Tekst Ron Meerhof
Foto Rutger Rog
Bezie de criminaliteitsbestrijding eens als een volkstuinencomplex. Politie, OM, Belastingdienst, FIOD, Douane, Koninklijke Marechaussee; in deze beeldspraak bewerkt ieder zijn eigen deel van de gezamenlijke moestuin. De een verbouwt vooral sperziebonen, de ander legt zich toe op bloemkool. Maar allemaal komen ze zevenblad tegen, dat ellendig woekerende onkruid dat zoveel stuk maakt.
Dat zevenblad is de ondermijnende criminaliteit en het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) wil de speciale tuinman zijn die dat onkruid gaat terugdringen. “We gaan het wortelstelsel aantasten”, zegt Chaira Ament, programmaleider operaties bij het MIT, “niet per plot maar in de héle moestuin.”
Opdracht
De ontstaansgeschiedenis van het MIT gaat terug tot 19 september 2019. De dag na de moord op advocaat Derk Wiersum stelde de Tweede Kamer zich achter een motie van VVD en CDA die opriep tot een nieuw, intensiever samenwerkingsverband ‘met de enkele opdracht om criminele netwerken op te rollen en zware jongens grote sommen geld te ontnemen’ en waarbinnen ‘alle relevante informatie op een zorgvuldige wijze gedeeld kan worden’.
Dat werd het MIT. “Dat gaat echt optreden als één overheid, geconcentreerd op één missie”, zegt Jan Willem Schaper, plv. directeur-generaal bij het Directoraat-Generaal Politie en Veiligheidsregio's (DGP&V) van het ministerie van JenV. Die missie is om de georganiseerde misdaad en het bijbehorende verdienmodel blijvend aan te tasten. Daarvoor is een nieuwe benadering nodig, is de overtuiging van alle betrokkenen. Allereerst zijn diepere analyses nodig van de structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen in de onderwereld en hoe die verweven zijn met de legale bovenwereld. “Het onzichtbare zichtbaar maken”, noemt Ament dat. “We willen de systemen begrijpen en de netwerken blootleggen. En dán kunnen we bepalen welke uitvoerende dienst de beste interventiemogelijkheid heeft.”
Analyses
Dat gaat dus verder dan tot dusver gebruikelijk in bestaande samenwerkingsverbanden, benadrukt Niels Obbink, algemeen directeur van de FIOD en lid van de ambtelijke stuurgroep van het MIT. “Analyses doen we nog weinig gezamenlijk en als nu de FIOD ergens op stuit, zijn we vooral gewend om te kijken wat binnen de FIOD de beste interventiemogelijkheden zijn. Dat gaan we dus echt anders doen. In het MIT zit de medewerker die van het FIOD komt naast mensen afkomstig van de politie, douane, Kmar enzovoorts. Misschien komt de analyse via de FIOD-lijn, maar heeft de marechaussee de beste instrumenten voor het vervolg. Dan kiezen we daarvoor.”
Dat is een heel ander concept, beseffen Schaper, Ament en Obbink. Het is daarom niet verwonderlijk dat niet iederéén meteen enthousiast was. “Je treedt toch in de autonomie van de moederorganisaties, dat merken wij bij de FIOD ook”, zegt Obbink. ‘Er komt opeens een andere club die gaat meedenken en misschien wel meesturen in jóuw werk. Je moet er dan maar op vertrouwen dat dat goed gaat. Daar komt nog bij dat het een nieuw en aanvankelijk tamelijk abstract concept was, dat zich nog niet heeft bewezen.”
Meerwaarde
Dat laatste zal ook niet snel zichtbaar gebeuren, het werk van het MIT zal altijd op de achtergrond plaatsvinden. “Als wij ons werk goed doen, komen er meer nieuwsfoto’s van invallen en andere interventies”, zegt Ament. “Maar op die foto’s zal achter op de jasjes nog steeds ‘politie’ of ‘FIOD’ staan. Daaraan verandert niets.” Het MIT zal dan ook nooit een concurrent zijn van bijvoorbeeld de landelijke eenheid, bezweert ze. “Wij moeten iets anders doen, meerwaarde leveren. Maar ik snap dat het tijd kost voor iedereen daarvan overtuigd is."
Ook Schaper is daarvan doordrongen. “Zes organisaties samen, onder verantwoordelijkheid van de ministeries van JenV, Defensie en Financiën; dat is complex.” Twee jaar is hij nu bezig, en er waren wel momenten dat hij heeft gewanhoopt. “Maar we hebben al heel veel overwonnen. Het begrip groeit, politiek hebben we het MIT in de afgelopen begrotingsbehandeling over de streep getrokken. Als ik nu zie waar we staan, ben ik zeer tevreden.”
Focus
Vierhonderd mensen moet het MIT gaan tellen, inmiddels werken er 85. Er is veel belangstelling om bij de nieuwe organisatie te komen werken. Meer en meer wordt het MIT gezien als mogelijke oplossing voor beperkingen die werknemers met enige regelmaat binnen hun eigen moederorganisaties ervaren. Specialisten die het gevoel hebben dat ze dingen missen, die vermoedens en verdenkingen hebben over nieuwe vormen van criminaliteit waar ze dieper, en vanuit andere invalshoeken naar zouden willen spitten. “Van die 85 mensen werkt het grootste deel vanuit precies díe gedachte”, zegt Ament.
In de zogenaamde MIT-labs zijn al enkele sessies geweest, waarin de MIT-medewerkers vanuit hun verschillende achtergronden met elkaar op zoek gingen naar de dieperliggende patronen in ondermijnende criminaliteit. Dat leidde in een aantal gevallen al tot andere vragen en een andere focus. “We besteedden bijvoorbeeld altijd al veel aandacht aan de invoer van coke”, zegt Ament. “Maar wij kijken nu bijvoorbeeld ook naar de uitvoer en het witwassen. We proberen het hele systeem te doorgronden.”
Door anders te kijken zal het MIT ook meer gaan zien, daarvan zijn Schaper, Ament en Obbink inmiddels vast overtuigd. De eerste onderzoeken naar trade based money laundering - witwaspraktijken die gebruik maken van internationale goederenstromen – leverden al interessante inzichten op. Tussen schijnbaar losstaande incidenten werden opeens patronen zichtbaar.
Waarde
Het MIT gáát zijn waarde bewijzen, stelt Obbink. “Over vijf jaar kunnen we ons niet meer voorstellen dat we het ooit zonder deden. Dat was bij de oprichting van de combiteams en samenwerking rond de Rotterdamse haven niet anders. Nu beschouwen we dat als logisch werkende samenwerkingsverbanden.”
Alle betrokkenen voelen zich ook gesterkt door voorbeelden uit het buitenland. Schaper noemt Australië, Ament de National Crime Agency in Groot-Brittannië. “Dat is voor ons een voorbeeld, dat loopt heel goed. En ze hadden allemaal ook héél herkenbare opstartproblemen”, lacht ze, “ook dat is een geruststelling.”
Convenant
Evengoed is er nog enorm veel werk te verzetten. Schaper verwacht dat nog deze maand het huidige kabinet het instellingsbesluit zal ondertekenen. Maar daarna komt nog een belangrijke fase waarin protocollen moeten worden opgesteld voor bijvoorbeeld de verwerving en uitwisseling van data. Dat moet neerslaan in een convenant. “Alles moet juridisch juist en technisch goed worden ingericht”, zegt Ament. Dat proces loopt door naast de al operationeel startende MIT-labs.
Wetgeving
Schaper tenslotte staat aan de lat voor de wetswijzigingen met betrekking tot de informatiehuishouding en de privacyregels die daarvoor gelden. “De razendsnelle ontwikkelingen in datascience en computertechnologie creëren ongekende mogelijkheden, maar de samenleving moet erop kunnen rekenen dat we dan ook de juiste waarborgen hebben ingericht. Daarvoor is specifieke wetgeving nodig. De volle potentie van het MIT komt pas los als dat geregeld is.”
Overtuigen
Maar zijn belangrijkste uitdaging is een andere, benadrukt hij. “Ik wil nog meer mensen overtuigen. Juist de mensen die zich de afgelopen tijd in de steek gelaten hebben gevoeld. Dan denk ik bijvoorbeeld aan bepaalde onderdelen van de politie: die hebben gigantische successen geboekt, denkt aan het oprollen van Ennetcom en Encrochat en de honderdduizenden berichten van criminelen die we daardoor in handen kregen. Het werk loopt ze daar over de schoenen. Dan is het heel begrijpelijk dat je denkt: ga nu eerst maar eens aan de slag met wat er al is. Dat je dan met argusogen kijkt naar zo’n nieuw initiatief, is goed te volgen. Aan ons om te laten zien dat het MIT geen concurrentie en al helemáál geen motie van wantrouwen is. Het gaat ze helpen!”
Ament grijpt terug op haar beeldspraak van de volkstuintjes: "Laat het MIT nou zijn werk doen. Dan roeien we met zijn allen dat zevenblad uit en worden alle tuintjes mooier."