Van tien pilotprojecten in 2019, naar ruim 40 volwaardige, goed gestructureerde projecten in 2024; de energietransitie zit in de lift. Programmamanager bij Rijkswaterstaat Sten Heijnis leidt deze groei in goede banen. “We gaan onze werkstructuur ombuigen en nemen nieuwe mensen aan. Onze grootste uitdaging bij deze groei is om de creatieve dynamiek te behouden en niet te formeel te worden.”
Om de opschaling goed aan te pakken, gaat Rijkswaterstaat projecten efficiënter organiseren. “We vormen vijf, aan de regionale diensten van Rijkswaterstaat gelieerde projectteams. Die teams werken aan meerdere projecten op verschillende locaties. Nu is het nog zo dat collega's naast het werk voor de energietransitie ook andere taken verrichten. Dat gaat veranderen. In de vijf projectteams gaan medewerkers zich volledig op het programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER) richten. Zo hopen we op een toegewijde groep mensen, die de opschaling kan bijbenen.”
Ook het takenpakket verandert. “Projectmanagers bijvoorbeeld krijgen straks meer projecten en verantwoordelijkheden. Dit vraagt ook iets van onze samenwerkingspartners”, vertelt Heijnis. “Om goed te kunnen opschalen hebben we de hulp van gemeenten en provincies ambtelijk en bestuurlijk hard nodig, samen maken we dit programma succesvol. Voor kleine gemeenten met weinig capaciteit en financiële middelen kan dat soms lastig zijn. Wij proberen hen zo veel mogelijk te ondersteunen, maar uiteindelijk zijn zij degene die de ruimtelijke vergunningen verlenen. Die taak kunnen we niet overnemen.”
Balans tussen structuur en creativiteit
Het is de bedoeling dat in het groeiende programma, toch de creativiteit en de dynamiek van de vroegere pilots behouden blijft. “We zijn een ontwikkelgerichte club mensen. We vinden elkaar snel en hebben weinig formele procedures. Aan de andere kant zullen we elkaar in het groter wordende team op de hoogte moeten houden en ontkom je daarbij niet aan het schrijven van (verantwoordings-)rapportages. Het is de kunst om de balans tussen structuur, verantwoording en creativiteit te bewaren, maar ik wil te allen tijde zorgen dat we de ontwikkelgerichtheid niet remmen.”
Om het kleinschalige karakter van de pilots te behouden organiseert Rijkswaterstaat, samen met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) regelmatig programmadagen en sociale activiteiten. “We willen alle collega's betrekken en een community bouwen waar mensen onderdeel van zijn. In de toekomst willen we voor dit soort dagen ook geïnteresseerde collega's van provincies, gemeenten en waterschappen uitnodigen. Zo blijven we het gevoel houden dat we het samen doen.” Daarnaast vindt Heijnis het belangrijk om goed naar elkaar te blijven luisteren. “Als je groeit, focus je snel op het oplossen van praktische en technische problemen, maar we moeten de menselijke kant niet vergeten. Het is belangrijk om zorgvuldig te blijven communiceren en je in te leven in elkaars wereld. Als je dat niet doet krijg je frictie en onbegrip, wat voor onnodige vertraging in projecten kan zorgen.”
Verandering is lastig
Ook binnen Rijkswaterstaat wil Heijnis de groei van OER goed neerzetten. “Eigenlijk is Rijkswaterstaat geen energieclub. We zijn er wel hard mee bezig, maar ook voor ons is de energietransitie en de rol die wij daarin spelen relatief nieuw. Ik probeer collega’s zo goed mogelijk te betrekken en mee te nemen in onze opgave. Hoewel iedereen beseft dat deze transitie noodzakelijk is, is het niet voor iedereen makkelijk. Veel collega’s hebben het druk met hun eigen werk en zien de ontwikkelingen vanuit de energietransitie soms als extra en complicerend. Deze transitieopgave en de noodzakelijke verandering kost ook binnen Rijkswaterstaat tijd”
Toch is Heijnis trots. “We zijn in vier jaar van een idee doorgegroeid naar een serieus groot programma. We werken met een ontzettend toegewijd team, maar ook daarbuiten zien veel collega’s de energietransitie als blijvende opgave. Ik ben niet alleen trots op mijn directe collega’s bij Rijkswaterstaat, maar ook op alle mensen van organisaties waar we intensief mee samenwerken. We zijn heel doelgericht en krijgen steeds meer vertrouwen in het samen verder brengen van deze opgave. Ik ben ervan overtuigd dat het niet uitmaakt hoe groot we worden. Zolang we deze goede groep mensen weten te organiseren, vinden we oplossingen voor uitdagingen op ieder terrein.”