Tekst Machteld Scholten
Foto RvdK

In deze rubriek staat in elke editie één van onze taakorganisaties in de schijnwerpers. Dit keer is dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Wat doet de RvdK precies? Hoe ziet het werk van een raadsonderzoeker eruit? Wat is een Gezags- en Omgangsonderzoek? En wat is de rol van de Rvdk als het gaat om taakstraffen voor jongeren? Dit en meer lees je in de rubriek ‘In de schijnwerpers’.

Visual met cijfers over Raad voor de Kinderbescherming
Visual: Carenza

De Raad voor de Kinderbescherming komt op voor de rechten van kinderen voor wie stabiel en veilig opgroeien niet vanzelfsprekend is

Ieder kind heeft het recht zich gezond en evenwichtig te ontwikkelen. Dat is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van hun ouders. Maar soms lukt het ouders niet die verantwoordelijkheid voldoende te nemen, ook niet met steun van hun sociale netwerk en hulpverlening. De RvdK komt op voor de rechten van kinderen voor wie stabiel en veilig opgroeien niet vanzelfsprekend is. Als het kind ernstig in zijn of haar ontwikkeling wordt bedreigd, heeft RvdK de taak én bevoegdheid om kinderen te beschermen. Daarbij staat altijd het belang van het kind voorop.

Bescherming
Als er grote zorgen zijn over het veilig opgroeien van een kind, dan kunnen gemeenten, de rechtbank of het Openbaar Ministerie dit doorgeven aan de RvdK. De RvdK onderzoekt dan of maatregelen of ingrijpen nodig zijn. 

Gezag en omgang
Als ouders die uit elkaar gaan het niet eens worden over de afspraken over de kinderen, doet de RvdK onderzoek en adviseert op verzoek van de rechter bij gezag- en omgangzaken.

Afstand, screening, adoptie en afstammingsvragen
De RvdK heeft ook een taak als het gaat om kinderen die (gedeeltelijk) afstammen van andere ouders dan de ouders bij wie ze (zullen) opgroeien. Zo doet de RvdK een screeningsonderzoek bij ouders die een kind willen adopteren en - op verzoek van de rechter- onderzoek bij een (voorgenomen) adoptie.

Strafbare feiten
Als een kind van 12 jaar of ouder voor een strafbaar feit een proces-verbaal krijgt of in verzekering wordt gesteld, brengt de politie de RvdK op de hoogte. Na onderzoek kan de RvdK een passend (straf-)advies geven dat het kind helpt om niet in herhaling te vallen. En als een jongere een taakstraf krijgt opgelegd, coördineert de RvdK deze.

Schoolverzuim
Zonder geldige reden wegblijven van school; dat vormt een bedreiging voor de ontwikkeling van een jongere. Als een leerplichtambtenaar hiervan proces-verbaal opmaakt tegen een kind van twaalf jaar of ouder, adviseert de RvdK de officier van justitie of kinderrechter over de hulpverlening die misschien nodig is en over een eventuele strafrechtelijke aanpak van het verzuim.

Meer over wat de RvdK doet lees je op www.kinderbescherming.nl

“Het is altijd aftasten hoe je een kind bereikt”

Eveline verburg
Eveline Verburg

Als een jongere in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar in aanraking komt met de politie, wordt de RvdK ingeschakeld. Een raadsonderzoeker doet dan onderzoek naar de situatie van de jongere en brengt daarover advies uit aan de officier van justitie en/of de rechter. Eveline Verburg is een van hen: “De gesprekken die ik met een kind heb zijn vaak heftig; het gaat over moeilijke onderwerpen.”

Het onderzoek van de raadsonderzoeker wordt afgesloten met een rapport over het verloop van het onderzoek en met de conclusies en het advies van de RvdK over een eventuele straf en/of hulpverlening. Ook als een jongere die verdacht wordt van een ernstig strafbaar feit langer op het politiebureau moet blijven en in verzekering wordt gesteld, doet de RvdK onderzoek. In die situaties stelt de raadsonderzoeker een spoedadvies op, waarbij vooral gekeken wordt naar acute recidiverisico’s.

Eveline: “Voor het onderzoek spreek ik niet alleen de jongere zelf, maar ook mensen uit zijn of haar omgeving, zoals ouders, docenten en de wijkagent. Ik probeer een zo compleet mogelijk beeld van de situatie van het kind te krijgen: hoe heeft het zo ver kunnen komen? Is er het risico dat het kind in herhaling valt? Op basis van al die gesprekken breng ik advies uit over de straf die in zijn of haar geval het meest passend is. Alles in het belang van het kind en om recidive te voorkomen.”

“Om een goed beeld te krijgen van de situatie van een kind, is het belangrijk dat ik het kind in onze gesprekken echt bereik”, vervolgt Eveline. “Soms doe ik dat door alleen goed te luisteren, soms helpt het juist om met een grap het ijs te breken. Het is altijd weer aftasten. Hoe vreselijk het ook is wat een kind heeft gedaan, ik merk dat ik toch altijd sympathie voel. Een kind komt niet zomaar met het strafrecht in aanraking; er zit vaak een heel verhaal achter. Contact maken en dat verhaal doorgronden, dat is mijn drive.”

Eveline: “Een dilemma waar ik weleens tegenaan loop is dat er te weinig passende hulp beschikbaar is, zoals fijne pleeggezinnen en gezinshuizen en kleinschalige opvangplekken. Ook is er een groot tekort aan specialistische behandeltrajecten. Zo komt het weleens voor dat we een behandelplek of ambulant hulptraject zoeken voor een jongere die suïcidale gedachten heeft, maar (gelukkig) nog geen poging tot suïcide heeft ondernomen. Zo’n jongere heeft zo snel mogelijk goede hulp nodig. Maar er zijn grote tekorten aan dergelijke specialistische trajecten, waardoor er lange wachtlijsten zijn. Jongeren met wie het helaas nóg slechter gaat, die bijvoorbeeld al meerdere suïcidepogingen hebben gedaan, gaan dan voor. Dat betekent dat anderen noodgedwongen veel te lang moeten wachten op de hulp die eigenlijk nu meteen nodig is. In de tussentijd worden de zorgen alleen maar groter. Dat vind ik echt schrijnend.”

Wat dit werk bijzonder maakt is dat elke situatie anders is en dat ik van tevoren nooit kan voorspellen hoe een onderzoek verloopt”, vertelt Eveline. “Vaak is de situatie van een kind heel anders dan het er op het eerste gezicht uitziet. Het geeft me veel voldoening om daar helemaal in te duiken en als ik met mijn onderzoek iets kan toevoegen waar ik een kind echt mee help. Daar doe ik het voor.” ♦

“Altijd weer zoeken naar de juiste snaar om iemand toch in beweging te krijgen”

Alex van Empel
Alex van Empel

Alex van Empel is coördinator taakstraffen bij de RvdK. Als de officier van justitie of de rechter een jongere een taakstraf oplegt, selecteert hij een geschikt werkproject om de taakstraf uit te voeren, houdt toezicht op de uitvoering en informeert de officier van justitie of de rechter over de afloop.

De officier of de rechter bepaalt het aantal taakstrafuren dat iemand moet uitvoeren. Dat is wettelijk vastgesteld op een maximum van 200. Alex: “In de praktijk komt het vaak neer op 20 à 80 uur. Voor jongeren met hun vaak drukke leven is een taakstraf heel ingrijpend; ze ervaren het als een echte straf.”

Het traject begint met een intakegesprek waarna we volgens een vaste methode een beschikbaar project zoeken. Dat kan zijn bij een dierenasiel, een kringloopwinkel of een verzorgings- of buurthuis; we zijn altijd op zoek naar nog meer van dit soort werkplekken. Voor de jongeren die niet gemotiveerd zijn en daardoor niet op een regulier werkproject kunnen worden geplaatst, hebben we groepswerkprojecten, zoals papier prikken. Ik probeer tegemoet te komen aan iemands privésituatie. Voor iemand die altijd op zaterdagochtend voetbalt bijvoorbeeld probeer ik een passende werkplek te vinden op een ander moment. Want het allerbelangrijkste is dat ze de taakstraf succesvol afronden.”

Boeiend
“Ik zie bij dat eerste gesprek meteen al met wie ik te maken heb en pas mijn benadering daarop aan”, vervolgt Alex. “Soms komen ze binnen met een petje op, kijken je niet aan, zeggen niets. Altijd weer zoeken naar de juiste snaar om iemand toch in beweging te krijgen, dat maakt dit werk heel boeiend. Het is belangrijk duidelijk te zijn: ik leg de spelregels uit en vertel wat de consequenties zijn als ze zich daar niet aan houden. In eerste instantie is dat een waarschuwing – een ‘gele kaart’ - en als het nog een keer gebeurt geef ik de rechter het advies de taakstraf om te zetten in een jeugddetentie, de ‘rode kaart’. De rechter kan – als de jongere hiertegen bezwaar aantekent - ook beslissen om iemand een herkansing te geven.”

Vinger aan de pols
“Ik ga altijd met de jongere voor een kennismakingsgesprek naar het geselecteerde werkproject. De jongere krijgt daar een vaste begeleider met wie we afspraken maken over werkdagen en werktijden. Tijdens de taakstraf houd ik een vinger aan de pols. Gaat het allemaal goed? Doet de jongere zinnig werk? Als je de hele dag moet vegen, ben je je motivatie snel kwijt. Wie de kantjes ervanaf loopt, spreek ik daarop aan en wijs hem of haar nogmaals op de spelregels. Maar net zo belangrijk is complimenten geven als het wél goed gaat.”

Doelgroep verandert
“Wat ik de laatste vijf jaar zie, is dat de doelgroep verandert. De jongeren met wie we te maken hebben worden moeilijker, hebben vaker gedragsproblemen en vertonen respectloos gedrag. Ze komen vaak binnen met een houding van ‘ik bepaal zelf wel wat er gebeurt’. Vroeger was ik ‘die meneer van justitie’, tegenwoordig word ik weleens uitgescholden. Door deze verharding van de doelgroep is de RvdK de huidige methodiek aan het doorontwikkelen.”

Scheepswerf
“Gelukkig is niet iedereen negatief. Integendeel. Eén zaak zal ik nooit vergeten: een jongen met wie bij het intakegesprek geen land te bezeilen was kon ik uiteindelijk bij een scheepswerf plaatsen. Hij had het daar zo naar zijn zin dat hij er nog half jaar is blijven werken. Hij wilde het schip, waaraan hij had meegewerkt, helemaal af zien. Mooi, toch?”

Eindgesprek
“Als de taakstraf erop zit, sluiten we af met een eindgesprek. Vaak merk je dan dat ze enorm opgelucht zijn dat ze het hebben volbracht. Gelukkig lukt dat in de meeste gevallen: in 2022 zijn in Nederland 5495 taakstraffen door de RvdK in behandeling genomen, waarvan er 4256 succesvol zijn afgerond. Ik ben iedere keer weer voldaan als ‘mijn jongere’ dat heeft bereikt.” ♦

“Uiteindelijk wil iedereen het beste voor zijn kind”

Brigitte Mulders
Brigitte Mulders

Wanneer ouders uit elkaar gaan, lukt het de meeste ouders om samen tot goede afspraken te komen over de zorg rondom hun kind(eren). Lukt dit niet en gaan zij de juridische strijd aan, dan kan de rechter de RvdK om advies vragen. Raadsonderzoeker Brigitte Mulders: “Als het lukt om met de ouders (en het kind) tot afspraken te komen waar zij samen achter kunnen staan, geeft me dat veel voldoening.”

Om een goed advies te kunnen geven, doet een raadsonderzoeker onderzoek naar de situatie in het gezin: een Gezags- en Omgangsonderzoek (G&O-onderzoek). Brigitte: “Dat begint met een overleg met een gedragsdeskundige en een juridisch deskundige van de RvdK. We bespreken naar aanleiding van de zitting wat de onderzoeksvragen zijn en daar ga ik als raadsonderzoeker mee aan de slag. Dat betekent: gesprekken voeren met het kind, de ouders, zogenoemde informanten zoals leerkrachten - en eventueel betrokken hulpverleners. Soms praten we ook met mensen uit het netwerk van een gezin, zoals grootouders of ’nieuwe’ partners. Dat laatste is ook weleens lastig: hoe belangrijk het netwerk ook is voor een gezin, deze mensen staan soms té dichtbij om ons objectief te kunnen informeren.”

Advies
Brigitte: “In die gesprekken probeer ik een beeld te krijgen van het gezin, op basis waarvan ik een gefundeerd advies kan schrijven voor de rechter. Vaak gaat het om afspraken rondom een omgangsregeling of de (hoofd)verblijfplaats van het kind, wat zeer gevoelige onderwerpen voor het hele gezin zijn. In een enkel geval zijn de zorgen zo groot dat we een kinderbeschermingsmaatregel verzoeken aan de kinderrechter. Voordat we hiertoe overgaan, stellen we ouders en kind(eren) van onze zorgen op de hoogte en breiden uit naar een zogenoemd kinderbeschermingsonderzoek. Ouders krijgen het advies (en eventueel het verzoek om een kinderbeschermingsmaatregel) aan de rechter altijd vooraf te lezen. Zij hebben het recht om hun eigen zienswijze te geven op het hele conceptrapport. We proberen het onderzoek zo snel mogelijk af te ronden, gemiddeld duurt dat zo’n twee maanden.”

Kwetsbaarheid
“Wat ik bijzonder vind aan de gesprekken die ik voer- en wat me ook telkens weer verbaast – is hoe open mensen kunnen zijn”, vervolgt Brigitte. “Ik vind het mooi om te zien hoe ouders mij in hun wereld binnenlaten en hun kwetsbaarheid tonen, ondanks dat de meesten niet zitten te wachten op bemoeienis van de overheid. Misschien komt dat doordat ik een buitenstaander voor hen ben. Ik zie een enorme behoefte bij mensen om hun verhaal te vertellen, uiteindelijk willen ze allemaal het beste voor hun kind.”

Oudervervreemding
Brigitte: “Maar hoe graag ouders ook (zeggen) het beste voor hun kind te willen, ik zie ook situaties waarin de ene ouder de andere ouder bewust of onbewust in een kwaad daglicht stelt. Als er geen gegronde of aannemelijke redenen voor een kind zijn om een ouder en het contact af te wijzen, kan er sprake zijn van oudervervreemding. Ik vind dat een zeer lastige situatie, die moeilijk te doorbreken is. Dan kan het gebeuren dat een kind geen enkel contact meer wil met die ouder. Zo ontstaan schrijnende situaties die soms alleen maar verharden. Eigenlijk weet je dan bij het schrijven van het advies al dat het contact tussen de niet-verzorgende ouder en kind heel lastig gaat worden. Er zijn dan vaak alleen maar verliezers.”

Weerstand
“Opkomen voor kwetsbare gezinnen en duidelijkheid geven in de moeilijke periode na een scheiding; dat is mijn drive om dit werk te doen. De gesprekken die ik als raadsonderzoeker in G&O-onderzoeken voer, vragen om specifieke gesprekstechnieken, Daarin laat ik zien neutraal te zijn: niet partij te kiezen voor één van de ouders, maar voor het kind. Ouders, maar ook kinderen, staan regelmatig lijnrecht tegenover elkaar en hopen dat ik een advies zal schrijven dat het meest passend is bij wat zij denken dat goed voor hun (kind) is. Daarin laveren en komen tot een passende oplossing die voor alle betrokkenen goed voelt maar bovenal voor het kind het beste is; daar doe ik het voor.” ♦