trainen. In het ‘weekend’, dat wil zeggen zondagochtend, liep ik vele rondjes over het kamp. En hoera, er was een trap naar een lege uitkijkpost, dus dat was de heuveltraining. Zo heb ik iets van 4000 km op het kamp afgelegd, en twee marathons op het kamp op Kidal gelopen.”

Wat was de meerwaarde van Nederland in MINUSMA?

“Ik kreeg van de LURP-commandanten de ruimte om mijn inbreng te laten horen, te doen wat ik dacht dat nuttig was en mensen bijeen te brengen die elkaar niet automatisch vinden of begrijpen. Hierdoor kregen we veel waardering vanuit de lokale bevolking - zo bleek onder meer in lokale radioprogramma’s waar mensen konden inbellen en hun mening geven.

We hebben naar mijn idee binnen MINUSMA laten zien wat je met een relatief kleine hoeveelheid militairen, mits voldoende toegerust, gemotiveerd en getraind, in samenwerking met civielen, kunt doen. We hebben een Nederlandse ‘watermaker’ een testlocatie geboden in de woestijn en honderden mannen en vrouwen voorgelicht over verkiezingsrechten, het vredesakkoord en het gevaar van onontplofte explosieven. We hebben leraressen in het zonnetje gezet voor hun inzet om in afgelegen dorpen kinderen toch les te geven. We hebben kapotte vrachtwagens geholpen, opslagplaatsen van munitie ontdekt en ontmanteld. We hebben gewapende groepen uit elkaar gehouden en gelukkig hebben we aanslagen ontlopen. Dat alles dankzij de inzet van de militairen die steeds met nieuwe ideeën en plannen kwamen, die geanalyseerd werden op risico’s, nog een keer tegen het licht werden gehouden en dan in de praktijk werden gebracht.”

Hoe kijk je terug op jouw tijd?

“Dit is tot nu toe de mooiste functie bij Buitenlandse Zaken geweest, met een enorme afwisseling tussen militaire logica en de logica van de Malinese bevolking. De militairen assisteren met strategische analyses en vragen zoals ‘hoe kunnen we lokale vrouwen te spreken krijgen’. De combinatie van prachtige sterrenhemels met de dreiging van onbekende drones, de stress van communiceren met Franse vliegtuigen die ons voor terroristen kunnen aanzien, de blijdschap als de post uit Nederland aankomt en de verbazing als dit op het postkantoor in Gao blijkt te zijn aangekomen. Wat een onuitwisbare droevige indruk achterlaat is uiteraard het verlies van Nederlandse militairen. Ik wens de nabestaanden nog steeds veel sterkte toe.

We hebben geleerd hoe de VN werkt, en hoe groot het verschil qua rijkdom met Nederland is. De verrijking die dit is voor iedereen die dit heeft gezien, gaat nooit meer weg. Inlichtingen als basis voor het werk van VN-vredesmissies heeft zijn plaats gevonden; een kleine revolutie bij de Verenigde Naties. We worden nog steeds gemist in Gao, zo hoorden de evaluatoren van IOB in het voorjaar van 2022. Daarom ben ik trots op de civiele medaille die ik op 3 november voor mijn werk kreeg.”

Lees het volgende artikel: Strong Cities Network: van Houston, New York en Charlottesville naar Rotterdam-Zuid.