Tekst Machteld Scholten
Foto Valerie Kuypers
Meer regie van gemeenten op het inburgeringsproces. Dat is het uitgangspunt van de nieuwe Wet inburgering die op 1 januari 2022 in werking treedt. In de regio Hart van Brabant werken 11 gemeenten en azc Oisterwijk samen aan de voorbereidingen op de nieuwe wet.
Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen en Wet Inburgering
De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen sluit aan op de nieuwe Wet Inburgering. Een van de uitgangspunten van de uitvoeringsagenda is dat statushouders zo snel mogelijk worden geplaatst in de regio waar zij straks komen te wonen. En dat zij in de opvanglocatie al onder regie van de gemeente beginnen met de inburgering – en deze na hun huisvesting voortzetten.
Floor Schalken, werkzaam bij de gemeente Tilburg, is projectleider van de Pilot Regioplaatsing - onlangs verlengd tot 31 december 2022, red. - en de Pilot Inburgering+, waarin statushouders worden begeleid in de geest van de nieuwe wet: “In de pilots hebben we de uitgangspunten van de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen en de aanstaande Wet inburgering als het ware vertaald. Daar zijn we in 2018 mee begonnen. Elf gemeenten in onze regio hebben toen in de pilot Inburgering+ de handen ineengeslagen om de nieuwe manier van inburgeren gestalte te geven: statushouders - onder de regie van de gemeente - begeleiden bij hun inburgering en participatie. Een grote verandering met de ‘oude’ situatie, waarin de statushouders zelf aan het roer stonden.”
Regio
“Wat deze nieuwe manier van inburgering aanvankelijk bemoeilijkte, was dat statushouders die aan onze gemeenten waren gekoppeld, niet allemaal in een azc in onze regio waren geplaatst. Immers, als dat wél het geval zou zijn, zouden we al in een veel vroeger stadium samen met hen stappen kunnen maken in het inburgeringsproces. Vanuit die gedachte is in 2019 de pilot Regioplaatsing gestart : de pilot waarmee we statushouders die in onze regio komen te wonen, opvangen op een centrale plek in onze regio: het azc in Oisterwijk.”
Puzzel
Henriette van der Klok, locatiemanager van het azc in Oisterwijk: “Die centrale opvang in Oisterwijk was een flinke puzzel. Statushouders uit het hele land, die om verschillende redenen zouden worden gekoppeld aan een gemeente in onze regio – bijvoorbeeld in verband met familiehereniging of werkervaring in een van de sectoren die in onze regio zijn vertegenwoordigd – moesten worden geplaatst op azc Oisterwijk. En omgekeerd moesten mensen die al bij ons waren ondergebracht plaatsmaken voor hen. Dat ging aanvankelijk niet snel, met een woningmarkt die op slot zit. In mei dit jaar heeft het COA een grote verhuisbeweging op touw gezet tussen meerdere azc’s in het land. Door deze eenmalige verhuisactie en de aanhoudende aandacht voor directe plaatsing verblijft nu 60 tot 70 procent van de gekoppelde statushouders aan de regio op azc Oisterwijk.”
Voorinburgering
Van der Klok: “Zoals we altijd al deden, beginnen wij in het azc al met de voorinburgering die zo’n drie maanden duurt: we geven taallessen, bieden begeleiding en bereiden onze bewoners voor op het examen KNM (Kennis Nederlandse Maatschappij). Nieuw is dat we nu in een vroeg stadium – direct nadat de bewoners een vergunning hebben gekregen en zijn gekoppeld aan een gemeente - al contact hebben met de gemeenten in Hart van Brabant waar zij straks komen te wonen. De casemanager van het azc en de klantregisseur van de gemeente kijken samen met de statushouder naar zijn of haar profiel en het inburgeringsscenario dat daar het beste bij past. Ofwel direct starten met de inburgering, een traject waarin voorinburgering en inburgering parallel lopen of elkaar opvolgen. Ofwel starten met de inburgering nadat de huisvesting is geregeld. We leveren echt maatwerk en houden rekening met iemands persoonlijke situatie en bijvoorbeeld zelfredzaamheid en opleidingsniveau. De lijntjes tussen gemeenten en COA zijn kort en er is regelmatig tussentijds overleg.”
Brede intake
De zogenoemde ‘brede intake’ is het startpunt van de pilot Inburgering +, vertelt Schalken. “Het is een traject van tien weken waarin iemand nader kennismaakt met de gemeente waar hij of zij komt te wonen en - begeleid door de klantregisseur en een coach van het Refugee Team - gaat werken aan een PIP: een Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie . Hierin worden zaken verwerkt als persoonlijke kwaliteiten en werkervaring opgedaan in het land van herkomst. Ook worden er doelen gesteld, waar iemand aan gaat werken. Dat kan bijvoorbeeld zijn het vinden van een baan, maar ook het nog beter leren van de Nederlandse taal of het halen van een rijbewijs. Het zijn tien intensieve weken, met coaching, workshops en taallessen, afgewisseld met activiteiten om alvast te participeren: culturele en sportieve uitjes om de omgeving te leren kennen en vrijwilligerswerk om in een beschermde omgeving werkervaring op te doen. Ondertussen proberen we huisvesting te vinden, wat helaas niet altijd lukt binnen de veertien weken die daarvoor staan.”
Doorontwikkelen
Schalken wijst erop dat inmiddels zo’n 300 mensen meegedaan aan de pilots. “De reacties die we van hen krijgen op het hele traject zijn over het algemeen positief: ze zijn blij dat ze vroegtijdig actief aan de slag kunnen en zien toekomstperspectief. Maar we horen ook waar het schuurt: voor sommige mensen, die uit een complexe of onveilige situatie komen, gaat het te snel; zij hebben een gewenningsperiode nodig voordat zij succesvol aan hun inburgering kunnen werken. Van der Klok vult aan: “Door de start vanaf opvang ontstaan ook andere behoeftes. Zo hebben statushouders die vanaf het azc de brede intake volgen of met een opleiding beginnen, behoefte aan een rustige studieplek, waarover zij op het azc niet altijd kunnen beschikken. Deze ervaringen nemen wij mee in het verder doorontwikkelen van onze werkwijze.”
Overtuiging
Schalken: “Mooi is dat het azc en de gemeenten elkaar hierbij hebben gevonden: we delen de overtuiging dat onze vroegtijdige aanpak statushouders helpt bij hun participatie en integratie.“ Van der Klok besluit: “En dat is uiteindelijk in het belang van de hele samenleving en in de eerste plaats natuurlijk in het belang van de statushouders zelf, die zo kunnen bouwen aan een toekomst.”