Tekst Martin Lamboo
Foto Bart van Vliet

Het Schadefonds Geweldsmisdrijven bestaat 45 jaar. Vanwege corona werd het jubileum vooral digitaal, ‘op afstand’, gevierd. En dat is jammer, want het Schadefonds is allesbehalve een afstandelijke club. Het is een dynamische organisatie, met betrokken medewerkers, die tot het gaatje gaan om echt iets te kunnen betekenen voor de doelgroep: slachtoffers van ernstige geweldsdelicten, hun naasten en nabestaanden.

Bijna iedereen in Nederland kent Slachtofferhulp Nederland (SHN). Vraag je echter naar het Schadefonds Geweldsmisdrijven, dan blijken veel minder mensen daarvan gehoord te hebben - laat staan van wat het schadefonds allemaal kan betekenen voor slachtoffers van ernstig geweld. En dat terwijl het schadefonds al sinds 1976 bestaat – acht jaar voordat het eerste bureau Slachtofferhulp werd geopend.

Kleinschalig begin

“Dat begin heb ik zelf uiteraard niet meegemaakt”, lacht Monique de Groot, die sinds 2015 aan het hoofd staat van het schadefonds. “Maar ik heb me laten vertellen dat het een heel kleinschalig gebeuren was, met 5 medewerkers die op jaarbasis 276 zaken afhandelden. Het idee dat er een instantie moest zijn waar slachtoffers van een ernstig geweldsmisdrijf terecht konden - voor erkenning van het hen aangedane leed en voor een tegemoetkoming in de schade die ze hadden geleden - was afkomstig uit de Angelsaksische wereld. Vóór die tijd kon je als slachtoffer eigenlijk nergens terecht.”

Meeliftend op de toegenomen aandacht voor slachtoffers – in den brede; niet alleen voor geweldsslachtoffers – groeide het Schadefonds Geweldsmisdrijven de afgelopen decennia uit tot een volwassen organisatie met meer dan 100 fte’s, die op jaarbasis ruim 9000 zaken afhandelt. “En nee”, haast De Groot zich bij deze cijfers op te merken, “die groei is zeker niet alleen toe te schrijven aan de toename van het aantal geweldsdelicten. Dat zou niet best zijn. Wij handelen nu ruim 30 keer zoveel aanvragen af, terwijl het aantal geweldszaken sinds 1976 grofweg drieënhalf keer zo groot is geworden.”

Groei

Die spectaculaire groei heeft volgens De Groot vooral te maken met het feit dat veel meer geweldsslachtoffers de weg naar het schadefonds weten te vinden. En met een betere doorverwijzing vanuit de partners in de slachtofferketen (politie, OM, SHN). Verder wijst beleidsmedewerker Elise Wijnhorst nog op een aantal andere ontwikkelingen: “Zo kunnen tegenwoordig ook nabestaanden en naasten van geweldsslachtoffers een aanvraag doen. In 2016 hebben we de dood-door-schuld-zaken erbij gekregen. En sinds 2019 kunnen ook inwoners van Caribisch Nederland – de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba – bij ons terecht.”

Meer én lastiger

De aanvragen zijn niet alleen in aantal toegenomen; ook zitten er vaker zaken tussen die lastiger te beoordelen zijn. “Neem psychisch geweld”, geeft senior juridisch medewerker Yoram Pieters aan. “Dat is niet per definitie een geweldsmisdrijf, maar dat kan het onder bepaalde omstandigheden wél zijn. In de rechtspraak gelden daar echter heel zware criteria voor, waar situaties waarin slachtoffers zich bevinden niet zonder meer aan voldoen.”

“Toch kan het psychische aspect voor het slachtoffer zwaarwegender zijn”, vult Wijnhorst aan. “Vaak hoor je: die klap vond ik nog niet eens het ergste. Maar die hele sfeer er omheen, van jarenlange intimidatie, verwaarlozing, kleineren… – die heb ik pas écht als geweld ervaren.” Lastig zijn bijvoorbeeld ook zaken van online seksueel geweld – een delict dat bij de oprichting van het schadefonds nog niet speelde. Wijnhorst: “De maatschappelijke opvattingen over wat ‘geweld’ is, zijn aan verandering onderhevig. De wetgeving waarop we ons bij de beoordeling van een zaak moeten baseren, schiet daarbij soms te kort. We zijn dan ook blij met het advies van de commissie-Donner om het begrip ‘geweld’ voor het schadefonds te gaan moderniseren.”

"De mensen die zich bij ons melden is iets ernstigs overkomen, iets wat enorme impact heeft gehad op hun leven"

Specialistenteams

Het schadefonds werkt de laatste jaren met ‘specialistenteams’, waarin de juristen zich voornamelijk bezighouden met wat meer gecompliceerde aanvragen. “Neem mensenhandelzaken”, zegt Pieters. “Die zijn vaak moeilijk om te beoordelen. Het zijn delicten die zich vooral achter gesloten deuren afspelen. Een slachtoffer heeft vaak weinig in handen om de aanvraag te onderbouwen. Ook is het soms lastig om te bepalen of er nu echt sprake was van mensenhandel en arbeidsuitbuiting. Bijvoorbeeld omdat het element van dwang, zoals bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, niet aanwezig is. Andere specialistenteams houden zich bijvoorbeeld bezig met zaken waarin sprake is van affectieschade, kindermishandeling, dood door schuld of terrorisme. Ook aanvragen die zijn ingediend door nabestaanden, worden behandeld door onze specialisten.”

De Groot: “Let wel, wij hebben geen wettig en overtuigend bewijs nodig, zoals de strafrechter voordat die een verdachte kan veroordelen. De mensen die zich bij ons melden is iets ernstigs overkomen, iets wat enorme impact heeft gehad op hun leven. Wij doen ons uiterste best die slachtoffers erkenning te bieden en een tegemoetkoming in de schade die zij hebben geleden. Maar hun verhaal moet natuurlijk wel aannemelijk zijn. Dan helpt het al enorm als je als slachtoffer aangifte hebt gedaan, zodat wij bij politie en OM allerlei stukken kunnen opvragen, om die aannemelijkheidstoets goed te kunnen uitvoeren.”

Vier leden van het Schadefonds Geweldsmisdrijven
V.l.n.r. : Monique de Groot, Minela Smajic, Elise Wijnhorst en Yoram Pieters

Geweld in de Jeugdzorg

Een speciale categorie slachtoffers waar het schadefonds zich sinds begin dit jaar mee bezighoudt zijn mensen die als minderjarige slachtoffer zijn geworden van ernstig geweld of dwangarbeid in een pleeggezin, in een jeugdinstelling of in de opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. “In januari zijn we begonnen met een team van 11 gespecialiseerde juristen”, vertelt senior juridisch medewerker Minela Smajic. “Die capaciteit was berekend op de afhandeling van 2000 zaken in twee jaar – de duur van het project. Maar die 2000 aanvragen hadden we na één maand al binnen! En de instroom is in de maanden daarna niet echt afgevlakt. Inmiddels zitten we al op ruim 6000 aanvragen.”

Gevolg: een overbelast team en snel oplopende wachttijden – tot wel 26 weken: het dubbele van wat bij reguliere schadefondszaken gangbaar is. De Groot: “Het zijn sowieso al niet de makkelijkste zaken, vanwege de heftige emoties die vaak loskomen bij de slachtoffers. Plus: voor veel slachtoffers is het allemaal al erg lang geleden. Is er eindelijk een regeling, moeten ze ook nog eens erg lang wachten op een beslissing.”

Erkenning

Dankzij extra middelen die het schadefonds kreeg toegekend, kon De Groot het team ‘Slachtoffers Jeugdzorg’ uitbreiden tot 33 medewerkers, die na een speciale opleiding gemotiveerd aan de slag gingen. “Het loopt al een stuk beter”, vertelt Smajic.“ Ook aan de kant van de aanvragers. Slachtoffers vullen het aanvraagformulier nu veel completer in en sturen ook vaker onderbouwing mee. De meesten waarderen het heel erg dat wij persoonlijk contact met ze opnemen en naar hen luisteren. Iemand aan wie ze kunnen vertellen wat hen is overkomen en die serieus aan de slag gaat met hun aanvraag. Vaak gaat het hen nog niet eens zo zeer om die 5000 euro. Uiteraard is die belangrijk, maar het feit dat de overheid hen eindelijk erkent in hun slachtofferschap, dát raakt hen toch het meest. En dat merken we: als team krijgen we de ene week tompoezen bezorgd, dan weer een bloemetje, leuke kaartjes of zelfs boeken! Laatst kregen we van iemand een playlist toegestuurd met ontspannende muziek. Want het moest voor ons toch wel heel zwaar zijn om de hele tijd zoveel leed te horen te krijgen. Maar goed: dat is tenslotte je vak, als je bij het schadefonds werkt. En bovendien: het idee dat je ook echt iets kunt betekenen voor slachtoffers, geeft ook veel voldoening.”

"De meesten waarderen het heel erg dat wij persoonlijk contact met ze opnemen en naar hen luisteren"

Verdere ontwikkeling…

45-jarig jubileum of niet: voorlopig lijkt het Schadefonds nog niet uitontwikkeld. Het al genoemde rapport van de commissie-Donner zal daarbij de komende jaren als een belangrijke leidraad dienen. “Het is mooi om te zien dat veel van de adviezen van die commissie inspelen op knelpunten die wij zelf ook ervaren”, geeft Wijnhorst aan. “Zo komt Donner met de aanbeveling om ons werkterrein uit te breiden naar Nederlandse ingezetenen die in het buitenland slachtoffer worden van een geweldsmisdrijf. Op dit moment komen die niet in aanmerking voor een tegemoetkoming door het schadefonds. Wel kunnen we hen helpen met het doen van een aanvraag bij het schadefonds in het land waar dat misdrijf heeft plaatsgevonden.”

Volgens De Groot is dat echter bijna onbegonnen werk: “De schadefondsen in de verschillende landen – zelfs binnen de EU – lopen heel sterk uiteen. Qua omvang, qua niveau, qua gehanteerde criteria en procedures. De afhandeling van zo’n aanvraag duurt soms eeuwen en aan het eind van de rit krijg je meestal alsnog nul op rekest. Dat is wel heel zuur voor het slachtoffer. Wij zijn dan ook blij met dit advies van de commissie-Donner. Het stelt ons in staat deze slachtoffers veel beter te helpen.”

Ook in de andere aanbevelingen ziet het schadefonds mogelijkheden zijn dienstverlening verder te verbeteren. Wijnhorst: ”Ik noemde al de modernisering van het geweldsvereiste. Of neem het creëren van een buitencategorie voor slachtoffers die echt heel veel schade hebben geleden. Nu kunnen we als schadefonds maximaal een tegemoetkoming van 35.000 euro toekennen. Voor uitzonderlijke gevallen, met een schade die in de tonnen loopt, zou er bovenop de zes letselcategorieën die we nu onderscheiden nog een ‘buitencategorie’ moeten komen, met de mogelijkheid een veel hogere tegemoetkoming toe te kennen.”

Op naar de 50…

Dat wordt een drukke agenda, in de aanloop naar het 50-jarig jubileum. “En we zijn nog met veel méér dingen bezig”, besluit De Groot. “Rode draad is: voortdurend verdere verbetering van onze dienstverlening, zoals het ‘slimmer’ maken van onze elektronische aanvraagformulieren en werken aan een betere leesbaarheid van onze brieven. Iedereen die te maken krijgt met een ernstig geweldsdelict moet ons goed weten te vinden en laagdrempelig en makkelijk een aanvraag kunnen indienen. Slachtoffers hebben al genoeg dingen aan hun hoofd.”